Worden wij steeds angstiger?
De verspreiding van ebola, terugkerende jihadisten uit Islamitische Staat, op de poort kloppende vluchtelingen: het zijn ‘gevaren’ die onze comfort zone dreigen binnen te stappen. Vlugge conclusie: we worden banger. Maar is dat wel zo?
Twee maanden geleden was de Franse politicoloog Dominique Moïsi te gast in Nijmegen. Een grote naam, want Harvard-professor en adviseur van Nicolas Sarkozy tijdens zijn presidentschap. Moïsi’s boodschap is dat emotie een steeds grotere rol speelt in de internationale politiek. Hij projecteert dat zelfs op continenten. Waar in Azië hoop zegeviert, en in het Midden-Oosten woede en vernedering, is Europa een continent van angst. ‘Voor immigranten, voor terrorisme, voor bommen, voor een islamitische invasie, kortom: voor de Ander’, aldus Moïsi in een essay uit 2009.
Anno 2014 kan daar nog een angst aan toegevoegd worden, namelijk die voor het dodelijke ebolavirus. Het dodental is opgelopen tot boven de vijfduizend, terwijl vijftienduizend mensen zijn geïnfecteerd met het virus. ‘We hebben geen idee waar we in de epidemische curve zitten’, zei tropenarts Koos van der Velden onlangs in een actualiteitencollege van het Soeterbeeck Programma. Hoe lang de ebola-epidemie nog om zich heen zal grijpen, weet dus niemand.
Mexicaanse griep
Het live kunnen volgen van de ebola-uitbraak – via tv, krant of internet – draagt bij aan angstgevoelens in westerse landen. Zo weet communicatiewetenschapper Enny Das, die onderzoek doet naar media, en hoe zij verslag doen van epidemieën. Zij trekt bijvoorbeeld lessen uit de uitbraak van de Mexicaanse griep, en hoe daarover gerapporteerd werd. ‘De epidemische curve loopt totaal niet synchroon met de media-aandachtcurve. Het aantal mediapublicaties zal vooral in de beginfase van een mondiale epidemie groot zijn. Mensen zullen in die fase geneigd zijn hun persoonlijke risico’s te overschatten. Helemaal bij een enge ziekte als ebola, waar nog geen vaccin voor is.’
Komt het onze kant op? Als het na verloop van tijd zo’n vaart niet blijkt te lopen, neemt de aandacht af, zegt Das. ‘Terwijl het aantal slachtoffers zijn hoogtepunt nog lang niet heeft bereikt. In dat opzicht zijn we bijzonder egocentrisch. Als het ons niet deert, hebben we weinig interesse.’ Aan de andere kant: er hoeft maar één ebolapatiënt Nederland te bereiken, en onze ‘Hollandse nuchterheid’ verdwijnt als sneeuw voor de zon. Zoals in de Verenigde Staten, waar de vaststelling van het ebolavirus heeft geleid tot massahysterie. Volgens een peiling van Harvard gelooft 38 procent van de Amerikanen dat het ebolavirus henzelf, of iemand binnen hun familiekring, zal raken. ‘En ik betwijfel of Nederlanders zo anders zijn’, stelt Das.
Het brein
Wie na een tijdje tot de conclusie komt dat een externe dreiging als ebola geen urgent persoonlijk gevaar is, zal inderdaad zijn aandacht verleggen. De beelden, en reportages, zullen op den duur minder indruk maken. ‘Onderschat niet hoe snel mensen zich aanpassen aan een nieuwe situatie’, zegt neuropsycholoog Karin Roelofs. Of specifieker: hoe ons brein zich aanpast. De eerste keer dat we een journalist in oranje kledij zien, ogenblikken voor zijn executie door een IS-strijder, geeft een heftige reactie. Roelofs legt regelmatig mensen onder de breinscanner om hun reactie te meten als zij enge beelden zien. ‘Het zou me niet verbazen als mensen bij het zien van een eerste onthoofdingsvideo een vergelijkbare angstreactie vertonen.’
