De toga geeft gezag, maakt nederig en voelt feestelijk
Frits Vaandrager kreeg hem van zijn opa, Jasper Krommendijk liet een foto aan de binnenkant drukken en Corette Wierenga moet er nog mooie zwarte schoenen bij kopen. Drie hoogleraren over hun toga.
Corette Wierenga, hoogleraar Neurobiologie: ‘Een spijkerbroek ziet er lullig uit’
‘Een van de voordelen van de toga is dat je nooit hoeft na te denken over wat je aan moet bij een plechtigheid. Toen ik nog universitair hoofddocent was, was ik daar veel meer mee bezig. Ik voel me nogal snel opgelaten als ik er netjes uit moet zien. Sinds ik twee jaar geleden hoogleraar werd, is dat probleem opgelost.
Meestal draag ik er iets donkers onder. Een spijkerbroek ziet er lullig uit. Ik moet alleen nog mooiere zwarte schoenen kopen. De schoenen die ik tijdens een concert aan heb, draag ik nu ook bij mijn toga. Ik heb er een paarse binnenvoering in laten naaien, omdat ik paars een mooie kleur vind. Als ik de toga aantrek, krijg ik meteen een feestelijk gevoel. Ik ben blij dat promotoren die geen hoogleraar zijn tegenwoordig ook een toga mogen dragen, want het geheel ziet er dan veel mooier en rustiger uit. Het is ook duidelijker voor het publiek.
Nieuw magazine
Dit verhaal staat in de nieuwe Vox, die te vinden is in de bakken op de campus en waarin alles draait om de toga en de hiërarchie op de universiteit. Heeft de toga zijn langste tijd gehad? Je leest het in het nieuwe magazine.
Wat mij betreft heeft de toga niets verhevens. Het is net zoiets als de witte jas bij een dokter of de toga van een advocaat en een dominee. Je laat ermee zien wat je rol is. Je bent wetenschapper. Bij promoties vind ik het bovendien een eerbetoon aan degene die promoveert. Die heeft zich helemaal uit de naad gewerkt en we vieren met zijn allen dat het gelukt is. Ik kom weleens bij promoties in het buitenland waar geen toga wordt gedragen. In Frankrijk of Duitsland. Dan stap je zo’n zaaltje binnen… totaal niet feestelijk.
In Amerika stelt de PhD defence al helemaal niets voor, er is geen ceremonie. Dat vind ik weinig respectvol richting de promovendus. Bij mijn eigen oratie in 2023 hebben we een familiefoto gemaakt. Mijn vader, emeritus hoogleraar aan de Erasmus Universiteit, had zijn eigen toga aan. Mijn kinderen droegen de kindertoga’s die de universiteit in de Aula heeft hangen. Ontzettend leuk!’
Jasper Krommendijk, hoogleraar Mensenrechten: ‘Een toga draag ik met wisselende gevoelens’
‘Het was de eerste vraag die ik kreeg van de togamaker, toen ik vorig jaar werd benoemd tot hoogleraar: wat wil je met de voering? Op zijn telefoon liet hij allemaal mogelijkheden zien.
Uiteindelijk kwam ik op het idee om er een foto uit 1948 met de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens op te laten drukken. Niet die beroemde foto met Eleanor Roosevelt, maar met een groepje kinderen dat naar de verklaring kijkt.
Minder mensen kennen deze foto. Bovendien symboliseert hij voor mij een persoonlijke opdracht om het idee van mensenrechten door te geven aan een nieuwe generatie. Ik geef ook nog gastlessen op de basisschool.
Het huidige politieke klimaat maakt die opdracht alleen maar prangender. Het nieuwe kabinet tornt aan de fundamenten van de rechtsstaat. De moedwillige pogingen om beleid door te voeren dat juridisch simpelweg niet kan, zet de rechtsstaat onder druk. Dat zag je bijvoorbeeld bij het plan om het staatsnoodrecht toe te passen op het asielbeleid.
‘Is de toga essentieel binnen de wetenschap? Zo ver zou ik niet willen gaan’
Een toga draag ik met wisselende gevoelens. Enerzijds waardeer ik de traditie. Het geeft cachet aan bijvoorbeeld een promotie of oratie. Als je daar alle rites en tradities weghaalt, wat blijft er dan nog van over?
Anderzijds bestendigt het de hiërarchie. Soms zit ik in de corona met het gevoel: waarom zit ik hier eigenlijk? Dat is alleen vanwege mijn rang. Liever zou ik dan in de zaal zitten. Dan zien mensen het tenminste niet als je ongeïnteresseerd kijkt of afdwaalt.
Ik draag ook een toga als ik optreed als rechter-plaatsvervanger. Voor de onafhankelijke rechtspraak is een toga essentieel. Daarmee laat je zien: ik oordeel objectief, ik oordeel zonder aanziens des persoons.
In zekere zin heeft de hooglerarentoga een zelfde functie. Het geeft gezag – we zijn niet zomaar wat lieden die alleen maar iets roepen vanuit een persoonlijke overtuiging. Maar is hij ook essentieel binnen de wetenschap? Zo ver zou ik niet willen gaan.’
Frits Vaandrager, hoogleraar Informatica: ‘Als ik hem draag, denk ik aan mijn opa’
‘Toen ik in 1995 hoogleraar werd, kreeg ik van mijn opa een toga cadeau. We hadden een speciale band. Mijn ouders waren heel atechnisch. Zelfs een spijker in de muur slaan was al een uitdaging. Als opa Arie kwam logeren, deed hij daarom alle klusjes in huis. Ik liep als kind de hele tijd achter hem aan en vond het fascinerend wat hij allemaal kon.
Mijn bètatalent heb ik van hem, denk ik. We hadden ook veel gedeelde interesses, zoals muziek. Opa kwam uit een arbeidersgezin, zijn vader overleed jong. Hij moest daarom geld verdienen en ging aan de slag als metaaldraaier in de fabriek. In de huidige tijd was hij vast en zeker gaan studeren.
Mijn opa vond het geweldig dat ik hoogleraar werd en bood aan de toga voor mij te betalen. Het maakt het dragen van de toga leuk – ik ben er trots op hoogleraar te zijn en er zit een verhaal aan vast.
‘Ik droeg de toga eens tijdens een kinderfeestje, ik ging verkleed als heks’
Het dragen van toga’s vind ik een mooie traditie. Maar het geeft mij ook een gevoel van bescheidenheid. Nederland wordt steeds meer een klassenmaatschappij tussen mensen die wel en niet gestudeerd hebben. De Radboud Universiteit is oorspronkelijk opgericht vanuit een emancipatiegedachte. Die uitdaging is nog steeds actueel, al gaat het natuurlijk niet meer alleen om het verheffen van het katholieke volksdeel, maar om andere bevolkingsgroepen die minder worden gerepresenteerd.
Overigens komt de toga ook van pas op andere momenten dan alleen academisch plechtigheden, heb ik gemerkt. Ik droeg ‘m een keer tijdens een kinderfeestje van een van mijn dochters – ik ging toen verkleed als heks. Net als tijdens de Sinterklaasviering op de afdeling, jaren terug.
In 1996, een jaar nadat ik hoogleraar werd, hield ik mijn oratie. Daar kon mijn opa al niet meer bij zijn. Hij was toen al heel oud, hoewel hij daarna nog jaren heeft geleefd. Elke keer als ik mijn toga aantrek, denk ik even aan hem.’