Een megasubsidie van 97 miljoen euro staat niet in één keer op de rekening van de universiteit
97 miljoen euro voor een volautomatisch scheikundig lab, 80 miljoen naar kunstmatige intelligentie in het onderwijs. De Radboud Universiteit haalt de ene na de andere megasubsidie binnen. Hoe besteed je zulke immense bedragen op een effectieve manier? ‘Je moet oppassen dat je geen klein NWO wordt.’
101 miljoen euro. Op dat bedrag kwamen Wilhelm Huck en zijn collega’s aanvankelijk uit, toen ze hun subsidieaanvraag bij het Nationaal Groeifonds doorrekenden. Als we nu onder die psychologische drempel van 100 miljoen komen, maken we vast iets meer kans, dacht de hoogleraar Fysisch-organische chemie. Dus werden de plannen bijgesteld. ‘Toen zaten we op 99 miljoen, maar dat leek ons ook weer niks. Dan lijk je net de Lidl-aanbieding onder de Groeifondsaanvragen.’
Uiteindelijk werd het 97 miljoen euro. In april vorig jaar kwam het goede nieuws uit Den Haag: hun projectvoorstel voor een ‘Robotlab’ was gehonoreerd. Het duizelingwekkende bedrag was een nieuw hoogterecord in een toch al imposant rijtje.
‘Dan lijk je net de Lidl-aanbieding onder de Groeifondsaanvragen’
Ook kersvers hoogleraar Onderwijswetenschappen Inge Molenaar kreeg een Groeifondssubsidie: 80 miljoen euro voor onderzoek naar kunstmatige intelligentie in het onderwijs. En vorig jaar ontving hoogleraar Neurowetenschappen Francesco Battaglia 21,9 miljoen euro van wetenschapsfinancier NWO, voor onderzoek naar hoe hersenen werken.
Het lijken bedragen die een doorsnee wetenschapper zelfs in een decennialange carrière niet opkrijgt. Is zoveel geld voor een enkel project echt nodig? En hoe besteed je al die miljoenen? Om met die eerste vraag te beginnen: zulke subsidies zijn essentieel om echte vernieuwing te krijgen. Dat is tenminste de stellige overtuiging van Huck, zo vertelt hij op zijn werkkamer op de derde verdieping van het Huygensgebouw.
Bier of medicijnen
Kijk naar zijn eigen Robotlab-project. Dat heeft als doel om een volautomatisch scheikundig lab te bouwen, waar robots alle menselijke handelingen overnemen. Pipetteren, stoffen mengen, monsters in analyseapparaten zetten – het zijn nu nog relatief arbeidsintensieve handelingen die een flink deel van de werkdag van scheikundig onderzoekers en laboranten opsouperen.
Wat dat betreft is er niet veel veranderd sinds de tijd van de alchemisten in de zestiende eeuw. Binnen het Robotlab gaan autonome robots dit handwerk overnemen, is het idee – ongeacht of je nu bier wilt maken, medicijnen of verf. Kunstmatige intelligentie moet alle processen stroomlijnen.
Nieuwe Vox
Dit verhaal staat in de nieuwe Vox, die te vinden is in de bakken op de campus en waarin alles draait om geld. Na enkele ‘vette jaren’ moet de universiteit voor het eerst weer bezuinigen. En met de universiteit ook haar studenten, want de nieuwe, oude basisbeurs is na jaren aan inflatie maar een druppel op de gloeiende plaat.
Zo’n volautomatisch en tegelijkertijd multifunctioneel lab bouw je niet met een kleine subsidie, stelt Huck. ‘Het kost tientallen miljoenen aan investering. Iedereen in de chemische en voedingsindustrie wil dit, maar de ontwikkeling ervan is te risicovol voor bedrijven, vanwege de complexiteit. Zonder overheidsinvestering komt het dus niet van de grond.’ Het Nationaal Groeifonds moet dit soort ‘marktfalen’ tegengaan. Het geld komt uit het budget van het ministerie van Economische Zaken.
Maar toch, 97 miljoen euro? Van dat geld kun je ook een heel nieuw universiteitsgebouw neerzetten, zoals het Maria Montessorigebouw (prijskaartje: 75 miljoen euro). Of bijna een stadsbrug als de Oversteek (148 miljoen euro). Zijn dat geen zinniger bestedingen van publieke middelen? Volgens Huck moet je het Robotlab ook zien als een groot infrastructureel project. ‘Wij moeten straks ook iets fysieks opleveren, namelijk een lab dat bedrijven en andere instellingen kunnen gebruiken.’
‘En bijna honderd miljoen euro klinkt misschien veel’, zegt subsidieadviseur Pieter Jan Boon, die nauw betrokken was bij Hucks aanvraag, ‘maar dit geld wordt verspreid over acht jaar én vijf projectpartners.’ Huck is dan wel boegbeeld, er zitten tientallen onderzoekers in het consortium. Behalve bij de Radboud Universiteit werken die bij de Technische Universiteit Eindhoven, de Rijksuniversiteit Groningen, Fontys Hogescholen en natuurkunde-instituut AMOLF. Per partner komt dat neer op een jaarlijks budget van 0,8 tot 3 miljoen euro, rekent Boon voor.
