Doorbraak in onderzoek naar ‘beladen’ ADHD
Voor het eerst zijn genetische variaties gevonden die samenhangen met ADHD. Een internationaal consortium van wetenschappers verzamelde daarvoor genetisch materiaal van liefst 20.000 patiënten en 35.000 gezonde proefpersonen. Hoogleraar Barbara Franke (Radboudumc), leider van de ADHD-tak van het consortium, was betrokken bij het onderzoek.
Wereldwijd lijdt 5 procent van alle kinderen en 2,5 procent van de volwassenen aan ADHD (attention-deficit/-hyperactivity disorder). Dat de aandoening sterk erfelijk bepaald is, was al bekend. ‘Maar welke genetische variaties daar precies aan ten grondslag liggen wisten we nog niet’, zegt Franke. ‘Nu hebben we twaalf plekken in het genoom gevonden die er echt toe doen. Dat zijn er twaalf van misschien duizenden, dus het is een topje van de ijsberg. Maar het is een belangrijk begin.’
Waarom is het belangrijk deze genetische variaties te vinden?
‘Dat we weten welke genetische variaties een rol spelen helpt bij het begrijpen van de biologische processen achter ADHD. We denken dat de duizenden ADHD-gerelateerde genetische variaties samen enkele tientallen processen beïnvloeden, die op hun beurt weer het gedrag beïnvloeden.’
Heeft u een voorbeeld van zo’n biologisch proces?
‘We hebben sterke aanwijzingen dat bijvoorbeeld de uitgroei van neuronen tijdens de ontwikkeling van het brein anders is bij mensen met ADHD. Maar ook bepaalde neurotransmitters, de boodschapperstofjes in het brein, lijken anders te werken bij mensen met de aandoening.’
Als je weet welke biologische processen ADHD veroorzaken, kun je dan ook ingrijpen – ADHD genezen?
‘Je hoopt uiteindelijk wel een betere therapie te vinden. Wat we op dit moment bij patiënten doen is vooral symptomen onderdrukken. En alle geneesmiddelen die we daarvoor gebruiken zijn per toeval gevonden. Eigenlijk wil je de behandeling van ADHD evidence-based aanpakken: eerst uitzoeken welke processen misgaan bij de aandoening. En dan vervolgens medicatie of therapieën maken die op dat bewijs gebaseerd zijn.’
Zou genetische kennis ook bij de diagnose van ADHD kunnen helpen?
‘Daar hebben we nu nog te weinig kennis voor. Maar uiteindelijk willen we wel de psychiater kunnen ondersteunen met een biologische test. Dat zou kunnen met genetica. Het probleem is dat de genetische aanleg voor ADHD samenhangt met een heleboel andere aandoeningen: depressie, verslaving, autisme, noem maar op. Je kunt met een genetische test hoogstens stellen dat iemand een verhoogd risico heeft op een stoornis. Welke stoornis dat is, dat moet de psychiater vaststellen.’
‘We horen van patiënten dat het onderzoek belangrijk voor hen is’
Volgens u is ADHD een beladen onderwerp. Waarom precies?
‘Sommigen vinden dat je niet een label op kinderen moet plakken waar ze hun leven lang niet vanaf komen. Hoewel daar natuurlijk iets in zit, weten we dat kinderen beter af zijn als ze behandeld worden. En voor behandeling is dat label in de huidige maatschappij wel nodig.’
‘Maar er zijn ook mensen die niet geloven dat ADHD bestaat. Die denken: het zijn gewoon kinderen die moeilijk doen of niet goed opgevoed zijn.’
Draagt jullie onderzoek bij aan erkenning voor die kinderen en ouders?
‘Het draagt zeker bij, zeker als we de biologische processen kunnen vinden. Vorig jaar hebben we al onderzoek gedaan naar ADHD in het brein, en ook daar vonden we verschillen tussen mensen met en zonder ADHD.’
‘We horen regelmatig van patiënten en patiëntorganisaties dat het onderzoek belangrijk voor hen is. Het geeft munitie om te zeggen: mijn kind is niet gewoon “moeilijk”. Het heeft een aandoening.’