Deze nachtbrakers zijn op de campus aan het werk terwijl jij in je bed ligt
Het universiteitsterrein is overdag een bruisend komen en gaan van studenten en medewerkers. De meeste van hen liggen 's nachts heerlijk in hun bed te dromen - of staan volop te feesten in de kroeg. Toch is de campus nooit helemaal uitgestorven. Er is altijd wel iemand aan het werk in de late, of juist vroege uurtjes. Vox portretteerde vier van deze nachtbrakers.
Wie: Stijn van der Wielen
Taak: Baliemedewerker spoedeisende hulp
Waar: Radboudumc
Zorg staat nooit stil. Ook ’s nachts worden mensen ziek of gebeuren er ongelukken. Op de spoedeisende hulp (SEH) van het Radboudumc zijn de hele nacht mensen aan het werk. Geneeskundestudent Stijn van der Wielen (21) draait wekelijks een nachtdienst achter de balie.
‘Ik ben het eerste contactpunt voor patiënten die zelf naar de spoedeisende hulp komen of bellen met klachten’, vertelt de geneeskundestudent van achter zijn bureau. ‘Ik doe een eerste, kleine triage (patiëntbeoordeling, red.) en zet alles op de juiste manier in het systeem, zodat de artsen goed voorbereid zijn en weten wat ze kunnen verwachten. Daarnaast zorg ik ervoor dat patiënten die vanuit de SEH naar een andere afdeling gaan daar ook goed in het systeem komen te staan.’
En dat is belangrijk werk, legt hij uit. Want snel schakelen is – zeker bij ernstig letsel – van levensbelang. ‘Stel, er komt een ambulance aan, dan is het essentieel dat ik van tevoren alles in het systeem zet, zodat er al verschillende scans en onderzoeken aangevraagd kunnen worden. Bij een neurotrauma bijvoorbeeld, dan staat hier een heel team klaar om de patiënt op te vangen.’
‘Snel kunnen schakelen is van levensbelang’
Terwijl Van der Wielen zijn verhaal doet, meldt een patiënt zich aan de balie. Na het nalopen van wat gegevens mag de man in de wachtkamer plaatsnemen. De nachtdiensten op de spoedeisende hulp beginnen om elf uur en duren tot acht uur de volgende ochtend. Geneeskundestudenten draaien de shifts. Het is een ideale manier om het vak in de praktijk te leren.
‘In de eerste jaren van de opleiding heb je niet zoveel patiëntcontacten, of alleen in groepsverband. Maar dat heb je hier natuurlijk wel. Daarbij overleg ik ook veel met artsen als ik ergens over twijfel. Dat is ontzettend leerzaam.’
Moeite met de nachtdiensten heeft hij niet, op de rode ogen in de ochtend na. De uren dat er weinig patiënten binnenkomen worden opgevuld met administratieve taken – of als ook dát afgerond is met studeren of het kijken van een serie. ‘Alleen meerdere diensten per week draaien is niet ideaal, daar raakt je slaapritme van in de war.’
Een man komt de wachtkamer uitgelopen. Hij mag naar huis en Van der Wielen krijgt de vraag een taxi te regelen. ‘Natuurlijk meneer, gaat u rustig in de wachtkamer zitten, ik ga voor u bellen.’ Ook dat hoort bij het werk, ervoor zorgen dat mensen weer veilig thuiskomen.
Wie: Maan Heijthuijsen en Isis Okker
Taak: Redactie ANS
Waar: De Ondergang (Elinor Ostromgebouw)
Het is aardedonker in de Ondergang van het Elinor Ostromgebouw. Na middernacht is het kantoor van ANS, het Algemeen Nijmeegs Studentenblad, de enige kamer waar nog licht brandt. ‘Het is altijd supergezellig. Maar soms vraag ik me toch wel af wat ik hier doe, om één uur ’s nachts, zonder einde in zicht’, zegt redacteur Maan Heijthuijsen (21), doelend op de beruchte deadlineavonden die het studentenblad eens in de zes weken houdt.
