De leraar is een loser (in romans dan)
Ton Bastings onderzocht het imago van de leraar in de Nederlandse literatuur. Dat imago blijkt beroerd. Bastings zoekt de oorzaak bij de veranderingen in het onderwijs van de afgelopen decennia. Hij promoveert 13 december op het proefschrift ‘Meesters van papier’.
Ton Bastings is zelf leraar. Hij geeft Nederlands op een school voor middelbaar beroepsonderwijs in Den Bosch. Al bijna veertig jaar. In al die jaren is het imago van de leraar er niet beter op geworden, is zijn indruk. Maar hoe komt de leraar er vanaf in de Nederlandse literatuur, vroeg hij zich af. En dan vooral in de boeken die zijn geschreven door mensen die het kunnen weten, dus door auteurs die zelf leraar zijn (geweest).
Zware drinker
Hij bestudeerde romans van schrijvers als Jan Siebelink, Robert Anker, Ferdinand Bordewijk, Lodewijk Wiener en Cyrille Offermans, die allemaal een carrière in het voortgezet onderwijs achter de rug hebben. Om iets objectiefs te kunnen zeggen over de hoofdpersonages van die romans, de leraren dus, toetste hij de handelingen van die personages aan de in de praktijk geldende bekwaamheidseisen van leraren. Die eisen ofwel beroepscompetenties zijn in 2006 wettelijk vastgelegd, in de Wet BIO (Beroepen in Onderwijs).
Zijn bevinding: de romanhelden komen er beroerd vanaf. In negen van de tien romans die Bastings analyseerde is de leraar een eenzame vrijgezel, in zes van de tien romans een zware drinker, in zeven van de tien romans hebben ze seksuele contacten met leerlingen en in alle tien de boeken geven de leraren er voortijdig de brui aan. Drie leraren in de romans plegen zelfmoord en een overweegt dat te doen.
Lekker dan.
‘Ja, dat strookt natuurlijk niet met de beroepscompetenties van leraren maar ook niet met de realiteit. Hoewel het bijvoorbeeld van Wiener wel bekend is dat hij relaties had met leerlingen en daarmee ook ging samenwonen.’
Wat is er aan de hand?
‘Je leest in alle boeken van deze mensen dat ze verbolgen zijn over de ontwikkelingen in het onderwijs. Om verschillende redenen, maar de belangrijkste zijn de onderwijsontwikkelingen in de jaren negentig, zoals de komst van het studiehuis, de tweede fase en later het competentieleren. Leraren mochten steeds minder les geven. Hun vak werd hen als het ware afgepakt. Ze stonden voortaan alleen nog maar vanaf een afstandje te kijken hoe de leerlingen zich de stof eigen maakten. In jargon heet het: de leraar schept een omgeving waarin de leerling zijn eigen leerproces vorm en inhoud kan geven. Dat maakt de leraar dus min of meer overbodig.’
Waarom dan zo’n schep er bovenop in de romans met een loser van een leraar?
‘Ik vermoed dat deze oud-leraren middels hun romans ageren tegen het door de overheid geschetste beeld van de leraar. De overheid probeert in campagnes een dynamisch beeld van het lerarenberoep te scheppen, alsof het werk iedere dag anders is. Ik kan je wel vertellen dat dat beeld niet klopt. De leraar is door alle onderwijsontwikkelingen ook echt minder belangrijk geworden in de klas. Maar de auteurs zijn daarnaast verbitterd. Een aanwijzing daarvoor is dat ze zich op non-fictionele wijze, dus in de pers en op opiniepagina’s, op dezelfde manier hebben geuit.’
Het beeld van de leraar in deze romans neigt naar een karikatuur, constateert u zelf.
