Congres op koninklijk verzoek
Nederlanders en Denen lijken op elkaar qua sociaal gedrag. Radboudhoogleraar methodologie Peer Scheepers vertelt erover tijdens een congres vandaag in Kopenhagen waar sociale wetenschappers uit de twee landen elkaar treffen, op verzoek van de koninklijke families van beide landen.
Koning Willem-Alexander en koningin Maxima hadden hun bezoek aan de Deense koninklijke familie al gepland toen de details nog moesten worden ingevuld. Het moest niet blijven bij een diner en een wandeling door de koninklijke tuinen, zoveel was duidelijk. Nee, de families gaven te kennen dat ze een wetenschappelijk congres wilden. Dat is er nu, over de sociale ontwikkelingen van Denemarken en van Nederland.
Denemarken en Nederland zijn goed vergelijkbaar als het gaat om ‘het sociale plaatje’. Driekwart van de Denen heeft een groot vertrouwen in de medemens in eigen land, in Nederland is dat bijna 65 procent. Vergelijk dat eens met postcommunistische landen als Polen (9 procent vertrouwt de mensen in eigen land) en Roemenië (15 procent). Of neem Duitsland en België: niet meer dan een derde van onze buren zegt de mensen in eigen land te vertrouwen.
Ook als je kijkt naar de mate waarin landgenoten elkaar de helpende hand bieden, zie je dat Denen en Nederlanders op elkaar lijken. Ze helpen hun buren, vrienden en bekenden vaker dan inwoners van pakweg Duitsland, Polen of Italië.
Socioloog Peer Scheepers, een van de drie Nederlandse sprekers op het congres, vergelijkt de landen van Europa op dit soort kenmerken. Dat Nederland in tal van opzichten lijkt op Denemarken en de andere Scandinavische landen, komt daarin steeds opnieuw naar voren. Zijn verklaring: ze delen een lange, ononderbroken democratische traditie, een soortgelijk systeem van sociale zekerheid en hebben weinig sociale ongelijkheid.
Marokkanen
‘Over het algemeen kun je zeggen dat hoe uitgebreider de sociale verzorgingsstaat is, des te meer vertrouwen er is in anderen, des te meer hulp er wordt gegeven aan mensen in de omgeving en des te meer vrijwilligerswerk er wordt gedaan.’ In zijn kamer in de Thomas van Aquinostraat 6 bladert Scheepers alvast door zijn geprinte PowerPoint. ‘Je ziet dat er in Nederland op dit punt de afgelopen vijftien jaar weinig is veranderd: we blijven door de jaren heen goed voor elkaar zorgen en goed van vertrouwen.’
Tot zover het goede nieuws. Want we zorgen dan wel voor de mensen in onze eigen kring, maar minder voor de Marokkanen, Turken en Antillianen even verderop. De afgelopen tien jaar is het percentage Nederlanders met vooroordelen ten aanzien van migranten verdubbeld, weet Scheepers. Hoe dat bij de Denen is, hoopt hij te horen op het congres, want die cijfers heeft hij niet. Maar hij verwacht ook hier een parallel, omdat de migratiestromen van de afgelopen jaren in beide landen vergelijkbaar zijn. Hoewel: ‘De gangbare verklaring dat het te maken heeft met een toenemend aantal migranten, hebben we niet kunnen aantonen.’
Volgens hem heeft het meer te maken met een andere manier van kijken. ‘In de jaren zestig heetten migranten nog gastarbeiders, in de jaren tachtig spraken we van minderheden, daarna werden het allochtonen. Tegenwoordig zijn het islamieten die wij waarnemen, en die zijn in onze ogen veel gevaarlijker dan gastarbeiders.’
Boodschap
Naar verluidt zal het Nederlands koninklijk paar in ieder geval aanwezig zijn bij het laatste deel van het wetenschappelijk congres: de discussieronde en de receptie. Scheepers hoopt dat het paar dan net ook even de boodschap van zijn lezing meepikt, die vlak voor de discussieronde staat ingepland.
‘We drijven als Nederlanders uit elkaar, dat is een ernstige zaak. Living apart together, dat idee. Daarom zal ik pleiten voor de oprichting van een ministerie van integratie. Op dit moment houden allerlei ministeries zich een beetje bezig met integratie en dat werkt niet zo effectief. Met een eigen ministerie heb je een focus op integratie en kun je problemen écht oppakken.’ / Martine Zuidweg