Opinie

‘Een promovendus is geen veredelde student’

28 jan 2020

OPINIE - Laten we er als wetenschappers voor kiezen niet mee te werken aan de verdere precarisering van de geesteswetenschappen door beurspromovendi aan te stellen, zeggen zeven Leidse en Utrechtse historici, het Promovendi Netwerk Nederland, en de Algemene Onderwijsbond.

Het moet vreemd zijn geweest voor een net afgestudeerde geschiedenisstudent. Woensdag 22 januari verschenen op de website van de Radboud Universiteit vacatureteksten voor drie promotieplekken bij de afdeling geschiedenis. Maar een dag later waren de pagina’s alweer verdwenen. Wat was er gebeurd?

Wie twitterde of het universiteitsblad Vox las, had het allemaal meegekregen. Er was namelijk veel reuring ontstaan over de vacatures, omdat de Duitse stichting die ze bekostigde voor deze drie beurspromovendi slechts 1600 euro per maand over had. Voor dat bedrag zouden zij veertig uur per week werken, geen aanvullend inkomen mogen hebben, en drie éénjarige contracten krijgen, waarbij verlenging ieder jaar zou afhangen van een evaluatie.

Een opmerkelijke constructie. Want waar de Rijksuniversiteit van Groningen in 2016 met een grootschalig experiment met beurspromovendi begon, daar sprak het Nijmeegse college van bestuur zich ferm uit tegen dergelijke overeenkomsten. ‘Wij beschouwen promovendi als medewerkers’, liet de universiteit vorig jaar opnieuw weten.

Controversieel

Het Groningse experiment is inmiddels dan ook zeer controversieel. Betrokken PhD’s hebben in een helder manifest gewezen op de verschillen en overeenkomsten tussen hun arbeidsvoorwaarden, en die van hun collega’s die wél onder de CAO vallen. Ook zij hebben soms weinig keuze aangaande hun onderzoek of het geven van college. Maar hoewel zij nadelen delen met arbeidscontract-promovendi, genieten ze niet dezelfde voordelen. Zo loopt hun netto vergoeding van 1766 euro per maand tijdens het project niet meer op, zoals bij hun werknemer-collega’s. En krijgen zij:

– geen dertiende maand
– geen vakantiegeld
– geen reiskostenvergoeding
– geen inbegrepen arbeidsongeschiktheidsverzekering
– geen pensioenopbouw
– geen verhuisvergoeding
– geen flexibele inzet van vakantieuren

In een reactie op Kamervragen erkent minister Ingrid van Engelshoven dat het gemiste inkomen van de beurspromovendi moest worden geschat op 20.000 tot 30.000 euro. Tegelijk bagatelliseert zij de misstanden, en houdt ze “vertrouwen” in het vermogen tot zelfregulatie van de instelling.

 ‘Projecten zoals in Nijmegen accepteren wel de lusten van geld uit het buitenland, maar niet de lasten’

De recente vacatures van de Afdeling Geschiedenis aan de Radboud Universiteit laten zien waarom dat vertrouwen bij veel (jonge) academici broos, of zelfs afwezig is. Door voortdurende bezuinigingen en door de extreme concurrentie bij de NWO-rondes, zoeken ambitieuze U(H)D’s en hoogleraren naar alternatieve wijzen om PhD’s te financieren. Het gevolg is projecten zoals in Nijmegen, die wel de lusten van geld uit het buitenland accepteren, maar niet de lasten.

Minimumloon

Ondanks de zeer lage vergoeding – die het levensonderhoud in Nederland bovendien een stuk slechter dekt dan in Duitsland – worden zij wel aangesproken als ervaren onderzoekers. Voor een bedrag rond het minimumloon moeten zij beschikken over ‘demonstrable expertise’, ‘excellent academic writing skills’ en een publicatielijst, en voldoen aan ‘high academic standards’. In Nederland moet je tegenwoordig nu eenmaal alle elementen van het vak eigenlijk al beheersen, voor je aan een promotietraject mag beginnen.

