Deze campusdichter wil niet in een hokje gestopt worden
Hij is filosoof, spoken word artist en campusdichter. Maar ook een migrantenzoon die opgroeide in de Arnhemse achterstandswijk Presikhaaf. Lev Avitan stop je niet zomaar in een hokje. ‘In mijn eerste jaar was ik me er hyperbewust van hoe blank de uni is.’
O ja, zegt Lev Avitan als we na het interview teruglopen naar onze fietsen aan de zuidzijde van de Vasim, culturele broedplaats aan de voet van de Oversteek, ‘Wil je in het artikel de woorden en formuleringen wel precies gebruiken zoals ik ze heb gezegd?’ Voor de filosofiestudent en spoken word artist is taal gereedschap, een manier om de wereld te duiden en argumenten af te pellen tot hun kern. Het liefst messcherp. Welke woorden je kiest, komt nauw.
Zelfs voor een student filosofie is Avitan een opvallende verschijning. Getinte huid, een zachtoranje shirt dat strak om zijn bovenlijf zit en dat meerdere tatoeages op zijn armen onbedekt laat. Niet echt de doorsnee student uit een Brabants, Limburgs of Achterhoeks gezin zoals je die dagelijks tegen het lijf loopt op de universiteitscampus.
Maar ook voor een gekleurde Nederlander heeft Avitan een bijzondere achtergrond, met een Israëlische joodse moeder van Marokkaanse komaf en een islamitische Turkse vader. De 22-jarige bachelorstudent werd in Nederland geboren en groeide op bij zijn moeder, in de Arnhemse achterstandswijk Presikhaaf.
Het thema identiteit houdt hem al zijn hele leven bezig, vertelt hij als we over het Vasimterrein lopen. Het domineert ook dit gesprek. Hij spreekt erover als spoken word artist, bij Mensen Zeggen Dingen, een van de grootste Nederlandse collectieven op het gebied van spoken word. Regelmatig treedt hij op in Brebl, op het voormalige Honigterrein – en, als campusdichter, op de Radboud Universiteit.
Je hebt een nogal gevarieerd cv. Je studeerde muziek, geschiedenis, en nu filosofie. Zit er logica in?
‘Haha, meer dan je op het eerste gezicht denkt. Op het mbo, waar ik een muziekopleiding volgde, maakte ik politieke hiphop over thema’s als racisme. Mijn oudste zus bracht me op het idee daarna de opleiding tot geschiedenisdocent te doen, omdat ik die thema’s altijd vanuit de historie probeerde te duiden.’
‘Wijsbegeerte, wat ik nu op de Radboud Universiteit studeer, vloeit daar weer uit voort. Filosofie is niets anders dan het vanzelfsprekende in twijfel trekken. Ik ben continu dingen aan het bevragen. Waarom is de maatschappij zoals hij is, waar komen de dominante ideeën vandaan?’
Je moeder is joods, je vader islamitisch. Ben je zelf gelovig?
‘Mijn moeder volgde het Oude Testament, mijn vader de Koran. Ze legden mij geen religie op. Ik ben niet gelovig, ik haal kracht uit andere dingen. Wel haal ik inspiratie uit religieuze teksten, zoals uit de Bijbel. Die zegt dat we allemaal gelijkwaardig zijn – al hebben we verschillende capaciteiten.’
Je groeide op in een niet al te goede buurt. Voel je je wel thuis op de – voornamelijk blanke – Radboud Universiteit?
‘In mijn eerste jaar hier was ik me er hyperbewust van hoe blank de uni is. Ik droeg toen wel eens joggingbroeken, dat vond ik chill. Maar dan zag ik mensen denken: wie is die gast? Waarom loopt hij er zo bij? Ik paste mijn kleding al snel aan, want ik had geen zin in dat soort oordelen. Zelfcensuur ja. Tegenwoordig kies ik weer meer mijn eigen stijl.’
Heb je je plek in Nijmegen gevonden?
‘Uiteindelijk wel. Vooral dankzij Brebl, waar ik me kon ontwikkelen met mijn dichtwerk, en Mensen Zeggen Dingen, dat me daarbij ondersteunt. Mijn gedichten zetten mensen aan het denken, merk ik.’
‘Als vrienden mijn accent nadoen, voel ik me niet serieus genomen’
Vorig jaar sprak je op festival Down the Rabbit Hole. Je vertelde daar dat een club je toegang had geweigerd vanwege je uiterlijk. Hoe weet je dat zeker?
‘Dat is precies wat Nederlandse studiegenoten ook vragen! Zij kunnen het zich niet voorstellen dat zulke discriminatie echt plaatsvindt, omdat ze er nooit mee te maken hebben. Het ligt vast aan iets anders, bagatelliseren ze dan. Terwijl mensen met dezelfde achtergrond als ik mijn ervaring juist herkennen. Die zeggen: waarom probeer je überhaupt nog binnen te komen in zo’n club? Dan zie je hoe het milieu waarin je opgroeit je blik op de wereld kleurt.’
Je zou ook kunnen zeggen: trek het je niet aan. Dit is toch een land van gelijke kansen? Je bent er het levende bewijs van: als jongen uit een achterstandswijk kun je ook student worden.
‘Mensen die dat zeggen hebben nog nooit met racisme te maken gehad. Het zit hem in kleine dingen, bijvoorbeeld niet aangenomen worden voor een baan vanwege je buitenlands klinkende naam. Een ander voorbeeld: mijn vrienden van Nederlandse afkomst doen soms mijn accent na, zelfs als ik een grammaticaal volkomen correcte zin uitspreek. Dat bedoelen ze niet slecht, maar het ergert me mateloos. Ik voel me dan niet serieus genomen.’
