Dagboek van een co-assistent (4): ‘Alle verpleegkundigen stonden te klappen’
Geneeskundestudenten springen bij in de strijd tegen het coronavirus. De Nijmeegse co-assistent Norah (niet haar echte naam) werkt op de verpleegkundeafdeling in een Brabants ziekenhuis en houdt voor Vox een dagboek bij. 'De enige keren dat ik bang ben om besmet te raken, is als familie terugkomt van het bezoek aan een patiënt.'
Woensdag 15 april – Besmettingsangst
De laatste tijd werk ik vaker als secretaresse van de corona-afdeling. Ik ben het eerste aanspreekpunt en ontvang telefoontjes voor bijvoorbeeld artsen, verpleegkundigen, familie en andere ziekenhuizen. Ik bepaal of het nodig en mogelijk is hen door te verbinden. Ook sta ik bezoekende familieleden van patiënten te woord.
Soms proberen familieleden om – tegen de regels in – met meer dan twee personen tegelijk de afdeling op te komen. Ze kennen de regels maar proberen het toch, vaak uit verdriet en bezorgdheid. Omdat ze hun naaste zo graag willen zien. Ik moet hen dan teleurstellen. Dat zijn moeilijke momenten, want de regels zijn er met een goede reden.
De enige keren dat ik bang ben om besmet te raken, is als familie terugkomt van het bezoek aan een patiënt. Mensen mogen dan – omdat ze handschoenen aanhebben – de hand van hun naaste vasthouden. Maar ze mogen bijvoorbeeld niet knuffelen. Alleen wordt dat door niemand gecontroleerd, en dat vind ik best tricky.
Donderdag 16 april – Vreugdetranen
Vandaag gebeurde er iets heel bijzonders. Een patiënt van rond de zeventig jaar die lange tijd erg ziek was geweest, mocht terug naar huis, na 28 dagen op de afdeling gelegen te hebben. Toen deze patiënt het ziekenhuis verliet, was iedereen zichtbaar aangedaan. Alle verpleegkundigen van de afdeling stonden te klappen en sommigen lieten hun tranen de vrije loop. Dat was een heel vreugdevol en emotioneel moment.
‘Ik kan werk en thuis heel goed scheiden, merk ik’
Verder was het een rustige dag. De toestroom van patiënten neemt iets af en bovendien werken we de laatste tijd met meer geneeskundestudenten op de afdeling. Aan de ene kant biedt dat voordelen, maar het betekent ook dat er minder te doen is. Soms slaat de verveling dan toe, zoals vandaag. Ik heb een tijdje op een massagebed gelegen en een extra kopje soep gedronken. Leuk voor even, maar het liefst werk ik lekker door.
Vrijdag 17 april – Condoleancekaarten
Mensen in mijn omgeving vragen continu hoe het met me gaat, uit een soort bezorgdheid. Omdat ik de laatste tijd veel meemaak natuurlijk, en omdat ik ziekte en sterfte van dichtbij ervaar. Gelukkig kan ik hen zeggen dat het goed met me gaat. Ik kan werk en thuis heel goed scheiden, merk ik.
Een aantal collega’s heeft er meer moeite mee. Bijvoorbeeld tijdens het schrijven van condoleancekaartjes aan overleden patiënten. Het is fijn dat we er op zulke momenten als collega’s echt voor elkaar kunnen zijn.