‘Dan is het perspectief heel anders, meer in de ordegrootte van een grote individuele onderzoeksbeurs.’ Zo kan een vijfjarige ERC Advanced Grant oplopen tot 3 miljoen euro. Ter vergelijking: de Radboud Universiteit heeft jaarlijks ongeveer 700 miljoen euro aan inkomsten.
Geen Tikkie
Bij megaprojecten werken heel wat dingen op een andere manier. Zo was er geen maximaal aan te vragen budget. Dat, vertelt Huck, vergt een totaal andere manier van werken dan bijvoorbeeld een Vidi-subsidievoorstel, waarmee onderzoekers met een aantal jaren ervaring een eigen onderzoeksgroep kunnen opzetten. Daarin is altijd maximaal 800.000 euro beschikbaar, genoeg voor het salaris van de aanvrager, een of twee promovendi en een klein beetje apparatuur.
Het Groeifonds werkt andersom: het projectdoel staat centraal – bij Huck: een automatisch lab – en vervolgens bepaal je wat je nodig denkt te hebben om daar te komen. Huck: ‘Je kunt hierbij alleen een globale inschatting maken, geen gedetailleerde rekensom.’
Hoeveel personen zijn er ongeveer nodig en wat kosten zij? En hoeveel materialen? Uiteindelijk kom je zo tot een lijst met aantallen promovendi, postdocs en spullen.
‘Een geavanceerde pipetteerrobot kost al snel 600.000 euro’
In de praktijk gaat het overgrote deel van het budget van het Robotlab-project (zo’n 80 procent) op aan mensen en middelen. De verhouding tussen personeelskosten en materialen ligt daarbij ongeveer op 3:1, tegen 5:1 bij een NWO-subsidie, schat de scheikundehoogleraar. ‘Ons doel is om een autonoom lab te maken. De investering in analytische instrumenten is daarom groot. Een geavanceerde pipetteerrobot kost al snel 600.000 euro.’
Een ander belangrijk verschil is dat het Groeifondsgeld niet simpelweg via een Tikkie in één keer op de universitaire bankrekening staat. ‘Dat is een groot misverstand’, verzucht Boon. De uitkering gebeurt stapsgewijs. In december 2023 stelt de overheid de allereerste vierjarige tranche beschikbaar, van 51 miljoen euro. Dat geld komt in de praktijk in jaarlijkse porties binnen. Boon: ‘De tweede tranche moet over vier jaar apart worden aangevraagd. Elk jaar moeten we verantwoording afleggen over de bestedingen, en halverwege het project is er een inhoudelijke evaluatie.’
Ook is er geen garantie dat elke partner zomaar het gereserveerde geld krijgt. Het plan is, legt Huck uit, dat alle consortiumleden straks geld kunnen aanvragen bij het projectbestuur, en dat dit de projectideeën honoreert die inhoudelijk het best op elkaar aansluiten. Het bestuur zit in een speciaal opgerichte stichting die losstaat van de universiteit; de leden zijn Huck en de hoofdonderzoekers van de andere projectpartners. De stichting krijgt het geld toegewezen en sluist dat weer door naar de betrokken universiteiten.
Vallen en opstaan
Waar Huck nog in de startblokken van zijn nieuwe megaproject staat, is neurowetenschapper Peter Hagoort bijna over de finish. Tien jaar geleden kreeg een onderzoeksconsortium onder zijn leiding een beurs van 26,7 miljoen euro van NWO voor het project Language in Interaction, een studie naar de biologische, taalkundige en psychologische aspecten van het menselijk taalvermogen. Van het budget ging driekwart naar Nijmegen: naar het Donders Instituut, het Max Planck Instituut (MPI) en het Centre for Language Studies op de letterenfaculteit. In juni 2024 loopt het project af.
Het managen van zo’n groot onderzoeksprogramma gaat met vallen en opstaan, blikt Hagoort terug in zijn MPI-kantoor. ‘Je moet vooral oppassen dat je geen klein NWO wordt.’ Daarmee bedoelt hij dat onderzoekers het consortium als een veredelde pinautomaat gaan zien om geld op te halen voor hun bestaande onderzoekslijnen. ‘We wilden juist grote vragen aanpakken, die je alleen in samenwerkingsverband kunt beantwoorden.’
Bij Language in Interaction werd het geld daarom, net als bij het Robotlab van Wilhelm Huck, niet in één keer verdeeld over alle betrokken onderzoekers. ‘Dat is onmogelijk bij zo’n omvangrijk en langdurig project’, zegt Hagoort. ‘Zo’n consortium is een soort levend organisme, tijdens de looptijd zijn er allerlei nieuwe ontwikkelingen. Je wilt bijvoorbeeld vervolgexperimenten doen op basis van nieuw onderzoek.’ Bovendien verandert de samenstelling van het consortium continu: mensen haken af of komen er juist bij. ‘Twee van de betrokken hoogleraren, Anne Cutler en Pieter Muysken, zijn helaas zelfs overleden.’