Tijdens die avonden wordt de eerstvolgende ANS-krant in elkaar gezet. Onderling redigeren de studenten elkaars stukken. ‘Bij het maken van iedere krant horen twee avonddiensten’, legt redacteur Isis Okker (21) uit. ‘De eerste avond gaan we gewoon om half twaalf naar huis, ongeacht hoe ver we zijn. Echt pittig wordt het op de tweede deadlineavond, die eindigt namelijk niet voordat de krant écht klaar is. Vorige redacties gingen na afloop nog de stad in, maar zo lang ik hier zit, zijn we nog nooit voor vier uur geëindigd.’
Waarom niet ‘gewoon’ overdag richting een deadline werken, vraag je je af. Helaas is dat geen optie, volgens Heijthuijsen. Overdag zijn de studenten namelijk druk met studie en werk, uitwijken naar de nacht is noodzakelijk.
‘De avond eindigt niet voordat de krant écht klaar is’
Samen afzien heeft ook zo zijn charme. Okker: ‘Bij vlagen is het lastig vol te houden, maar het schept een band. Er komen regelmatig medewerkers langs die eigenlijk niets te maken hebben met de artikelen die nog moeten worden afgemaakt. Voor de gezelligheid en de mentale support.’
Het gezamenlijke lijden wordt verzacht door de broodnodige snacks en af en toe een slokje bier. Drinken met mate is het credo. ‘We weten dat we alleen maar langer moeten blijven als we aangeschoten zijn’, aldus Okker.
De schoonmakers, die meestal rond zes uur beginnen, zijn ze nog niet tegengekomen na een nacht doorwerken. Zo laat (of: vroeg) is het niet geworden. Al is de bank op de redactie weleens gebruikt als bed. ‘Een van onze medewerkers kon laatst niet meer bij zijn fiets omdat de stalling onder het gebouw dicht was, dus toen heeft hij hier moeten overnachten om de volgende ochtend zijn college te halen.’
Wie: Daniëlle Pieterse, promovenda
Taak: Telescoopbeheerder
Waar: Huygensgebouw
Met een oorverdovend lawaai komt de bovenkant van de koepel in beweging. Na enkele seconden gaat er een luik open en is de hemel zichtbaar. De telescoop in het hart van de koepel begint te draaien. Wie door de lens kijkt, kan honderden sterren zien.
Althans, bij helder weer. De bewolking gooit deze winteravond roet in het eten. Het maakt promovenda Daniëlle Pieterse (29) van de afdeling Astrophysics niet minder enthousiast als ze praat over de telescopen bovenop het Huygensgebouw.
‘De oudste telescoop stamt uit 1905’, vertelt ze trots. ‘Een soort museumstuk dus, maar met een aantal moderne onderdelen. Om te focussen moet je handmatig de buis in- en uitschuiven. De andere telescoop is veel moderner en werkt met draaiknoppen. Beide apparaten staan op een statief dat automatisch de draaiing van de aarde compenseert, zodat je makkelijk op één punt kan focussen.’
Nieuwe Vox
Dit verhaal staat in de nieuwe Vox, die vanaf 19 maart te vinden is in de bakken op de campus en waarin alles draait om de nacht. Wat spoken Nijmeegse studenten uit terwijl jij in een lucide droom zit? Wie zijn opblijvers en bestaan ufo’s echt? Je leest het in de nieuwste Vox.
Aan de zuidkant van het gebouw staan twee optische telescopen, een met een lens en een die met spiegels werkt. Aan de noordkant zijn twee radiotelescopen, die werken met radiogolven. De laatste zijn momenteel in reparatie.
Pieterse is als beheerder verantwoordelijk voor de metersgrote ruimtekijkers en begeleidt mensen in de koepels. De open avonden en de lessen in telescoopgebruik zijn altijd ’s avonds, omdat de sterrenhemel – logischerwijs – overdag niet te zien is. ‘En overdag richting de zon staren door een telescoop kan ik je niet aanraden, dan ben je meteen blind.’
