Een, twee in de maat
Kinderen die uit de pas lopen, krijgen in Nederland een aanpak op maat. En je loopt hier al snel uit de pas, merkt kinder- en jeugdpsychiater Rutger Jan van der Gaag.
Als Rutger Jan van der Gaag op een feestje vertelt over zijn werk met kinderen met ADHD en autisme, knikken zijn toehoorders begrijpend. “Mijn nichtje heeft het ook”, zeggen ze dan, of: “Mijn oom kreeg onlangs de diagnose”. Dat was wel anders toen hij veertig jaar geleden begon als kinder- en jeugdpsychiater: geen mens had nog van ADHD en autisme gehoord.
Van der Gaag ziet het als een teken dat hij en zijn collega’s goed werk hebben verricht. “Ik kan me nog de tijd herinneren dat mensen zeiden: ‘Die kinderen zijn gewoon niet goed opgevoed, ze hebben discipline nodig’.” Inmiddels is wel duidelijk dat kinderen met ADHD niet gewoon drukke kinderen zijn. “Ze zitten biologisch anders in elkaar. Als je ze een polsband geeft met een bewegingsmeter, dan blijken ze niet alleen overdag op school en ’s avonds thuis, maar ook ’s nachts veel meer te bewegen dan gemiddeld. Dat heeft te maken met erfelijke kwetsbaarheid.”
Sommen
Tegelijk ziet de psychiater meer mensen met ADHD of autistische trekken vastlopen. Een op de vijf lukt het niet om mee te draaien op het werk of op school. “Dus alle hoogleraren aan de Radboud Universiteit die autistische trekken hebben, varen daar waarschijnlijk wel bij. Alle CEO’s en alle ingenieurs die autistische trekken hebben, varen daar wel bij. Anders zouden ze op dat niveau ook niet kunnen functioneren. Maar het aantal mensen dat ermee vastloopt, is verdrievoudigd in de afgelopen veertig jaar.”
Van der Gaag verhaalt over zijn oude klas in het Engeland van de jaren vijftig, het St. Davids College in Kent, waar hij opgroeide. En over Mrs. Webster, die haar eigen manier had om om te gaan met Ricky, het beweeglijkste jongetje van de klas. “Er viel niets te beleven in onze klas”, herinnert Van der Gaag zich. “Je zat in een rij en maakte sommen.” Maar de spring-in-‘t-veld had een aparte regeling met Mrs. Webster: als hij zijn rijtje sommen af had, liep hij de klas uit en rende het schoolgebouw drie keer rond. Of: hij snelde weg om de schoolmelk op te halen. “Onze juf zorgde er wel voor dat Ricky altijd wat te doen had.”
Cambridge
Of neem het klasgenootje met de autistische trekken. “Dat was een ongelooflijk slimme jongen, die wist indrukwekkend veel van de geschiedenis. Goed, hij kon niet sporten en werd ook wel gepest, maar op school kreeg hij de ruimte om zijn interesse te volgen. Soms zat hij urenlang met zijn neus in de boeken.”
Op een reünie van de school ontmoet Van der Gaag hem opnieuw. Hij blijkt na een studie aan de universiteit van Cambridge te werken als directeur van een groot archief in Engeland. De man is er zelf van overtuigd dat hij het syndroom van Asperger heeft, maar het gaat hem goed. Hij trof een begripvolle vrouw en heeft twee kinderen met haar. Van der Gaag: “Maar het drama was dat – terwijl de eigenaardigheden van de hoogleraar op school altijd werden gewaardeerd – hij en zijn vrouw inmiddels verwikkeld waren in een slopende procedure om aan te tonen dat hun zoon geschikt was voor het gewone onderwijs.” De zoon, met dezelfde erfelijke aanleg als zijn vader, had de diagnose ‘autistische stoornis’ gekregen, omdat hij die nodig had om extra begeleiding te krijgen. En die begeleiding had hij weer nodig om op zijn school te kunnen blijven. “Niemand die dacht: ‘Die jongen heeft gewoon een eenzijdig talent, laten we kijken hoe we hem kunnen helpen dat talent te ontplooien’.”
Pas toen zijn eigen kinderen naar de basisschool gingen, zag Van der Gaag met eigen ogen dat er iets fundamenteels was veranderd in het onderwijs. “Ze zaten in van die combinatieklassen. Terwijl de juf van groep 5 een boeiende uitleg gaf over geschiedenis, moest groep 4 sommen maken. En die sommen stonden niet in rijtjes, nee dat was een heel verhaal. Zie dat maar eens te lezen met al die geluiden om je heen. Als je ook maar een beetje moeite hebt om je te concentreren, dan heb je het in zo’n klas verdomd lastig.”
Hij wil maar zeggen: het is best veel gevraagd, zeker voor kinderen met ADHD of met autistische trekken, om je in een moderne, prikkelrijke omgeving staande te houden. Vooral als de juf of meester ook nog verwacht dat je je conformeert aan de groep.
Van der Gaag bezoekt vanaf de jaren negentig steeds vaker scholen. In de klas geeft hij advies op maat over de condities waaronder kinderen met ADHD en autistische stoornissen floreren. Hij merkt dat het zijn jonge patiënten goed doet dat er iemand voor hen opkomt.
