Het college is (voorlopig) verlost van deze luis in de pels
Met Wilma Philipse (FNV) verliest de Ondernemingsraad zijn langstzittende en markantste lid. Philipse dreef het college van bestuur én haar collega’s in de medezeggenschap niet zelden tot wanhoop met kritische vragen en opmerkingen. ‘Misschien kom ik nog eens terug.’
Waarom zet je er een punt achter?
‘De Ondernemingsraad kost heel veel tijd. Vaak was ik op zaterdag en zondag nog bezig met het lezen van stukken. Ik zit al sinds 1997 in de medezeggenschap en altijd met veel plezier, maar het is elk jaar toch een beetje hetzelfde. Dezelfde punten op de agenda komen weer voorbij. Daarnaast heb ik óók een heel leuke en drukke baan als studieadviseur. Ik blijf actief in de medezeggenschap van de faculteit (FNWI,red.).’
Is je afscheid van de OR definitief?
‘Nou, misschien kom ik nog eens terug. Ik moet immers nog tien jaar door, voor mijn pensioen. De medezeggenschap zit in mijn bloed. Mijn vader was ook een echte vakbondsman.’
Je maakte het je collega’s en het college van bestuur niet altijd gemakkelijk.
‘Als je iets doet, moet je het goed doen. Overal zijn mensen die de kantjes er vanaf lopen – maar zo ben ik niet. Het is enorm belangrijk dat je als lid van de medezeggenschap scherp bent en blijft. Als je een document leest, moet je het van voor tot achter bestuderen. Oók de laatste pagina’s. Daar kan net iets in staan, waar je op door moet vragen.’
‘Waar ik me aan erger is als studenten de stukken niet goed hebben gelezen’
Niet zelden ging je tekeer tegen – meestal – leden van de studentenraad. Waarom?
‘Het afgelopen jaar heb ik mezelf erop betrapt dat ik enkele keren echt geïrriteerd raakte en dat ook op die manier uitte. Dat is niet altijd slim. Waar ik me aan erger is als studenten de stukken niet goed gelezen hebben. Studenten willen altijd heel veel, maar het is soms verstandig om de verslagen van het jaar ervoor eens te bekijken. Dan zie je welke vragen toen al gesteld zijn en wat de reactie van het college was. Besturen en medezeggenschap is een doorlopend proces en niet iets wat begint en eindigt met één studentenraad.’
Is dat het manco van een studentenraad die elk jaar wisselt?
‘Tegen de tijd dat studenten goed en wel ingewerkt zijn, staat er een nieuwe club klaar om hen af te lossen. Zo is het nu eenmaal. Daar kan je niks aan doen – je kunt niet van studenten verlangen dat ze twee jaar in de studentenraad gaan.’
Heb je veel invloed in de Ondernemingsraad?
‘Nou, dat valt wel mee, hoor. In de basis kan je meepraten over nieuwe plannen. Als je puur voor de invloed de medezeggenschap in wil, kan je beter in een Onderdeelcommissie (medezeggenschapsraad op facultair niveau, red.) gaan. Dan praat je mee over de invulling van beleid op lokaal niveau. In de Ondernemingsraad gaat het vaak over de grote lijnen.’
Wat was jouw finest hour, waar je trots op bent?
Denkt lang na. ‘Het zit ‘m vaak in de kleine dingetjes. Dat je iets kunt regelen voor een werknemer, bijvoorbeeld. Jaren terug werkte iemand in de Refter een aantal uren per week op een nulurencontract. Met de invoering van studentenbaantjes op de campus werd die persoon niet meer opgeroepen. Daar heb ik iets van gezegd en daar is meteen iets mee gedaan, in de vorm van een nieuw contract met enkele vaste uren per week.’
‘Of onlangs nog: de medezeggenschap wil graag een ombudsman op de universiteit. Dat is heel belangrijk, want die persoon kan autonoom te werk gaan en hoeft geen verantwoording af te leggen aan het college van bestuur. De ombudsman krijgt bovendien veel meer bevoegdheden dan een vertrouwenspersoon, bijvoorbeeld. Er is nu een werkgroep met leden van de medezeggenschap om de aanstelling van zo’n ombudsman te onderzoeken.’’
Waar heb jij je de afgelopen jaren hard voor gemaakt?
‘Personeelsbeleid vind ik heel belangrijk. De Radboud Universiteit heeft veel medewerkers in de leeftijdscategorie 45 tot 55 jaar. Die willen vaak best nog eens een nieuwe baan, maar buiten de universiteit komen ze niet meer aan de slag, want ze zijn te oud. Dus willen ze graag binnen de instelling nog eens een nieuwe functie of werkplek. Wat doet de universiteit? Die werft vrijwel alleen extern. Daar wind ik me over op.’
Wat ga je nu doen met de tijd die je overhoudt?
‘Ach, een beetje in de tuin aanklooien. Ik volg een cursus tot imker. De bijtjes houden me dus wel bezig. Dat heb ik trouwens ook van mijn vader, die hield ook bijen. Het is mooi om te zien hoe gestructureerd een bijenvolk samenleeft. Daar kan de universiteit nog wat van leren.’
L.J. Lekkerkerk (Hans) schreef op 14 juli 2017 om 10:53
Jammer dat een actief en kritisch OR-lid wordt beschreven als ‘luis in de pels’. Wilma, dank voor je inzet.
Mathijs Noij schreef op 14 juli 2017 om 10:58
Wilma Philipse gebruikte deze term onlangs zelf nog. Ze riep de nieuwe OR-leden op om een ‘luis in de pels’ van het college te zijn. U heeft blijkbaar een negatieve associatie bij deze term – wij niet.