De wetenschapper van de toekomst is een teamspeler
Een speciale commissie gaat bedenken hoe de Radboud Universiteit haar wetenschappers anders moet gaan ‘erkennen en waarderen’. Publicaties en beurzen tellen is uit, teamwerk in.
Als wetenschapper lijkt geld binnenhalen en publiceren soms belangrijker dan goed onderzoek doen en onderwijs geven. Het is een veelgehoorde klacht op universiteiten. Jonge onderzoekers rijgen de tijdelijke contracten aan elkaar en zien hun carrière in rook opgaan doordat ze net een beurs mislopen, vaste stafmedewerkers wordt bij functioneringsgespreken gevraagd wat ze dat jaar gepubliceerd hebben.
Niet gek dat de werkdruk onder wetenschappers torenhoog is – ze werken gemiddeld een dag in de week over, becijferde het Rathenau. De roep om verandering klinkt dan ook luider dan ooit. Zo publiceerden voortrekkers van actiegroep WOinActie vorige maand nog een pamflet met 40 stellingen om de universiteit te vernieuwen.
Ook bij wetenschappelijke organisaties zelf is het besef ingedaald dat het anders moet. In een rapport schreven universiteitenvereniging VSNU en beursverstrekker NWO vorig jaar dat er minder focus moet komen op publicaties en beurzen. Maar waarop dan wel? Die vraag gaat een speciale commissie ‘Erkennen en waarderen’ beantwoorden voor de Radboud Universiteit. Hoogleraar taalverwerving en fonologie Paula Fikkert is voorzitter.
Vanwaar deze commissie?
‘Het huidige waarderingssysteem voor wetenschappelijk personeel is onevenwichtig. Onderzoeksprestaties tellen het meest mee in beoordelingen en nieuwe aanstellingen. Van alle kerntaken heeft onderzoek nog altijd de hoogste status, hoger dan maatschappelijke impact en onderwijs. Niet voor niets spreken mensen vaak over onderwijs’last’.’
Is dat een probleem?
‘Ja, want het leidt tot perverse prikkels en een hypercompetitief systeem dat mensen overvraagt. Er zijn relatief veel docentbanen bijvoorbeeld, maar met alleen tijdelijke aanstellingen als ‘lesboer’ loopt je carrière al snel dood. Daardoor krijgen jonge wetenschappers het gevoel dat ze alles moeten doen: én onderwijs geven, én veel publiceren, én beurzen aanvragen.’
‘De universiteit wordt zo steeds minder aantrekkelijk en steeds meer mensen voelen zich er niet meer thuis. Daardoor verliezen we talent, vooral vrouwen. Dat zag ik ook in de talentcommissies van NWO waarvan ik lid was. We gooien onze eigen glazen in.’
Hoe moet het anders?
‘Dat willen we de komende maanden gaan bepalen. We komen eerst zelf met een discussiestuk – hopelijk is dat begin volgende maand klaar – en daarover gaan we vervolgens met medewerkers op de universiteit in gesprek. Iedereen mag zijn of haar zegje doen. Die discussies moeten uiteindelijk leiden tot aanbevelingen voor het college van bestuur.’
Kunt u een concreet voorbeeld geven?
‘Dat is op dit moment nog lastig, omdat de discussies nog moeten plaatsvinden. Maar de loopbaanpaden op de universiteit kunnen veel diverser, vind ik, niet iedereen hoeft een onderzoeksgroep te gaan leiden. En je zou bijvoorbeeld teams kunnen gaan beoordelen in plaats van individuele personen. Maastricht loopt hiermee voorop, dankzij rector Rianne Letschert. Ik hoop dat hier in Nijmegen ook faculteiten of instituten zijn die willen experimenteren met teambeoordelingen, als een soort voorbeeldproject.’
‘Uiteindelijk gaat het om de vraag: wat vindt de Radboud Universiteit belangrijk? Op de lange termijn leidt een andere manier van beoordelen hopelijk tot een cultuurverandering. Tot een plek waar de mens meer centraal komt te staan, en waar talenten zich kunnen ontwikkelen zonder overvraagd te worden en meer plezier en rust hebben in hun werk.’
Dat zijn processen van de lange adem. Moeten op korte termijn ook dingen veranderen?
‘Zeker. Denk bijvoorbeeld aan benoemingsprocedures voor UD’s of hoogleraren. Dat is nu vooral eenrichtingsverkeer, met relatief korte sollicitatiegesprekken waarin de wetenschappelijke inhoud weinig aan bod komt. In de VS gaan die sollicitaties veel meer de diepte in en wordt meer gekeken of er van beide kanten een match is. Dat vind ik evenwichtiger. Maar nogmaals, dit zijn mijn eigen gedachten, we moeten als universitaire gemeenschap samen bepalen waar we naartoe willen.’
‘Niet iedereen vindt de problemen even urgent’
Wie zitten er in de commissie?
‘Een mix van wetenschappers: jong en oud, en van verschillende faculteiten. Leden van de Radboud Jonge Akademie, van promovendi-overlegorgaan PON. Er zitten ook hoogleraren in, die natuurlijk in het ‘oude systeem’ groot zijn geworden. Daarom willen we ook eerst input van anderen.’
De wetenschap is een internationale wereld, waarin individuele prestaties belangrijk zijn voor je carrière. Hoeveel heb je dan als jonge onderzoeker aan een goede teambeoordeling van de Radboud Universiteit?
‘Daar zit een spanningsveld. Jongeren lopen in elk systeem het meest risico, zij zullen zich ook altijd individueel moeten bewijzen. Maar uiteindelijk wil je toch ook teamspelers, en die kwaliteiten wegen nu nog veel te weinig mee. Het moet én-én. Bovendien is dit een onderwerp dat overal speelt, nationaal en internationaal. We overleggen ook met vergelijkbare commissies op andere universiteiten.’
Hoe groot is het draagvlak onder bestuurders?
‘An sich is het draagvlak er. De VSNU is niet voor niets samen met NWO met het eerste ‘Erkennen en waarderen’-rapport gekomen. Hier in Nijmegen heb ik gesproken met alle decanen, en iedereen zegt dat ze het onderwerp belangrijk vinden. We hebben hier ook een committed college van bestuur.’
‘Tegelijkertijd – hoe zal ik dat diplomatiek verwoorden – heb ik het idee dat niet iedereen de problemen even urgent vindt. Tijdens de opening van het academisch jaar heeft de rector het onderwerp bijvoorbeeld wel aangesneden, maar minder nadrukkelijk dan ik had verwacht. En als commissie hebben we weinig financiële en materiële ondersteuning. Het blijft toch een soort academisch vrijwilligerswerk.’