De wetenschapper, de rups en het kind
De resultaten van je onderzoek inzetten om kinderen gezonder te laten leven. Hoogleraar Communicatiewetenschap Moniek Buijzen vindt het vanzelfsprekend. ‘Normaal stop je bij het produceren van kennis. Dat doen wij niet.’ Vandaag houdt ze haar oratie.
Een promovenda van Buijzen gebruikte in haar onderzoek naar marketingtechnieken dierenplaatjes. Ze liet de figuurtjes van groente smullen en keek daarna hoe kleuters reageerden. Wat bleek: kinderen die met hun ouders of juf een verhaal lezen over een konijn dat graag wortels eet, eten daarna twee keer zoveel wortels als kinderen die niet worden voorgelezen. ‘Het materiaal dat ze had ontwikkeld voor het onderzoek bleek zo effectief dat we dachten: waarom brengen we het niet op de markt’, zegt Buijzen.
De promovenda, Simone de Droog, kreeg geld van wetenschapsorganisatie NWO om de vier figuren verder te ontwikkelen: een konijn dat graag wortels eet, een schildpad die houdt van komkommers, een aap die dol is op bananen en een rups die appels verslindt. De dieren, ze kregen de naam Groentefroetels, hebben inmiddels een plek gekregen op voorleesplaten, in e-books en een app. Volgende week worden de Groentefroetels geïntroduceerd op dertig Rotterdamse basisscholen, als onderdeel van een programma om overgewicht aan te pakken. De reacties op de producten van De Droog zijn overweldigend, zegt Buijzen. ‘Het is een soort zwaan-kleef-aan effect. Allerlei organisaties zijn bereid om eraan mee te werken. En ouders zijn ook enthousiast. Een ouder vertelde ons: “Mijn kind vroeg bij de McDonald’s laatst om worteltjes!”’
Grote publiek
Vanmiddag wordt voorafgaand aan de oratie van Buijzen tijdens een symposium een website van de wereld van de Groentefroetels gelanceerd. Op het symposium presenteren ook andere onderzoekers concrete producten voortkomend uit wetenschappelijk onderzoek. Steeds gaat het om producten die ze inzetten om kinderen vooruit te helpen.
Buijzen wil er een statement mee maken. ‘Het is natuurlijk onze primaire taak om kennis te ontwikkelen, maar het is óók belangrijk om de verbinding te maken met de maatschappij. Het alternatief is dat je maar moet afwachten of anderen je resultaten oppakken en iets met je kennis doen. Er is heel veel kennis verstopt in moeilijk leesbare wetenschappelijke tijdschriften waar het grote publiek nooit iets over hoort.’
Collega’s stellen soms kritische vragen, maar Buijzen heeft haar antwoord dan klaar. ‘Het is niet zo dat we ons laten leiden door het bedrijfsleven. We doen – net als andere wetenschappers – ook onderzoek dat voortkomt uit fundamentele vragen. Alleen: normaal stop je bij het produceren van kennis. Dat doen wij niet. In mijn oratie heb ik het over ‘academic social responsibility’. Wij vinden het super dat ons onderzoek ook echt iets kan betekenen voor de maatschappij.’
En al is het enthousiasme van derden groot – zo leverde supermarkt Lidl gratis de worteltjes voor het onderzoek van De Droog – Buijzen let erop dat haar onderzoekers onafhankelijk blijven.
Buiten het feit dat zij en haar collega’s ‘heel veel lol’ hebben in de toepassing van hun kennis, stemt het ook subsidieversterkers positief. ‘Ik denk dat je door zo concreet aan te geven wat je met de resultaten gaat doen, de kans op subsidie wel verhoogt. We merken in elk geval dat NWO en de Europese Unie die maatschappelijke betrokkenheid wel stimuleren.’ Zo ontving Buijzen eind vorig jaar een grote Europese subsidie om bloot te leggen of en hoe sociale netwerken een rol kunnen spelen in het bevorderen van een gezonde levensstijl van jongeren. Ook daarbij is het doel om te komen tot concrete producten die na het onderzoek inzetbaar zijn. / Martine Zuidweg