Maar Roelofs weet ook dat de reactie bij de meeste mensen afvlakt als zij hetzelfde beeld voor een tweede of derde keer zien. Terwijl we via internet steeds meer te zien krijgen van het leed in de wereld, betekent dat niet per se dat we banger worden. ‘We passen ons aan. Er is steeds meer voor nodig om dezelfde angstreactie op te wekken.’
Roelofs benadrukt: elk mens is anders. Ook mensen die bang zijn. De ene persoon komt in actie, en wil alles weten van de dreiging. De ander probeert zich af te sluiten van de angst en vermijdt elke vorm van informatie erover. Angst kan een groot effect hebben op iemands leven als deze chronisch van aard is. ‘Dat is slecht voor de hersenen en kan leiden tot serieuze gezondheidsklachten.’ Op de korte termijn kan angst juist nuttig zijn, legt Roelofs uit. Zoals bij een kind dat leert dat een drukke straat gevaarlijk is, zodat het niet verongelukt. ‘Daar mag het best voor op zijn hoede zijn. Net zoals dat mensen een beetje bang mogen zijn voor ebola, als dat het draagvlak vergroot om het probleem aan te pakken.’
Raketten en minaretten
Maar niet alle angst is nuttig. Als deze wordt opgedrongen, bijvoorbeeld, voor politiek gewin. Roelofs herinnert zich het Zwitserse referendum in 2009, dat leidde tot een verbod op de bouw van minaretten. Op de posters die de Volkspartij toen inzette, is een gesluierde moslima afgebeeld, met op de achtergrond de Zwitserse vlag en enkele op kruisraketten lijkende minaretten. ‘Daar werd bewust de associatie opgeroepen tussen raketten en minaretten. Dat roept angst op die niet gegrond is.’
Associatieve angst kan zich manifesteren doordat mensen niet meer naast een moslim in de metro willen staan. Want moslims zijn terroristen. Of niet meer naar Afrika durven reizen, want Afrika is een continent van ziekten. Stigma’s en stereotypen worden, als een stempel op het voorhoofd, nog eens extra stevig aangedrukt. Er kunnen jaren overheen gaan voor de inkt weer begint te vervagen.
Wie is de Ander?
Is Europa dan toch een continent van angst, zoals Dominique Moïsi betoogt? Hoogleraar Internationale betrekkingen Bertjan Verbeek denkt er het zijne van. Binnen zijn vakgebied – ‘ik kijk op het niveau van staten’ – spreekt hij liever niet over angst. ‘Dat is bijna een fysiek verschijnsel, dat je ondervindt onder directe dreiging’. Staten en politici hebben meer te maken met wat Verbeek onzekerheden noemt. ‘Je vriend van vandaag kan je vijand van morgen zijn. Wat willen leiders van een land echt? Daar zit hem voor politici de onzekerheid. Maar dat is geen directe fysieke dreiging, zoals we die voelen als we bang zijn.’
Toch: ‘Moïsi heeft een punt als hij bedoelt dat de EU bang is om het spel van realpolitik te spelen, het harde spel’, zegt Verbeek. ‘Het spaart liever de kool en de geit.’ In de opstelling tegenover Rusland, bijvoorbeeld, ziet Verbeek in Europa vooral diversiteit, en geen eenduidige visie over hoe de Russische agressie in Oekraïne te stoppen. Sommige landen verdienen nou eenmaal meer geld aan de handel en wandel met Rusland, dan andere. De angst voor het verlies van handelscontracten is in sommige Europese landen groter dan die voor de Russische agressie.
