De schandalen te lijf: hoe het onderwijs op de militaire academie beter kan
Als de Koninklijke Militaire Academie in Breda het nieuws haalt, heeft dat meestal te maken met schandalen. Promovendus Marenne Jansen liep anderhalf jaar mee met een groep cadetten, die ze zag worstelen met verwachtingen en onduidelijke regels. Jansens advies: ‘Geef de cadetten veel meer verantwoordelijkheid.’
Toen Marenne Jansen de Koninklijke Militaire Academie in Breda voor het eerst binnenstapte, betrad ze een andere wereld. ‘Het militaire wereldje was compleet nieuw voor mij. Het is wel gek als je tijdens je lunch overal marcherende militairen in camouflagekleding ziet. Maar je raakt eraan gewend.’
Anderhalf jaar lang volgde de promovendus twee groepen infanteriecadetten van de academie. De ene groep bestond uit jongeren die nog maar net van de middelbare school kwamen, de andere had al een bachelor achter de rug en was wat ouder. ‘Het verschil was enorm. De jongeren hadden heel sterk dat mythische beeld voor ogen van de militair die bijdraagt aan vrede en veiligheid. De oudere cadetten waren inmiddels veel van dat idealisme kwijt – die wilden vooral een goede opleiding in leiderschap afronden.’ Allemaal keken ze wel uit naar een uitzending, om op die manier iets wezenlijks te doen.
Jansens promotieopdracht – een samenwerking tussen de Radboud Universiteit, TNO en De Nederlandse Defensie Academie – was om zich te verdiepen in militair leiderschap en hoe de opleiding aan de KMA daaraan bijdraagt. ‘Dat had ik kunnen doen door me tot in den treure te verdiepen in allerlei theorieën over leiderschap, maar ik betwijfelde of dat veel zou toevoegen. Bovendien leek het mij een stuk interessanter om van militairen zelf te horen hoe zij denken over leiderschap.’
Het militaire onderwijs krijgt het flink te verduren in je proefschrift. Het zit vol ‘weeffouten’, geef je aan.
‘Op de academie draait het om drie zaken: militaire, academische en persoonlijke vorming. Over die eerste kan ik weinig zeggen – dat gaat over het aanleren van militaire vaardigheden, variërend van het inpakken van je rugzak tot een hinderlaag leggen. Over het tweede – de academische component – heb ik ook geen sterke mening, al durf ik het wel aan te zeggen dat veel colleges spannender kunnen. Zeker de oudere cadetten vervelen zich hier vaak stierlijk.’
De pijn zit ‘m dus in het derde punt: de persoonlijke ontwikkeling. Wat gaat daar mis?
‘Nou, wat vorming precies betekent, is op zich al punt van discussie. Niemand op de academie weet dat precies, maar de cadetten worden er wel constant op afgerekend. Aan de ene kant moeten ze authentiek zijn, aan de andere kant moeten ze gewoon doen wat ze wordt opgedragen. Dat wringt. Die spanning voelen de cadetten, en spreken ze ook uit. Een cadet vertelde mij bijvoorbeeld hoe een majoor zijn groep verweet veel te braaf te zijn. Ze moesten veel meer uitvreten, maar alleen als de majoor niet keek.’
Die spanning is volgens Jansen een voedingsbodem voor allerlei grensoverschrijdend gedrag. Allerlei schandalen op de KMA kwamen de afgelopen jaren aan de oppervlakte. Een homoseksuele cadet die moest rondlopen met een roze baret, een Turkse Nederlander die allerlei grappen over de profeet moest doorstaan en een pelotonscommandant die relaties aanging met meerdere vrouwelijke cadetten tegelijkertijd.
Hoe reageert de academie op dit soort incidenten?
‘Er zijn eigenlijk drie soorten reacties die je dan ziet: ofwel wordt het gedrag vergoelijkt – ach, het piesen in een schoen is maar een grapje van jonge gasten – of iemand wordt neergezet als rotte appel en direct ontslagen. Of, de derde reactie, er worden nog meer regels ingesteld. Maar ook met dat laatste los je het probleem niet op. Daarmee blijven de structuren die dit gedrag uitlokken bestaan. In mijn ogen zijn het dus geen incidenten, maar eerder structurele uitingen van een bepaald systeem.’
