Een duikerwants herken je met je ogen dicht
In elk slootje en vijvertje komen ze voor, en elke soort maakt haar eigen geluid: waterwantsen. Bioloog Baudewijn Odé probeert al deze klanken systematisch op te nemen en te beschrijven, als eerste in Nederland.
Ziep, ziep, ziep. Als je de koptelefoon van bioloog Baudewijn Odé opzet waan je je net in een natuurgebied in de zomer, met sprinkhanen die een rustgevende symfonie van geluid laten horen. De snerpende geluiden komen echter van waterwantsen die rondzwemmen onder het wateroppervlak van de vijver achter het Huygensgebouw.
Waterwantsen? De insectengroep zal bij weinig mensen een belletje doen rinkelen, maar haal een schepnetje door een sloot of plas, en geheid dat je er een aantal te pakken hebt. Samen met schaatsenrijders, waterkevertjes en andere zoetwaterdiertjes van hooguit twee centimeter lang houden ze de sloot schoon van bijvoorbeeld algen. Zelf vormen ze weer voedsel voor vissen.
Je kunt ze herkennen aan hun zuigsnuit, vertelt Odé, en aan hoe ze zich voortbewegen, met alleen de twee voorpootjes. Het maakt ze heel anders dan waterkevertjes, waar ze op het eerste oog wat van weg hebben. Die gebruiken álle poten om te door het water te schieten, en hebben kaken op hun kop. Om de verschillende soorten waterwantsen uit elkaar te houden – er zijn er ruim tien in Nederland – moet je ze van dichtbij bekijken, liefst onder een loep of microscoop.
Strijkstok
Maar je kunt ze ook met je gehoor onderscheiden, ontdekte Odé. Elke soort maakt namelijk haar eigen kenmerkende geluid. Dat doen ze een beetje op dezelfde manier als sprinkhanen, door met hun voorpootjes langs hun kop te strijken, als een strijkstok over vioolsnaren. En omdat elke soort een ander patroon tandjes op de poten heeft, zorgt dat steeds voor een verschillende, soortspecifieke klank.
Odé probeert de geluiden van alle soorten waterwantsen te beschrijven. Het is een hobbyproject, zegt hij erbij, want in het dagelijks leven houdt hij zich bezig met planten, als botanicus bij natuurorganisatie Floron, die kantoor houdt op het Toernooiveld. De wantsgeluiden intrigeren hem, vertelt Odé enthousiast, sinds hij een jaar of tien geleden hun onderwaterklanken voor het eerst hoorde. vanaf toen is hij ze op gaan nemen met speciale onderwater-microfoons, zoals vandaag bij de bètavijver.
Voortplanting
Die registratie is niet alleen interessant voor hemzelf, maar ook voor de wetenschap. Welke geluiden waterwantsen maken is nog grotendeels onontgonnen wetenschappelijk terrein, ze zijn nauwelijks beschreven in de literatuur. Waarschijnlijk zijn de geluiden belangrijk voor het herkennen van soortgenoten, en daarmee voor de voortplanting.
Het zou zelfs zo kunnen zijn, filosofeert Odé, dat sommige diertjes qua uiterlijk tot dezelfde soort lijken te behoren, maar heel ander geluid produceren, omdat ze net een ander tandjespatroon op hun poten hebben staan. Dan heb je in feite met twee verschillende soorten te maken die onderling niet voorplanten.
De theorie is dan misschien biologerend, de praktijk kent haar eigen uitdagingen. Je moet de wantsen wel eerst zien op te snorren, immers. Dat blijkt hier bij de bètavijver makkelijker gezegd dan gedaan. Op een plek net zuidelijk van het bruggetje over de vijver blijft het stil. Maar bij de tweede luisterpoging, meer richting de oever is het raak. Ziep, ziep, ziep. Een duikerwants – dat hoor je meteen.