‘Wat natuurlijk meespeelt, is dat een personage lezers moet intrigeren. Een protagonist met butsen en scheuren spreekt meer tot de verbeelding dan een perfect iemand. Maar daar staat tegenover dat in vier van de romans leraren worden opgevoerd die hun vak uitstekend beheersen. Wat opvalt is dat de leraar hier dan niet wordt opgevoerd zoals de overheid hem al jaren probeert te kneden, dus als coach en begeleider, maar als iemand die alles weet van zijn vak en dat in klassikaal verband overbrengt op zijn leerlingen. De protagonist in deze romans is de docent van vroeger.’
Voldoen deze leraren dan wel aan de bekwaamheidseisen zoals die in de wet zijn vastgelegd?
‘Nee, eigenlijk kan niemand aan die eisen voldoen. Neem de competentie “omgaan met collega’s”, daar zijn die personages die hun vak beheersen ook niet goed in. Dat heeft weer te maken met de kloof met de jonge collega’s die in hun opleiding hebben geleerd om andere accenten te leggen.’
Sta je zelf met plezier voor de klas?
‘Ja. Ook al zijn mijn leerlingen echt niet dol op het vak Nederlands, ze hebben het wel heel hard nodig. Ik zie het vooral als mijn taak om de leerlingen taalbewust te maken zodat ze niet het slachtoffer worden van propaganda of reclametaal. Dat doe ik op mijn eigen manier: ik sta nog ouderwets voor de klas. Maar ik ben wel een uitzondering. Bij veel collega’s zitten de leerlingen achter hun laptop. De collega’s zelf lopen dan een beetje rond om te kijken of er iemand hulp nodig heeft. Mij niet gezien.’
Ton Bastings promoveert op 13 december om 14.30 uur in de Aula
Peter Klaren schreef op 10 december 2018 om 12:07
De bekwaamheidseisen zoals vastgelegd in de wet Bio gelden voor voor veel leraren (die in het primair onderwijs, praktijkonderwijs, voorbereidend beroepsonderwijs, mavo, havo, vwo; zie https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2017-148.html), maar niet voor universiteitsdocenten. Vreemd, eigenlijk.
Marcel Moekotte schreef op 15 december 2018 om 13:26
Hear. Hear! Alweer een belangwekkend onderzoek naar “de status” van de leraar. Allemaal waar maar de teloorgang van die status hebben ze toch echt aan zichzelf te danken. Op de eerste plaats bestaat er geen echte beroepsgroep. Er zijn een gering aantal leraren nog lid van een vakbond maar dat stelt in praktijk niets voor. Ook dat is een slapende minderheid die zich laat leiden door vakbondsbestuurders die de ( overheids) waan van de dag volgen en veelal zelf ook niet voor de klas gestaan hebben. Op de tweede plaats is het misgegaan in de 90 er jaren met de invoering van de lump sum financiering en de installatie van bestuursorganen die deze lump sum moeten beheren. Sindsdien is het salaris van leraren bijna stil blijven staan, lees achteruit gegaan. In dit kader is het mi ook jammer dat het lerarenregister waarschijnlijk afgeblazen wordt. Het was een ultieme kans geweest een duidelijke zichzelf profilerende beroepsgroep te creëeren en beroepsbeoefenaren te verenigen en het beroep weer op de kaart te zetten. Ook dit register is door bestuurlijke inmenging via vakbonden en sectorbesturen om zeep geholpen. Zelfs voordat het officieel ingevoerd kon worden. Je kunt als leraar ook alleen met plezier voor de klas staan als het management de intentie heeft er voor jou te zijn ( en niet voor leerlingen cq ouders!) Een manager helpt je met de uitvoering van het beroep leraar door je zoveel mogelijk te faciliteren en je te beschermen tegen overbezorgde ouders en vreemde wensen van dezelfde ouders en tegen politieke oprispingen. Het huidige lerarentekort houdt nog wel even aan zolang de status van het beroep niet verbetert (dat tekort lost men dus niet alleen op met meer salaris) en men bevoegdheidseisen los laat en besturen het mandaat geeft om iemand bekwaam te achten. Op die manier kan elke gek voor de klas gezet worden. En daar moeten echte leraren zelf voor gaan liggen.