‘En wie is de Ander, waar Moïsi over praat?’, vraagt Verbeek zich af. ‘Volgens mij zijn Europese politici wel degelijk in staat om een Tunesische politicus en een jihadist van IS uit elkaar te houden. Ik geloof niet in een algemeen idee van een Fort Europa dat barbaren wil buitenhouden. Wel dat door globalisering de afstand tussen ‘wij’ en ‘zij’ kleiner wordt, waardoor eventuele brandhaarden dichterbij komen. Dat kan bij burgers onderhuidse gevoelens van onzekerheid teweegbrengen. Of angst, zo je wilt.’
Grenscontroles
Bestaat er zoiets als collectieve angst? Politiek geograaf Henk van Houtum denkt van wel. ‘Die wordt bovendien gevoed door het Europese buitengrensbeleid. De toegang tot de EU is mondiaal ongelijk verdeeld: veelal krijgen mensen die geboren zijn in moslimlanden, of in arme landen, geen visum. Dat is onrechtvaardig. Migranten die buiten worden gehouden, worden onterecht gekoppeld aan criminaliteit en terreur. De fobische mythe van een invasie wordt daarmee aangewakkerd.’ Waar dient de grens dan voor? ‘Rust creëren, maar het werkt averechts.’
De EU geeft steeds meer geld uit aan grenscontroles, terwijl de bootjes vol vluchtelingen blijven komen. Volgens Bertjan Verbeek sluit de EU haar grenzen uit economisch-rationele overwegingen. ‘Zijn wij bang voor Syrische vluchtelingen? Nee, wij zijn bang om onze banen te verliezen. Wij sluiten onze grenzen niet omdat we vluchtelingen als een existentiële dreiging zien.’
Van Houtum ziet dat anders en wijst op de retoriek waarmee over ongedocumenteerde migranten wordt gepraat. ‘Het gaat steeds vaker onverbloemd over stromen, massa’s en zelfs tsunami’s, waar dijken tegen opgeworpen moeten worden.’ De groep migranten die zonder visum Europa aandoet, is slechts een fractie van de groep die op legitieme wijze de EU binnenkomt. ‘De angst is dus groter dan rationeel gegrond.’ Die angst gaat verder dan het verliezen van een baan: ‘Het gaat over ontvreemding van onze samenleving: economie, democratie, geloof, identiteit en cultuur. Dat leidt tot verhitte, vaak oeverloze debatten, over wat onze cultuur eigenlijk is.’
Rare gewoonten
Wat zou er gebeuren als we onze angstbril afzetten, en met een open blik naar grote thema’s kijken als ebola, IS en migratie? Verbeek: ‘Ebola versterkt stereotype beelden van Afrika als continent van slechte hygiëne, vreemd geloof en rare gewoonten. Dat koppelen we aan ons idee van een tribale samenleving. Wat mensen niet zien, is dat factoren als bevolkingsgroei en urbanisatie ten grondslag liggen aan de ebola-uitbraak.’
Volgens Van Houtum zouden we vaker vanuit mondiale rechtvaardigheid naar grote thema’s moeten kijken. ‘De uitbraak van ebola, of de komst van vluchtelingen, kan je niet alleen verklaren door te wijzen naar specifieke lokale omstandigheden’, zegt hij. ‘Je moet ook naar de mondiale systeemfouten kijken. Zoals de ongelijke welvaartsverdeling, de uitsluiting van migranten op basis van waar ze geboren zijn, de handelsbelangen en het feit dat de meeste medicijnen worden gemaakt voor rijke landen.’
Het tragische is dat deze problemen over een periode van decennia zijn ontstaan. Executies of virusuitbraken worden breed uitgemeten in de media. Ze roepen emotie op, angst. ‘Maar zonder nieuwswaarde wordt iets al snel genegeerd’, concludeert Enny Das. Een nieuwe hongersnood in Afrika, het zoveelste bootje dat kapseist in de Middellandse Zee: op een gegeven moment vragen mensen zich af wat ze ermee moeten. Ze halen hun schouders op en gaan over tot de orde van de dag. / Mathijs Noij
Dit verhaal verschijnt ook in Vox 3, die vanaf vanmiddag in de bakken ligt.