Wanneer PhD’s daarvoor redelijk betaald worden, en in relatieve onafhankelijkheid kunnen werken, zou je kunnen zeggen dat dit te rechtvaardigen is. Maar wie deze pittige voorwaarden stelt voor beperkte beurzen uit landen waar promovendi soms veredelde studenten zijn, die probeert voor een dubbeltje op de eerste rij te zitten.

Foto: Wiktionary (Creative Commons)

Race to the bottom

Zoals het College van Bestuur van de Radboud Universiteit al haarfijn aanvoelde, en zoals één faculteit in Groningen zich inmiddels ook heeft gerealiseerd: Nederlandse universiteiten zouden dergelijke constructies op morele gronden resoluut moeten afwijzen. Zij stimuleren immers een race to the bottom.

Door het Nijmeegse project is deze bovendien al ingezet: in plaats van de 1766 euro in Groningen, ontvangen beurspromovendi daar nog maar 1600 euro. Sterker nog, de situatie van deze jonge onderzoekers is extra precair gemaakt door ieder jaar contractverlenging te laten afhangen van een evaluatie.

Twee groepen worden potentieel het hardst geraakt door een dergelijke opzet. Ten eerste vrouwen, die zonder zwangerschapsverlof en zonder verlenging van aanstelling het krijgen van een kind tijdens hun PhD nog onmogelijker wordt gemaakt. Een andere groep vormen jonge mensen uit het buitenland, een groep waar universiteiten al langer zeer gemakzuchtig mee omspringen. Van hen wordt wellicht gehoopt dat zij weinig kennis hebben van de Nederlandse context, en daarom deze voorwaarden sneller zullen accepteren.

Door hun positie onderaan de ladder, behoren promovendi tot de meest afhankelijke en kwetsbare werknemers van de universiteit. Ook mét een arbeidscontract maken zij al geregeld machtsmisbruik, seksuele intimidatie, en pestgedrag mee. Financieel, zo laten de Groningse en Nijmeegse experimenten met beurspromovendi zien, is de logica nu al net zo hiërarchisch: de medior/senior onderzoeker die van bovenaf bezuinigingen krijgt opgelegd, speelt deze, denkend aan diens eigen carrière, door aan de volgende generatie.

Veredelde student

Het is daarom essentieel dat we de positie van de promovendus in Nederland opnieuw bekrachtigen. De Nederlandse promovendus is geen veredelde student, maar een onafhankelijke onderzoeker die vaak onderwijs geeft, congressen organiseert, redactiewerk verricht, zich inzet voor valorisatie, en op hoog niveau publiceert. Een dergelijke gerespecteerde collega, waarvan de verwachtingen zo hoog zijn, moet daarom kunnen rekenen op een passende compensatie en normale secundaire arbeidsvoorwaarden. Minister Van Engelshoven had zich allang moeten uitspreken voor kwaliteit boven kwantiteit, en de verschillende Colleges van Bestuur zouden hier bovendien beleid op moeten vormen.

Daar kan het echter niet bij blijven. Wetenschappers moeten ook zelf hun verantwoordelijkheid nemen. Niemand wordt gedwongen om jonge onderzoekers uit te buiten. Hoogleraren en U(H)D’s die rode vierkantjes opspelden wanneer wordt geroepen om het aftreden van de minister, kunnen niet tegelijkertijd experimenteren met beurzen die een onmiskenbaar negatieve impact op de leefomstandigheden van promovendi hebben. Zij weten immers hartstikke goed: een promovendus is wat waard!

Dit opiniestuk van Sara Polak, Suze Zijlstra, Remco Breuker, Larissa Schulte Nordholt, Bente de Leede (allen Universiteit Leiden), Thomas Smits (Universiteit Utrecht), het Promovendi Netwerk Nederland en de Algemene Onderwijsbond, verscheen ook op geschiedenisblog overdemuur.org.

1 reactie

  1. Derk Janssens schreef op 28 januari 2020 om 13:29

    Waarom heeft het landelijke PNN dit wel ondertekend, maar ons eigen Phd Organisation Nijmegen niet? Of gaat men dat nog doen? Dit lijkt me bij uitstek een moment om je te laten horen als je promovendi aan de Radboud moet representeren…

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!