Kruisbestuiving
Om het geld zo effectief mogelijk te besteden, kozen Hagoort en consorten voor een vergelijkbare constructie als Huck. Consortiumleden konden aanvragen indienen bij een wetenschappelijke raad, die bestond uit niet-betrokken onderzoekers. De best beoordeelde plannen werden gehonoreerd. Plannen van onderzoekers die nooit eerder hadden samengewerkt, kregen hierbij voorrang. Hagoort: ‘Zo stimuleer je de onderlinge kruisbestuiving.’
‘Zo stimuleer je de onderlinge kruisbestuiving’
In een later stadium stelden de projectleiders Five Big Questions op die centraal moesten komen te staan. Een van deze vragen was waardoor het taalvermogen verschilt van mens tot mens; de een is welbespraakter dan de ander of leert makkelijker een vreemde taal. Het antwoord lag in de verschillen in hoe hersengebieden met elkaar verbonden zijn. Dat bleek uit scansessies met honderden proefpersonen – van laag- tot hoogopgeleid en van jong tot oud. Hagoort: ‘Zulk baanbrekend onderzoek krijg je in een klein project logistiek onmogelijk voor elkaar.’
Achteraf had hij sommige dingen anders willen aanpakken, zegt Hagoort nu. Zoals die Five Big Questions al eerder formuleren. ‘Iedereen wilde meteen aan de slag toen het geld toegekend was. Dat is ook logisch, maar eigenlijk zou het mooier zijn om in het begin als consortium een positionpaper te schrijven (een theoretisch artikel met hypotheses, red.). Dan werk je meteen vanaf het begin samen.’
Pieken en dalen
Hagoort en Huck beseffen dat ze zich in een luxepositie bevinden. En eerlijk gezegd had Language in Interaction achteraf best ook met een paar miljoen minder toegekund, denkt Hagoort. Toch is er volgens hem veel te zeggen voor grote subsidies als het Groeifonds en NWO’s Zwaartekrachtprogramma. Dat zit hem niet alleen in de schaalvoordelen. ‘Je hebt pieken en dalen nodig in het wetenschappelijk landschap, geen plat laagland. Als je toponderzoek in huis hebt, dan moet je dat blijven stimuleren. Anders komen de buitenlandse talenten niet meer hierheen.’
Dat betekent overigens niet dat toponderzoek ten koste moet gaan van kleinere vakgebieden, benadrukt hij. ‘De huidige maatschappij heeft een breed kennisimmuunsysteem nodig. Daarom vind ik de Startersbeurzen [156 miljoen euro om beginnende universitair docenten te ondersteunen, red.] ook heel welkom.’ Een belangrijk aandachtspunt voor Huck en Hagoort is de periode na hun megaprojecten.
Hagoort: ‘Je wilt voorkomen dat alles dan als een plumpudding in elkaar zakt.’ Daarom is hij momenteel bezig met de aanvraag van een grote vervolgsubsidie, binnen het nieuwe NWO-programma Summit. Ook zijn er tenuretrack-onderzoekers aangesteld binnen het consortium, wier posities inmiddels door de betrokken faculteiten in Nijmegen en Amsterdam zelf gedragen worden.
Binnen het Robotlab van Huck is men ook al bezig met de continuïteit, weet subsidieadviseur Boon. Zo is het de bedoeling dat bedrijven geld gaan steken in het lab, waardoor er over een paar jaar hopelijk nog meer beschikbaar is. ‘Daarom heet het ook Groeifonds.’ Binnen het project is 11 miljoen euro gereserveerd om dit aan te zwengelen. Uiteindelijk moet het lab blijven doordraaien als de subsidiepot leeg is, en wordt de stichting een bedrijf: Robotlab B.V.. Mits de onderzoekers hun beloftes kunnen waarmaken, natuurlijk. Huck heeft goede hoop, maar geeft geen garanties. ‘Ik weet zelf ook nog niet of het gaat lukken, maar dat is inherent aan dit type onderzoek. Het is echt high risk, high gain.’
Overhead
Onderzoekers klagen weleens over het geld dat ze kwijt zijn aan overhead. Dat is het bedrag dat de universiteit afroomt van een subsidie om algemene kosten van te betalen. Denk aan huisvesting, schoonmaak en secretariële ondersteuning. ‘Van mijn laatste ERC Advanced-project moest ik een half miljoen euro afdragen aan de faculteit, dat is 20 procent’, moppert hoogleraar Fysisch-organische chemie Wilhelm Huck. ‘Natuurlijk moet de universitaire elektriciteitsrekening ook betaald worden, maar die overhead gaat ook naar duizend-en-een dingen waarvan ik me afvraag hoe essentieel ze zijn. Denk aan valorisatie, coaches en communicatieafdelingen.’