Onderzoek wordt er eigenlijk niet meer gedaan met de telescopen. ‘Ze dienen vooral voor publieksactiviteiten en voor studenten om mee te oefenen. Voor onderzoek is er in Nijmegen teveel lichtvervuiling. Om de hemel goed te kunnen bestuderen wil je natuurlijk in een zo donker mogelijke omgeving zitten, in the middle of nowhere. En het liefst ook nog bovenop een berg.’ Daarom gebruiken Radboudwetenschappers telescopen in onder andere Zuid-Afrika en Chili voor hun onderzoek, die zij op afstand kunnen besturen.
‘Ik voel me heel klein ja, zo op de aarde’
Voor haar eigen onderzoek bestudeert Pieterse – simpel gezegd – hoe bepaalde sterren met elkaar botsen. Als dat gebeurt, is aan de hemel een heldere lichtflits te zien. ‘Maar die botsing heeft al miljoenen lichtjaren ver weg plaatsgevonden, dus als het ware kijk je terug in de tijd.’
Ze is even stil. ‘Als je beseft dat de Erasmustoren 88 meter hoog is, en ik langs dat gebouw miljoen lichtjaren de ruimte in staar, dan voel ik me af en toe wel heel klein ja, zo op de aarde.’
Wie: Jeffrey Kobussen (35)
Taak: Schoonmaker (Asito)
Waar: Grotiusgebouw
Voor iemand die zichzelf ‘geen ochtendmens’ noemt, gaat de wekker elke morgen behoorlijk vroeg: om vijf uur. Als de rest van Nijmegen nog slaapt, maakt Jeffrey Kobussen een ontbijtje voor zichzelf klaar en rookt hij zijn eerste sigaret. Een uur later begint zijn werkdag op de universiteit. ‘Dan kan ik rustig wakker worden’, zegt hij. Niemand die hem in de weg loopt, en als hij al zou willen mopperen, biedt alleen de stofzuiger een luisterend oor.
Kobussen, geboren en getogen in Nijmegen, werkt al negen jaar als schoonmaker op de universiteit. De laatste jaren is het Grotius zijn territorium. Hij houdt ervan om het gebouw in de ochtend tot leven te zien komen. ‘Van doodse stilte naar driehonderd studenten en medewerkers die hier rondlopen’, vertelt hij in de nog uitgestorven
koffiehoek op de tweede verdieping.
‘Ik word niet alleen gelukkig van dit gebouw, maar ook van iedereen die hier werkt’
Hij poetst de toiletten, dweilt de gangen, zorgt ervoor dat de grote collegezaal weer spic en span is. Daarna volgen de kantoren van medewerkers, tegen die tijd is hij vrolijk en wel toe aan een praatje. ‘Ik ken de mensen hier goed na zoveel jaren. Ik word niet alleen gelukkig van dit gebouw, maar ook van iedereen die hier werkt.’
Met kerst krijgt hij kaartjes met zijn naam erop, op 5 december een chocoladeletter. En als hij op vakantie is geweest, staan ze hem bij terugkomst bijna juichend op te wachten in het Grotiusgebouw. Die dankbaarheid is voor hem de motor om zijn werk goed te doen. ‘Ik ben heel perfectionistisch.’
Ja, ook bij hem thuis in Hatert is het keurig. Kobussen houdt van ‘bling bling’ en van kristal en van hoogglansmaterialen. Dat is alleen mooi als het gepoetst is. Er mogen geen haren van de chihuahua, de Schotse collie of de kat rondslingeren. Ook zijn paard verzorgt hij met grote toewijding. ‘We trainen vijf dagen in de week. Ik rijd dressuurwedstrijden met haar.’
Zijn wilde haren – Kobussen was in een vorig leven kapper – is hij al een paar jaar geleden verloren. Dus ’s avonds om half tien zijn bed in duiken, vindt hij helemaal geen straf.