Decaan Margot van Mulken heeft spijt van werving beurspromovendi
‘Stom, onhandig en niet slim.’ Aldus decaan Margot van Mulken, die reageert op de publicatie van drie vacatures voor beurspromovendi, die snel weer offline werden gehaald. De les die zij trok uit de ophef: de universiteit moet nadenken over hoe ze wil omgaan met buitenpromovendi.
Op woensdag 22 januari verschenen er drie vacatures op de website van de Radboud Universiteit. Namens de Duitse Gerda Henkel Stiftung was de Faculteit der Letteren op zoek naar kandidaten die zich zouden gaan verdiepen in democratie in het naoorlogse Europa. Bezoldiging: 1600 euro netto per maand, voor drie jaar. Reiskosten zouden worden vergoed en het werk zou vooral in het buitenland plaatsvinden.
De dag na de plaatsing werd letterendecaan Margot van Mulken vanuit haar eigen faculteit op de hoogte gesteld dat er druk getwitterd werd over de vacatures. Hoe kon de Radboud Universiteit een plek bieden aan drie promovendi zonder hen een regulier salaris te bieden? De Radboud Universiteit deed toch niet mee aan experimenten met student-promovendi?
Nog geen 24 uur nadat de vacatures online waren verschenen moesten de vacatures, op last van het college van bestuur, weer offline.
Wat ging er mis?
‘De vacatures wekten een verkeerde indruk. Alsof de promovendi bij ons in dienst zouden komen. Dat was helemaal niet de bedoeling. Wij deden een handreiking naar de stichting door de werving op ons te nemen, maar hadden dat nooit moeten doen. Stom, onhandig en niet slim. Om verdere verwarring te voorkomen heeft het college van bestuur toen ingegrepen en de advertentie van de site gehaald.’
Wie heeft groen licht gegeven voor de plaatsing van de vacatures?
‘Ik. Het is heus niet zo dat vacatureteksten altijd langs mij gaan, maar in dit geval wel. Juist omdat we de vraag kregen vanuit de stichting of wij de werving wilden doen.’
Wat vindt u van de kritiek, onder andere van collega’s binnen uw faculteit, op de vacatures?
‘Ik begrijp dat promovendi op hun qui-vive zijn. Ze dragen zorg voor hun collega’s en toekomstige generaties. Bovendien is het werk van de promovendus zwaar: ze hebben een grote verantwoordelijkheid en de druk is groot.’
‘Het is wel een beetje zuur dat sommigen boos worden op een collega die ze maar een beetje, of helemaal niet, kennen. Ze kunnen beter boos worden op mij dan op Harm Kaal (die namens de letterenfaculteit betrokken is bij het project, red.). Ik ben verantwoordelijk en had een stokje moeten steken voor de werving.’
‘Bijvangst van deze affaire is dat we ons nu afvragen of we niet hypocriet zijn’
‘Het punt is: iedereen zal moeten erkennen dat er verschillen bestaan tussen promovendi. Aan deze faculteit zijn 126 buitenpromovendi verbonden. Ik weet van die groep niet of ze een externe beurs ontvangen, of dat ze geld van hun ouders krijgen of in hun eigen behoeften voorzien.’
Moet dat anders?
‘Een bijvangst van deze affaire is dat we ons zijn gaan afvragen of we niet hypocriet zijn. Wij verstrekken zelf geen beurzen – reguliere promovendi treden immers bij ons in dienst – maar we accepteren wel dat buitenlandse onderzoekers een beurs ontvangen.’
‘Ik denk dat wij als universiteit ook een verantwoordelijkheid hebben. Tot op heden zei ik alleen maar ‘ja’ als een buitenpromovendus een promotor had gevonden binnen mijn faculteit. Ik kon doen alsof mijn neus bloedde: dit is een buitenpromovendus en ik weet niet hoe hij aan zijn centen komt en onder welke omstandigheden hij zijn onderzoek doet. Dat moet anders.’
Worden de vacatures alsnog ingevuld?
‘Ik hoop het wel – ik ga daarvoor alles op alles zetten. Het is een grote verdienste van Harm Kaal dat hij dit project heeft opgezet – zie het als het binnenhalen van een grote beurs. Welke maatregelen nodig zijn om de promovendi alsnog aan het project te binden, dat weet ik nog niet. Dat moet ik ook afstemmen met het college van bestuur.’
‘Maar ik hoop niet alleen op een oplossing voor deze drie promovendi. Nederlandse universiteiten moeten gaan nadenken over alle buitenpromovendi. Daar moet nieuw beleid voor worden bedacht, dat niet alleen voor mijn faculteit geldt.’