Een kind dat seksueel misbruikt is, verhoor je niet zomaar
Een van de lastigste taken van rechercheurs is misschien wel het verhoren van een kind dat slachtoffer is van seksueel geweld. Maar hoe zorg je dat een kind een betrouwbare verklaring aflegt? Neerlandicus en jurist Guusje Jol (44) promoveerde vorige week op die vraag – en wat er beter kan.
Tussen de zes en elf jaar oud waren ze, de 38 kinderen van wie Guusje Jol de politieverhoren analyseerde. Allemaal hadden ze te maken gehad met een vorm van seksueel geweld, van kleren uit moeten doen voor de webcam tot misbruik door familieleden. Gelukkig kunnen daders soms gepakt worden, mede op basis van de verklaringen die de jonge slachtoffers en getuigen afleggen bij de politie.
Maar het verkrijgen van een betrouwbare verklaring van kinderen is een flinke uitdaging, zag Jol in haar onderzoek. ‘Voor kinderverhoren bestaan speciale richtlijnen en trainingen – vooral gebaseerd op psychologisch onderzoek en politie-ervaringen. Mijn vraag was hoe gesprekken in de praktijk verliepen en hoe dat zich verhoudt tot de richtlijnen.’
‘Hoe weet je dat?’-vragen
Jols belangrijkste boodschap is dat we af moeten van het idee dat een verhoor alleen een vorm van informatie-uitwisseling is. ‘Je doet altijd iets als je wat zegt. Of als je niks zegt. Dus wat je ook doet, het is nooit neutraal. Ook niet in een verhoor, hoezeer je dat misschien ook zou willen.’
Dat leidt soms tot onbedoelde effecten, legt ze uit. Zo zijn rechercheurs bijvoorbeeld getraind om zogenoemde ‘hoe weet je dat’-vragen te stellen. ‘Die zijn bedoeld om een zo goed mogelijke onderbouwing te krijgen van feiten. Maar zulke vragen kunnen overkomen als een vraag om verantwoording. Verhoorders vragen daarmee immers om bewijs – ze nemen niet zonder meer aan wat het kind vertelt.’
Het gevolg: kinderen formuleren hun antwoord op dergelijke vragen soms onzeker, of juist stellig. Jol: ‘Als een rechercheur bijvoorbeeld vraagt hoe een slachtoffer weet dat opa hem wilde ontvoeren, kan hij of zij zeggen: “dat wilde hij altijd al doen”. Die stelligheid is dan een reactie op de uitdagende vraag, en zegt niet per se iets over hoe zeker het kind is.’ En dat heeft weer invloed op de betrouwbaarheid van een verklaring.
‘Zo’n verhoor kun je maar één keer doen, en dan moet het goed gaan’
Een ander voorbeeld van spanning tussen richtlijnen en de dynamiek van gesprekken heeft te maken met het feit dat verhoorders zich neutraal moeten opstellen. Daardoor wordt informatie zo feitelijk mogelijk vastgesteld, is het idee.
Tegelijkertijd kan juist die ‘neutrale’ houding zorgen voor spanning tussen verhoorder en kind, aldus Jol. ‘Soms vertellen kinderen trots hoe ze zich verzet hebben, bijvoorbeeld dat ze hun belager geschopt hebben. Dat roept goedkeuring of waardering van de gesprekspartner op. In een normaal gesprek zal de gesprekspartner die ook geven, maar in een verhoor zal een rechercheur hooguit reageren met “oké”.’ Het gevolg is dat een gesprek ontstaat waarin de verhoorder op een aantal momenten nadrukkelijk openlijke steun of betrokkenheid vermijdt.
Vooringenomen
Hoe het precies beter kan, vindt de neerlandica lastiger te zeggen. Verhoorders kunnen bijvoorbeeld niet zonder gevolgen kinderen geruststellend toespreken of hun waardering uitspreken. ‘De advocaat van de verdachte kan dan in de rechtszaal het argument aanhalen dat de politie vooringenomen was tijdens het verhoor.’
Toch zou het al kunnen schelen als verhoorders zich beter bewust zijn van wat de richtlijnen die ze volgen voor gevolgen hebben. ‘Dan snappen ze beter waar bepaalde reacties vandaan komen die de kinderen hebben. Daarnaast zou je kinderen van tevoren ook nog beter kunnen vertellen waarom bepaalde vragen worden gesteld.’
Enorm boos
Verhoorders doen het zeker niet verkeerd, benadrukt Jol. ‘Iedereen in het werkveld die ik heb gesproken, is enorm gemotiveerd om het goed te doen, maar het kan geen kwaad om te kijken wat er beter kan. Zo’n verhoor kun je maar één keer doen, en dan moet het goed gaan.’ Daar kwam ook haar motivatie voor het onderzoek vandaan. Voor de slachtoffers die ze onderzocht verandert het niets, maar hopelijk wel voor toekomstige kinderverhoren.
De verhalen van de kinderen raakten Jol soms behoorlijk. ‘Ik keek er zoveel mogelijk met een technisch oog naar. Als ik dat niet zou kunnen, had ik dit onderwerp niet moeten kiezen. Toch kan ik me enorm boos maken over wat mensen kinderen aandoen. Ook vraag ik me wel eens af hoe het nu met deze kinderen gaat.’
Oma schreef op 7 februari 2020 om 11:16
Dat was wat wij wilden. Toen onze kleinzoon iets over zijn overgrootopa zei. Hij is gediagnosticeerd met ass. Zijn fantasie begint zich nu pas te ontwikkelen en dat houd in dat alles wat hij zegt hij heeft gezien, gehoord of heeft meegemaakt. Hij was 5 toen hij bij zijn nichtje de broek naar beneden wilde doen. Zijn nichtje protesteerde want haar was geleerd dat dat haar priveplekje was. Waarop hij zegt: “Jawel…Net als opa ***** een piepkus”. Waarbij bij ons alle alarmbellen afgingen. De kinderen stonden al onder toezicht en de betreffende jeugdbeschermer werd gebeld. Jeugdzorg hanteerde het vlaggensysteem. Dit scoorde een rode vlag werd ons verteld en Hij moest extra geobserveerd worden en bij herhaling moest hem duidelijk gemaakt worden dat dit grensoverschrijdend seksueel gedrag was. Waar deze uitspraak vandaan kwam (Hij vertelde iets, hij duidde er iets mee aan) werd geen onderzoek naar gedaan. Wij hebben van onze kant alles gedaan om een dergelijk gesprek als waar dit artikel over gaat geregeld te krijgen. Dit zijn gesprekken die je aan deskundigen over moet laten omdat je zonder er erg in te hebben hun dingen in hun mond kan leggen. Maar de betrokken jeugdbeschermer heeft dit tegen gehouden. Voor ons was de combinatie broek uit willen trekken met wat hij zij reden om een taxatiegesprek te willen en zij ziet dat niet.