De promovendus die niemand ziet
Naast een drukke baan ook nog ‘even’ promoveren. In je eigen tijd, zonder dienstverband aan een universiteit. Hoe gek moet je daarvoor zijn? Over promovendi aan de Radboud Universiteit die door weinigen worden opgemerkt, maar er wel in groten getale zijn.
Zonder dienstverband aan de universiteit toch een promotieonderzoek doen: het gaat niet om een enkeling die tot in de late uurtjes in een figuurlijk stoffig zolderkamertje aan een proefschrift werkt. Integendeel, alleen al in Nijmegen wordt het aantal buitenpromovendi verbonden aan de Radboud Universiteit geschat op 650. En dat is nog zonder Radboudumc, waar een vergelijkbaar grote groep buitenpromovendi wordt begeleid (582). Opgeteld zijn dat er méér dan het aantal reguliere promovendi (ruim elfhonderd inclusief Radboudumc).
En toch is het een betrekkelijk onzichtbare groep. Of zoals Floor Basten het typeert, een groep ‘die de universiteit alleen vanuit de ooghoeken opmerkt’. Basten kan het weten, want ze was zelf buitenpromovendus – inmiddels mag ze zichzelf doctor noemen. Bovendien heeft ze onderzoek gedaan naar buitenpromoveren en is ze auteur van het Handboek Buitenpromoveren, waarvoor ze met tientallen buitenpromovendi sprak.
Zo is de centrale registratie van actieve buitenpromovendi nog niet volledig betrouwbaar, meldt de woordvoerder van het universiteitsbestuur. ‘Omdat deze promovendi niet op de loonlijst staan, worden zij niet automatisch geregistreerd. In samenwerking met de faculteiten werken we aan een betere administratie, juist omdat het om een omvangrijke en belangrijke groep gaat.’
Schimmige groep
Aan de hand van cijfers over aantallen promoties en promovendi berekende het Rathenau Instituut dat er in Nederland jaarlijks minimaal duizend promoties moeten zijn van buitenpromovendi. En de groep groeit, weet het instituut. Hoe hard precies is onmogelijk te zeggen, maar bedrijven staan te springen om specialistische kennis. En universiteiten staan, onder het mom van valorisatie, open voor buitenpromovendi.
Dat de buitenpromovendi een schimmige groep vormen is geen Nijmeegs verschijnsel, zegt Charlotte de Roon, voorzitter van het Promovendi Netwerk Nederland. ‘De eerste jaren staan ze vaak niet geregistreerd.’ Dat is niet zo’n probleem, maar het is wél ongewenst dat buitenpromovendi er daarom maar een beetje bij bungelen. ‘Sommigen worden daardoor minder goed ondersteund.’
Treffend is dat zelfs de netwerkorganisatie voor promovendi in Nijmegen, PhD Organisation Nijmegen (PON), geen beeld heeft van de groep. Mariska Kerstholt, bestuurslid: ‘We komen eigenlijk alleen in contact met buitenpromovendi die ons benaderen. Wij hebben hun contactgegevens niet. Ze staan dus niet in onze mailinglist.’
Volgens Floor Basten valt daar nog een wereld te winnen. Buitenpromovendi voelen zich over het algemeen maar weinig verbonden met de universiteit. ‘Terwijl ze veel kennis en een groot netwerk uit de beroepspraktijk meebrengen.’ Kerstholt benadrukt dat PON er niet alleen voor de reguliere promovendi wil zijn, maar ook voor de buitenpromovendi. ‘Helaas is er nu nog geen goede manier om hen gezamenlijk te bereiken.’
Goudmijn
Soms is daar opeens een buitenpromovendus van de Radboud Universiteit die in de volle aandacht staat. Zoals Montasser Alde’emeh, de in Molenbeek wonende jihadexpert die verdachte werd in een politieonderzoek. Of Peggy Bosch, wier onderzoek naar acupunctuur door criticasters tot kwakzalverij werd gedegradeerd. Maar dat zijn incidenten: van de meeste buitenpromovendi vernemen we voor het eerst in de promotieagenda van de universiteit, als ze de eindstreep überhaupt halen. Van de totale groep promovendi, regulier en buiten, haakt gemiddeld 30 procent af tijdens het traject. Omdat het onderzoek van buitenpromovendi in eigen tijd gebeurt, is er in principe geen vaste einddatum, tenzij anders afgesproken met de promotor. Te verwachten valt dat buitenpromovendi daarom langer over hun promotietraject doen, en vaker tussentijds besluiten het bijltje erbij neer te gooien.
Daarmee gaat een goudmijn verloren, benadrukt Basten. Elke promotie levert de universiteit immers een bedrag op dat kan oplopen tot 95.000 euro, ter compensatie voor het begeleiden en faciliteren van het promotieonderzoek. ‘Ik snap daarom niet goed waarom de universiteit niet meer energie steekt in de buitenpromovendus. Ze kosten bijna niks en leveren veel op.’ De woordvoerder van de Radboud Universiteit herkent zich niet in Bastens uitspraak dat de universiteit weinig energie steekt in buitenpromovendi. ‘Wel is het zo dat de tijd en energie vanuit de onderzoeksinstituten komt, en niet vanuit het centraal bestuur van de universiteit.’
Klacht
Af en toe, enkele keren per jaar, heeft PON toch contact met een buitenpromovendus. ‘Ze melden zich dan bij ons met een vraag of klacht’, zegt Mariska Kerstholt. ‘Soms met de gekste dingen.’ Ze noemt het voorbeeld van een promovendus die dacht regulier promovendus te zijn, maar later toch buitenpromovendus bleek.
Ook Claudia Hoekx nam vorig jaar contact op met PON. Haar promotor staakte haar begeleiding, tegen Hoekx’ zin, waardoor ze in Nijmegen zonder promotor kwam te zitten. PON heeft haar verhaal aangehoord, maar kon naar eigen zeggen weinig doen. Kerstholt: ‘Wij kunnen een casus hoogstens ter sprake brengen binnen een faculteit, of bij het college van bestuur. Maar mensen moeten niet verwachten dat wij de middelen hebben om een juridische procedure aan te spannen.’
Het hogerop zoeken had sowieso weinig zin gehad. Een buitenpromovendus is immers geen werknemer en kan niet terugvallen op een CAO of vakbond. ‘Als het echt zover komt dat je in conflict raakt met je promotor’, zegt Floor Basten, ‘sta je als buitenpromovendus rechteloos.’ Haar advies bij een conflict met de promotor? ‘Eieren voor je geld kiezen en op zoek gaan naar een ander.’