De ene beschonken student is de andere niet (blijkt uit onderzoek)

10 sep 2020

Martine Groefsema onderzocht de afgelopen jaren hoe studenten hun drinkgedrag aanpassen aan de groep. Daarbij moest ze creatief zijn in haar onderzoeksmethoden. 'Deelnemers wisten niet dat er een acteur onder hen was.'

In de kroeg vroegen vrienden haar soms of ze niet stiekem onderzoek aan het doen was. ‘Dan werd er achterdochtig naar me gekeken’, zegt Martine Groefsema lachend. Niet zo gek, want de neurowetenschapper bestudeerde de afgelopen jaren drinkende jongvolwassenen, en dan met name het groepsgedrag. Vandaag promoveert ze erop aan het Behavioural Science Institute.

Haar onderzoek spreekt aan, zegt Groefsema, want bijna iedereen komt wel eens bij elkaar om samen wat te drinken. ‘Als ik vertel waar mijn onderzoek over gaat, is het gelijk gezellig.’ Groefsema observeerden hoe studenten hun drinkgedrag aanpassen aan de groep, en probeerde te verklaren waarom de een gevoeliger is voor non-verbale sociale hints dan de ander.

Telefoons

Maar een zuiver beeld krijgen van dit gedrag is nog niet zo eenvoudig. Want hoe onderzoek je een verzameling beschonken jonge mensen? Je als onderzoeker mengen in de te observeren groep, gaat niet. ‘Want iemand zal niet hetzelfde drinkgedrag vertonen als diegene weet dat-ie wordt geobserveerd’, zegt Groefsema. ‘Het ligt zó gevoelig.’

Ze bedacht een vragenlijst die jongeren die op donderdag-, vrijdag- en zaterdagavond op stap waren, op hun telefoon konden invullen. ‘Ik wilde weten met wie ze waren, wat ze dronken, hoe laat en hoeveel.’ De vragen konden binnen een minuut ingevuld worden en de response rate was volgens de promovenda met 80 procent erg hoog.

‘Het drinktempo bleek juist hoger wanneer men vroeger begon met drinken’

Groefsema’s eerste hypothese had te maken met drinktempo. ‘Ik dacht dat studenten die later op de avond begonnen, hun vrienden op alcoholisch gebied probeerden in te halen’, zegt ze. Ze veronderstelde van wel. Hoe later iemand begint met drinken, hoe sneller hij of zij drinkt, dus. ‘Maar dat vond ik eigenlijk niet.’ Het drinktempo bleek juist veel hoger wanneer men vroeger begon met drinken. Die kennis is nuttig, want kan later weer gebruikt worden om jongvolwassenen minder te laten drinken. Dit door hen te stimuleren láter te gaan drinken, aldus het onderzoek.

Groepsgedrag in een café-setting hoeft overigens niet per se iets negatiefs te zijn, vertelt Groefsema. ‘Je hoort wel eens dat studenten  zich door elkaar zouden laten overhalen meer te drinken, en dat is slecht.’ Maar het betekent ook dat studenten mínder kunnen gaan drinken, zodra zij zich met mensen omgeven die dat ook doen. ‘Het merendeel van de studenten past het drinkgedrag bijvoorbeeld aan zodra ze gaan werken’, zegt de promovenda. ‘Dat noemen ze maturing out.’ Uit eerder onderzoek bleek al dat mensen zich aanpassen aan hun drinkpartners, de één alleen wat meer dan de ander.

Het brein

In het tweede deel van het onderzoek dook Groefsema het brein in, om te kijken of sociaal drinken verklaard kon worden door verschillen in geactiveerde beloningsgebieden. Ze begon haar experiment in het bar-lab aan de universiteit. ‘Een unieke setting, wereldwijd zijn er maar twee of drie van’, zegt de promovenda.

Ze vroeg de deelnemers aan het experiment onder andere naar hun motieven om te drinken. Hielp alcohol ze door lastige situaties heen? Was het groepsdruk? Daarna moesten de proefpersonen alcoholreclames beoordelen. Tussendoor hadden ze half uur pauze waarin ze in het bar-lab wat mochten drinken, en begon het échte experiment. ‘De deelnemers wisten namelijk niet dat er een acteur onder hen was. Iemand die drie biertjes in een half uur dronk – best veel – of juist maar één biertje in half uur.’

Martine Groefsema. Foto: privé

Diezelfde studenten werden op basis van de resultaten en vragenlijsten gegroepeerd in lichte, zware en afhankelijke drinkers, en werden vervolgens in een MRI-scan gelegd. Groefsema liet de deelnemers verschillende foto’s zien van glazen alcohol en fris, mét en zonder mensen die het drankje vasthielden en proostten. Ook bood ze de deelnemers –  nog steeds in de scanner – slokjes bier en water aan.

Drinkmotieven en de reacties in de hersenen konden, tegen de verwachting in, níet gelinkt worden aan het drinkgedrag dat was gemeten in het barlab en met de vragenlijst. De reactie in het brein bij het zien van plaatjes van alcohol, of dat nu afbeeldingen waren mét of zonder mensen, was niet te koppelen aan sociaal drinkgedrag in het bar-lab of in de eigen omgeving. De reactie in de hersenen op een slokje bier bleek bij lichte, zware en problematische drinkers bovendien niet te verschillen.

Weinig kennis

De meeste van Groefsema’s hypothesen werden niet bevestigd, wat ook kan betekenen dat er eigenlijk nog relatief weinig bekend is over drinken in een sociale context. Is dat gezien het feit dat alcohol al zo lang bestaat, niet vreemd?

De neurowetenschapper legt uit dat dat met het onderzoek te maken heeft. Er zijn simpelweg nog maar weinig stapavonden grondig onderzocht, zegt Groefsema. Juist omdat onderzoek doen buiten een lab-setting moeilijk is, en het gebruik van vragenlijsten per telefoon relatief nieuw. ‘Veel eerder onderzoek werkte met vragenlijsten die een dag ná het avondje stappen werden verstuurd. Maar wat je nodig hebt voor goede resultaten, is een vragenlijst op het moment zelf. Mensen zijn slecht in het herinneren hoeveel ze de avond ervoor hebben gedronken.’

Als Groefsema’s onderzoek al iets aantoont, is het dat sociaal drinken meer contextafhankelijk is dan altijd werd gedacht. ‘Ik denk dat het fluctueert hoe beïnvloedbaar je bent. Misschien voel jij je tijdens een avondje uit wel niet zo lekker, misschien vind jij de persoon met wie je drinkt wel woest aantrekkelijk, en maakt dat uit. Dat moet in de toekomst echt onderzocht worden.’

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!