Wat zou er moeten gebeuren?
‘Veel meer verantwoordelijkheid geven aan de cadetten. Nu moeten ze vaak lange dagen aanwezig zijn, veel wachten, veel hangen, zonde van tijd! Geef ze daarvoor in de plaats een opdracht om zelf een probleem uit te kiezen en daar oplossingen voor aan te dragen. Durf het risico te nemen dat er iets ontstaat in de les wat je vooraf niet had kunnen bedenken. Dan wordt onderwijs weer spannend, en kan er sprake zijn van echte karakterontwikkeling. Dat je iets moeilijks moet doen, waarvan je niet weet hoe het getoetst wordt.’
Is het niet riskant om de cadetten opeens zo veel vrijheid te geven, met al die wangedragingen in het achterhoofd?
‘Uiteraard moet je grenzen trekken. Geweld, racisme, verkrachtingen, dat is bij de wet verboden en kan niet. Maar veel gedrag hangt er een beetje tussenin, waar het gaat om ontgroeningsrituelen bijvoorbeeld. Maak de cadetten daarvoor zelf verantwoordelijk, maar begeleid ze wel.’
Je bent voor je onderzoek ook naar Afghanistan geweest. Wat was daarvan het doel?
‘Ik wilde in de praktijk zien waar de cadetten voor worden opgeleid. Ik kwam terecht in een kamp bij Mazar-i-Sharif, in het noorden van het land. Daar waren toen zestig Nederlandse militairen gestationeerd. Ik moest hemel en aarde bewegen om daar toestemming voor te krijgen, maar uiteindelijk was er een commandant die zei dat het belangrijk was dat ik zou gaan. Uiteindelijk kwam ik in een gekke situatie terecht. Het was onrustig in het peloton dat ik onderzocht. De manschappen en groepscommandanten waren niet tevreden het hun leider. Net nadat ik vertrok is hij op een andere functie gezet. Dat is vrij uniek, zeker tijdens een uitzending. Door deze situatie veranderde mijn case ook enorm. In plaats van een artikel over hoe operationeel militair leiderschap eruitziet, schreef ik nu een stuk over een peloton dat uit elkaar viel.’
Je zag dus in levenden lijve hoe het leiderschap verkeerd uitpakte. Is dat een illustratie van waar het misgaat in het militaire onderwijs?
‘De vertrokken commandant werkte juist volgens het boekje. Maar het gevolg was dat er te veel afstand bestond tussen hem en zijn peloton, dat het gevoel had hem niet te kennen. Of dat een direct gevolg is van het onderwijs op de KMA is natuurlijk niet wetenschappelijk hard te maken, dus ik zal daar niet al te harde uitspraken over doen.’
Promotie
Marenne Mei Jansen promoveert op 1 november om 10.30 in de Aula van de Radboud Universiteit. Ze werkt nu bij de Adviesraad Internationale Vraagstukken, die advies uitbrengt aan regering en parlement.
Hoe was het leven in het kamp?
‘Om zeven uur is er ontbijt, om twaalf uur lunch en om vijf uur diner. In de tussentijd zijn de meeste militairen druk met sporten, skypen of het kijken van een filmpje. Het leven is georganiseerd en ook wel een tikkie saai. Eén keer mocht ik mee buiten de poort – dat was best spannend. Ik werd in een scherfwerend vest gehesen en ben meegegaan met een voertuig met een aardige boordschutter die elke paar minuten vriendelijk vroeg of het goed met me ging. Uiteindelijk ging deze rit naar een andere kleinere militaire basis, waar we tosti’s aten en kruiswoordpuzzels deden. Best gemoedelijk ook wel.’
En toen dacht je: ik schrijf me in als reservist. Dat is een opmerkelijke stap voor een wetenschapper.
‘Dat verzoek kwam van collega’s bij TNO, die al als reservist werken. Ik dacht: waarom niet? Het is belangrijk om niet alleen maar kritiek te geven, maar ook bij te dragen aan een oplossing.’