De utopie waar Frans Kellendonk zelf niet naar kon leven
Stephan Sanders verzorgt vandaag de Kellendonklezing. De schrijver en columnist heeft zijn rede en het bijbehorende boekje getiteld: ‘Toevalligheden, vingerwijzingen, voorzienigheid: over katholiek geloven, schaamte en de voorsprong van de homoseksueel’.
Stephan Sanders is schrijver, columnist en presentator. In zijn laatste boek Godschaamte (2021) beschrijft hij zijn gedachten en gevoelens bij een terugkeer naar de katholieke kerk. Hoe schrijver Frans Kellendonk (1951-1990) zich verhoudt tot dat geloof is een belangrijk onderdeel van zijn lezing.
Hoe was het om de lezing te schrijven?
‘Ik ben een fan van Kellendonk. Stilistisch hanteert hij natuurlijk een enorm hoge standaard. Tijdens het schrijven werd me telkens duidelijk dat ik die hoge trede, die hoge noot, niet haal. Ik had het gevoel dat hij onbarmhartig over mijn schouder meekeek. Andersom benader ik hem inhoudelijk kritisch. Ik heb besloten me niet te richten op zijn bekende citaten, zoals “oprecht veinzen”. Wat ik heb bestudeerd zijn de Altaargeheimen (de Albert Verwey-lezingen van Kellendonk uit 1987 gepubliceerd onder de titel Geschilderd Eten, red.). Hij schrijft daar erg diepzinnig over het katholieke geloof. Het was iemand die zo lang en zo veel aan het katholicisme refereerde, dat ik tegen hem zeg: ‘je bent een katholiek, Frans Kellendonk’. Op zijn befaamde uitspraak ‘de gave des geloofs is mij nooit geworden’, antwoord ik dat hij dan maar wat harder had moeten werken. Ik vind dat een beetje een stoplap voor iemand die zo geleerd en zo specifiek over het katholicisme schrijft.’
Wat betekent Frans Kellendonk voor jou?
‘Hij is heel belangrijk geweest. Het bijzondere aan hem is dat hij in de jaren tachtig zo weerspannig schreef over geloof en homoseksualiteit. Ik gaf destijds als student-assistent les bij homostudies aan de UvA en wij vroegen ons wel af waarom hij niet gewoon leuk meedeed. Dat was ook wel het bijzondere aan hem, en het mooie, dat hij de spanning opzocht. Voor mij voelde het anders, ik had juist het gevoel dat ik bezocht werd door de homoseksualiteit. Het was een kracht waar ik geen weerstand aan kon bieden. Een openbaring die zich langzaam aan je opdringt. Dat gold enkele jaren geleden ook voor het geloof. Hoewel ik daar toen niet echt zin in had. Het viel echter niet te loochenen.’
Er wordt geschreven dat Kellendonk in ‘Mystiek Lichaam’ op zoek is naar een verbond. Denk je dat het zijn schrijverschap had geschaad als hij dat verbond wel had gevonden in de Kerk?
‘In dat boek zit een spanning tussen het verlangen naar een gemeenschap, maar ook de verschrikking van die gemeenschap. Ik denk dat het voor zijn schrijverschap weinig uitmaakt. Het is ook niet zo dat je niet meer kunt schrijven als je in psychoanalyse bent geweest. Het tragische is dat Kellendonk wellicht gelovig was, maar dat zijn kerk uit slechts één persoon bestond: hijzelf. Hij was zo doordrenkt van het katholicisme waarin hij was grootgebracht dat zijn uitspraak dat het geloven een vorm van oprecht veinzen is wat mij betreft niet meer dan een slimmigheidje is. Een solipsisme. Iets te mager, als je het mij vraagt.’
Hoe las jij destijds ‘Mystiek Lichaam’?
‘De ophef over het vermeende antisemitisme vond ik toen al onzin. Ik zag dat hij stereotypen gebruikte om die tegen elkaar uit te spelen. Het is een typisch allegorische roman, zo moet je het ook lezen. Er was wel veel verbazing in mijn omgeving dat zo’n moderne man nog met het katholicisme bezig was. Dat deed niemand meer. Wat dat betreft was Kellendonk zeer moedig.’
Wat heeft Kellendonk nog te bieden voor de lezer in 2022?
‘Zijn stijl blijft onovertroffen. Hij blaast nieuw leven in de taal. Daarnaast is zijn fundamentele denken van belang. Zijn vraag wat gemeenschap is. Zeker in deze tijd die vaak wordt gekenschetst vanwege het doorgeslagen individualisme. En misschien was Kellendonk zelf wel een doorgeslagen individualist. Terwijl ik juist heb gemerkt hoe je dat verbond in de kerk kunt vinden, maar ook in de synagoge of de moskee. Je bent er met elkaar, in een sociaal verbond. Kellendonk wist dit, maar hij leefde niet volgens zijn eigen utopie. Dat is vaker de tragiek van de schrijver. Je schrijft over het leven en om dat te doen moet je je uit het leven terugtrekken.’