De moeilijke verhouding tussen werkverschaffing en natuurbehoud
Tata Steel, de Nijmeegse asfaltfabriek of de intensieve veehouderij: rondom vervuilende industrieën is veel discussie. Ze zijn schadelijk voor natuur en gezondheid, maar zorgen vaak ook voor werk. ‘Natuurbescherming en werkgelegenheid hebben altijd al een moeizame verhouding gehad,’ zegt onderzoeker Kristian Mennen. Daarover geeft hij zaterdag een mini-college.
Komend weekend kunnen geschiedenisliefhebbers hun hart ophalen tijdens 024geschiedenis. Bezoekers kunnen onder meer meedoen aan een stadswandeling, zeep maken in de oude Dobbelmanfabriek of naar een re-enactment van de Tweede Wereldoorlog (zie kaderstuk).
Historici van de Radboud Universiteit organiseren een reeks mini-colleges rondom het thema werk. Postdoc-onderzoeker Kristian Mennen voert het publiek mee terug naar de jaren dertig, als de werkgelegenheid voor het eerst op gespannen voet komt te staan met natuurbehoud.
Woeste gronden
De werkloosheid was toen zo groot dat het ministerie van Sociale Zaken werk ging máken, vertelt Mennen. ‘In werkverschaffingsprojecten gingen werklozen zogenaamde ‘woeste gronden’ ontginnen voor de landbouw.’ Het begon met lokale klussen die toch al moesten gebeuren. ‘Dan liet de gemeente bijvoorbeeld twintig werklozen uit het dorp een week lang de sloten uitbaggeren.’ Maar Nijmegen kende ook grootschaliger projecten, zoals de bouw van het Goffertstadion. Mennen haalt de cijfers er even bij: ‘Daar zaten meer dan 200.000 arbeidsdagen in, vier jaar werk voor gemiddeld 160 arbeiders.’
Toen de meest voor de hand liggende werkzaamheden ‘op’ waren, kwamen er projecten die schadelijk waren voor het natuurschoon, zegt Mennen. Heidegebieden moesten plaatsmaken voor landbouwgrond. ‘Ontginning van braakliggend land was voorheen vaak niet rendabel. Maar toen eigenaren geld konden krijgen van het ministerie werd het opeens aantrekkelijk om onvruchtbare gronden toch in cultuur te laten brengen door werklozen.’
Dat was het moment waarop natuurbeschermingsorganisaties om de hoek kwamen kijken. ‘Als die zagen dat er op zulke gronden ook reuzenpaardenstaart groeide, startten ze bijvoorbeeld petities om de zeldzame planten te behouden.’
‘Natuurbeschermingsorganisaties vonden de aanpak van werkloosheid ook belangrijk’
Maar ze trokken niet altijd aan de bel, volgens Mennen. ‘Natuurbeschermingsorganisaties vonden de aanpak van werkloosheid ook belangrijk. Ze zagen er soms ook een mooie gelegenheid in voor mensen om nuttig werk te doen in de frisse lucht.’ Bovendien maakte bijvoorbeeld Natuurmonumenten zelf ook gebruik van de werkverschaffingsregeling, voor het planten van bomen of het aanleggen van paden.
Kortste eind
De acties van natuurbeschermingsorganisaties wekten irritatie onder boeren. ‘Landbouworganisaties klaagden dat die beschermers wel veel noten op hun zang hadden. Voor hen hielp elke hectare nieuwe landbouwgrond weer een paar boerenzonen in Nederland te houden.’ Maar eigenlijk hadden ze weinig te vrezen van natuurorganisaties volgens Mennen. ‘Die organisaties hadden geen klap in te brengen. Ze mochten hooguit wat meepraten met de ontginningsmaatschappijen en soms een gebiedje aanwijzen waar de planten dan bleven staan.’
Waar natuurbescherming en economische belangen tegenover elkaar staan trekt de natuur altijd aan het kortste eind. ‘Dat zie je nu bij de stikstofcrisis. Veel mensen moeten er niet aan denken dat bedrijven moeten sluiten vanwege wat heideplantjes.’ Toch is er inmiddels meer aandacht voor natuur en milieu, volgens Mennen. ‘Sinds de jaren zeventig staat natuurbescherming op de politieke agenda. Er zijn meer wettelijke richtlijnen, maar het langetermijndenken blijkt nog steeds lastig. Als je de landbouw niet duurzaam inricht en doorgaat met gif strooien, kost dat de samenleving op termijn veel meer geld.’
‘Sinds de jaren zeventig staat natuurbescherming op de politieke agenda’
Wat we dan van de jaren dertig kunnen leren? ‘Op het eerste gezicht lijken economische winst en natuurbehoud niet samen te gaan,’ zegt Mennen. ‘Maar die natuurbeschermingsorganisaties zeiden: laat ons als natuurwetenschappers eerst vaststellen of dit gebied wel geschikt is voor landbouw, of dat het zó kwetsbaar is dat ontginning uiteindelijk geen economisch voordeel oplevert. Zo lukte het ze toch de politiek ervan te overtuigen dat er iets moest gebeuren. En dat in een tijd van werkloosheid en economische crisis waarin nauwelijks publieke belangstelling bestond voor natuur.’
Mini-colleges
Het college van Kristian Mennen en de andere mini-colleges vinden op zaterdag 16 oktober van 13.00 tot 14.30 uur plaats in de Steigerzaal van de Lindenberg. Voor het verdere programma van 024geschiedenis zie: 024geschiedenis 2021 – 024 Geschiedenis Nijmegen. 024geschiedenis is onderdeel van de landelijke Maand van de Geschiedenis.