Dertigers komen moeilijk aan een vast contract
Jonge mensen komen niet aan een vast contract. Is dat mythe of werkelijkheid? En hoe zit het met jong wetenschappelijke personeel aan de Radboud Universiteit? Uit vrijgegeven cijfers blijkt dat het werkelijkheid is: vergeleken met 2006 hebben vooral de dertigers minder vaak een vast contract. Opvallend is ook het verschil tussen mannen en vrouwen. Dat je als onderzoeker (of werknemer in het algemeen) in economische moeilijke tijden niet zo snel een vast contract krijgt, lijkt redelijk logisch. ‘Het zou echter ook kunnen dat het niet aan de stand van de economie ligt, maar dat dit een cohortontwikkeling is’, zegt Maarten Wolbers, sectorhoofd Onderwijs van het toegepast sociaalwetenschappelijk onderzoeksinstituut ITS van de Radboud Universiteit. ‘Wellicht dat jongeren die nu met een tijdelijk contract beginnen daar een groot deel van het werkende leven mee te maken zullen hebben. Het percentage vaste contracten kan in de toekomst weer bijtrekken, maar zeker is dat niet.’ Opvallend aan de cijfers is verder het forse verschil tussen mannen en vrouwen. Tot het veertigste jaar heeft vrouwelijk wetenschappelijk personeel vaker een vast contract, om daarna ingehaald te worden door hun mannelijke collega’s. ‘In deze cijfers herken ik het bekende beeld van de schaar’, zegt Yvonne Benschop, hoogleraar Bedrijfskunde. ‘Op de Radboud Universiteit zie je dat onder de studenten de vrouwen in de meerderheid zijn. Bij de promovendi wordt dat verschil al kleiner. Naarmate je hogere functies kijkt – postdocs, docenten, hoogleraren – zie je dat er uiteindelijk steeds meer mannen zitten dan vrouwen.’ Hoe is dat verschil te verklaren? ‘Er zit enorm veel wetenschappelijk talent in de pijplijn’, zegt Benschop. ‘De ervaring leert dat daar door de jaren heen steeds vaker talent uit weglekt, talent dat dus verdwijnt uit de wetenschap. Uit onderzoek weten we dat deze weggelekte talenten vaker vrouwen dan uit mannen zijn. Eén verklaring hiervoor kan zijn dat het beeld dat men bij ‘wetenschappelijk excellent’ heeft, een mannelijk beeld is. En dat daardoor oudere mannen vaker een vast contract krijgen dan vrouwen.’ Wolbers spreekt soortgelijke taal: ‘De universiteit is historisch gezien nu eenmaal een mannenbolwerk. Ik denk dat je dat terug ziet in de cijfers.’ Maar waarom krijgen jongedames aan de Radboud Universiteit dan juist wel vaker een vaste aanstelling dan hun mannelijke leeftijdsgenoten? ‘Dat is een beetje gissen, maar mijn werkhypothese zou zijn dat het aan de tijdsgeest van de laatste jaren ligt’, zegt Benschop. ‘Wellicht dat we ons zijn gaan schamen voor de vreselijke cijfers als het aankomt op de verhoudingen tussen de hoeveelheid mannen en vrouwen onder het wetenschappelijk personeel. Daar is behoorlijk veel aandacht voor aan de Radboud Universiteit en wellicht dat we dat nu voor het eerste terugzien in de cijfers.’ / Tim van Ham
Tessa schreef op 14 december 2013 om 16:17
Een voor de hand liggende verklaring voor het verschil tussen jonge mannen en vrouwen lijkt mij dat veel jonge vrouwen alleen voor een carrière in de wetenschap gaan als ze een vaste positie kunnen krijgen. Het is dus (denk ik) niet het geval dat er veel vrouwen zijn met een vaste positie, maar eerder dat er weinig vrouwen zijn zonder vaste positie (omdat ze dan liever op zoek gaan naar iets buiten de wetenschap). Het lijkt me dan ook geen logische conclusie dat het vrouwen “beter lukt” om een vaste positie te krijgen. Een betere conclusie lijkt mij dat jonge vrouwen eerder afgeschrikt worden door een tijdelijk contract dan jonge mannen.