‘Door dat soort ervaringen worden mensen met een niet-Nederlandse achtergrond zich hyperbewust van hun accent. Het leidt ertoe dat sommigen geen vragen meer stellen in colleges. Uiteindelijk kunnen ze dan denken: als ik toch geen vraag ga stellen, waarom ga ik dan überhaupt nog naar colleges of werkgroepen? Zo worden mensen uitgesloten.’
Waar komen vooroordelen en racisme vandaan, denk je?
‘Mensen werken niet meer samen door alle lagen van de bevolking heen. Iedereen zit in zijn eigen conclaaf, zijn eigen bubbel. Onze fysieke ruimte houdt dat in stand: de campus is voor academici, blanke mensen wonen in dezelfde soort buurten. Ook in bedrijven vinden ontwerpen maakprocessen op gescheiden afdelingen plaats, door mensen met andere opleidingsniveaus – dat is economisch het meest efficiënt.’
Hoe verander je dit?
Voor het eerst in het gesprek laat spraakwaterval Avitan een korte pauze vallen. ‘Dat is bij alle sociale bewegingen de grote vraag. Iedereen heeft een gekleurde blik, ik ook. Het begint ermee dat mensen zich daarvan bewust worden, maar het is duidelijk dat dat niet vanzelf gebeurt. Als je mensen rechtstreeks aanspreekt op hun gedrag, krijg je weerstand. Ze hebben dan het gevoel dat ze zich moeten verantwoorden. Wat volgens mij het beste werkt is mensen fysiek bij elkaar zetten. Als verschillende lagen uit de samenleving elkaar van jongs af aan ontmoeten, staan ze eerder open voor onderling begrip en worden dit soort ongewenste ideeën en gedrag tegengewerkt.’
Kan de universiteit daar ook aan bijdragen?
‘Zeker! Ik zou zeggen: werk inhoudelijk meer samen met hbo en mbo, dan bereik je een grotere en diverse groep mensen. Nu komen studenten van uni, hbo en mbo zelden met elkaar in aanraking, zelfs als ze met eenzelfde onderwerp bezig zijn, zoals in technische opleidingen. Dat gebrek aan ontmoeting werkt in de hand dat er studenten denigrerend doen over ‘lagere’ opleidingsniveaus.’
‘Iedereen heeft een gekleurde blik, ik ook’
‘Dat merkte ik op de hogeschool ook al, toen ik daar de lerarenopleiding deed. De docenten zeiden: bij vmbo’ers moet je vooral een goede leraar zijn, voor inhoudelijke discussies moet je op hogere niveaus zijn. Belachelijk. Alsof je met vmbo-leerlingen geen diepgaande discussies kunt voeren!’
Diversiteit en toegankelijkheid staan toch prominent op de universitaire agenda?
‘Op papier misschien. Ik zeg: practise what you preach. Soms heb ik het idee dat het college van bestuur wel graag over diversiteit praat, maar er liever niet te veel moeite in stopt. Kijk naar het dekoloniseren van het curriculum (een minder blank perspectief innemen bij vakken als geschiedenis en politiek, red.). Noch asap, noch Akkuraatd hebben hier een standpunt over in hun verkiezingsprogramma’s voor de studentenraad. Blijkbaar is dit op de universiteit zo’n onbekend probleem dat het niet snel een discussiepunt wordt.’
Meer zelfreflectie dus.
‘Ja! Ik wil dat we kritischer zijn op de inhoud van onze opleidingen. Denk na over de effecten die curricula hebben op wat studenten later in de samenleving gaan doen. Wat is het maatschappelijk nut van opleidingen als fiscale economie, die het bedrijfsleven helpen belasting ontwijken? Of van marketingstudenten die heel goed zijn in het aansmeren van ongezonde producten aan consumenten?’
Hoe ziet jouw ideale samenleving eruit?
‘Mijn streven is een duurzame toekomst voor zo veel mogelijk mensen. Dat onze omgeving leefbaar is doordat onze economieën niet meer gericht zijn op ongebreidelde groei, maar op welzijn van mens en natuur. Waar mensen kunnen floreren omdat ze toegang hebben tot onderwijs, gezondheidszorg en veiligheid, met een zo hoog mogelijke levensstandaard.’
Lev Avitan werd in 1996 geboren in Doetinchem. Hij volgde een opleiding Muziek aan het ROC, gevolgd door de lerarenopleiding geschiedenis (HAN). Momenteel rondt hij zijn bachelor filosofie af aan de Radboud Universiteit. Vanaf september begint hij aan de master philosophical perspectives on politics and economics, aan de Universiteit Leiden.
Dat wil iedereen wel. Ga jij die vraagstukken oplossen?
Hij lacht. ‘Ja, dat zijn grote vraagstukken. Mijn oude vrienden uit Presikhaaf, die nu automonteur of postbezorger zijn, houden me wel met beide benen op de grond. ‘Geloof je zelf wel wat je zegt’, zeggen ze dan. ‘Je gebruikt wel grote woorden hè, Lev?’’
Dan plots weer fel. ‘Gisteren zei een vriend nog tegen mij: pas als hier bloed op straat ligt, zijn mensen bereid om hun leven te veranderen. Ik antwoordde: maar er lígt al bloed op straat, niet hier, maar elders, van de slachtoffers van klimaatverandering. Zoals door de orkanen in Mozambique van dit voorjaar. Als we diversiteit echt zouden erkennen, zien we dat die mensen hetzelfde zijn als wij, dat hun bloed ons bloed is.’