Lastpak
Dan ontdekt hij iets dat grote indruk op hem maakt. Hij is inmiddels bestuurslid van een jeugdzorgorganisatie in Overijssel, met scholen voor speciaal onderwijs. “Toen ik daar begin jaren negentig startte, hadden wij driehonderd leerlingen. Tien jaar later waren het er al 2500. Het speciaal onderwijs groeide en groeide maar.” Hij kwam erachter, het was inmiddels 2005, dat in Nederland 17 procent van de leerlingen ‘zorgleerlingen’ zijn, met een indicatie voor het speciaal onderwijs en dat is volgens hem tot op de dag van vandaag niet anders. Terwijl dit percentage in de rest van Europa niet uitkomt boven de 3 à 4 procent. “Dat hebben wij in Nederland zo maar laten gebeuren!”, zegt hij met verontwaardiging in z’n stem. “Al die kinderen die maar een beetje uit de pas liepen, al die kinderen waarvan men ook maar eventjes dacht ‘wat een lastpak is dat toch’ of ‘die kan niet goed meekomen’, hebben we hup naar het speciaal onderwijs gestuurd of via een rugzak extra begeleid. In plaats van te gaan nadenken wat er mis is met ons onderwijs. En ik denk dat dat speciaal onderwijs voor sommige kinderen heus een weldaad was, ze hadden daar tenminste niet meer het gevoel dat ze stom of dom waren. Maar het is ook beschamend dat in ons land een op de zes kinderen speciaal onderwijs krijgt. Dan is er something rotten in the Kingdom of the Netherlands.”
Kinderen die uit de pas lopen, krijgen in Nederland een aanpak op maat. Dat is in een geïndividualiseerde samenleving als de onze misschien niet vreemd, maar wel onwenselijk, vindt Van der Gaag. Want het gaat in feite om een natuurlijke variatie. “Zet honderd kinderen op een rij. Dan heb je een paar hele kleintjes, een paar hele groten, maar de meesten zitten daar tussenin. Dat noemen we de gausscurve. Zo zit al het leven in elkaar: planten, dieren – overal heb je een grote middenmassa en extremen. De kunst is dat wij met al die diversiteit leren leven.”
Leonardoschool
Het heeft er alle schijn van dat we dat niet doen. Sterker: we proberen het niet eens. Neem de aanpak van hoogbegaafde kinderen. “In plaats van te denken ‘Goh, wat fijn dat we zulke slimme kinderen hebben, naast kinderen die moeilijk meekomen, laten we daar gebruik van maken: de kinderen die snel leren, zetten we in als hulp voor kinderen die minder snel leren. Dat is voor de kinderen die hulp krijgen ontzettend leuk, want het schept een heel andere band met hun klasgenoot, en voor degene die altijd alles begrijpt gaat een wereld open, want die ziet nu opeens hoe het kan dat sommige klasgenoten niet meteen door hebben dat dertig appels keer drie negentig appels is. Hij of zij leert zich te verplaatsen in die ander. Maar als jij op een Leonardoschool zit en je bent al op je negende bezig met stof van de derde klas middelbare school, dan wordt het verschil met je leeftijdgenoten alleen maar groter.”
Jammer, vindt de psychiater, dat we in Nederland niet kijken hoe we de ‘eigenaardigheden’ van kinderen kunnen inpassen in de klas, zodat er solidariteit ontstaat, begrip voor elkaar. Vergeet niet dat kinderen een natuurlijke neiging hebben om elkaar te helpen, zegt hij, en vaak creatief zijn in het bedenken van oplossingen.
“Als we een afwijking constateren, kijken we nu niet hoe we dat samen kunnen oplossen, zoals je in een team denkt: de een is groot en sterk, de ander klein en snel, laten we daar gebruik van maken. Binnen het team gaan we ook niet zeggen tegen de jongen die klein en snel is: ‘Doe jij maar of je groot en sterk bent’. Nee, je maakt binnen het team gebruik van ieders sterke punten. Nu lijkt er een soort norm waaraan iedereen moet voldoen en als ze dat niet doen, gaan we individuele hulp bieden, zodat je op je zestiende als een bolleboos naar de universiteit kunt gaan. Of als moeilijk lerend kind naar het speciaal onderwijs.”
Maar u doet als psychiater toch ook mee aan die trend? U geeft kinderen medicijnen zodat ze een gangbaar sociaal gedrag vertonen.
Van der Gaag neemt zijn bril af en laat ‘m door zijn vingers glijden. “Ik ben een ouwe vent, ik kan niet meer zonder bril lezen. Als jij dan zegt: ‘Een bril is medicalisering, dat moet je niet willen, doe maar gewoon wat meer je best’, maak je het me wel lastig. Ik ben namelijk ontzettend blij dat ik een bril heb. Ik kan me aanpassen aan het dagelijks leven omdát ik een bril draag.” De psychiater zet zijn bril weer op en leunt naar voren. “Als ik kinderen een op hun lengte en gewicht aangepaste hoeveelheid methylfenidaat geef (een middel dat hun aandacht stimuleert, zoals ritalin, red.), die ze kunnen gebruiken op momenten dat hen dat uitkomt, heb ik het idee dat ik ze een dienst bewijs. Ik probeer zo’n kind in een toestand te brengen waarin hij met zijn eigenaardigheden goed kan leven.”
Mrs. Webster verwachtte niet dat het beweeglijke jongetje, zoals de rest van de klas, uren stil zou zitten in de schoolbank. Maar dat was in een tijd dat er plek was voor afwijkend gedrag en ook de verwachtingen van ouders minder hoog lagen. Van der Gaag hoopt een halt toe te roepen aan het groeiend aantal mensen met ADHD en autistische trekken dat vastloopt. “Laten we in godsnaam kijken of wij in onze maatschappij, met behulp van alle kennis en verworvenheden, kunnen zorgen voor een aanbod van onderwijs en werk dat maakt dat mensen met ADHD en autisme gewoon een plek kunnen vinden.”
Maar het begint natuurlijk allemaal met een juf als Mrs. Webster. De kinder- en jeugdpsychiater hoopt op meer van zulke gerespecteerde leerkrachten. “Mensen die kijken hoe ze kunnen zorgen voor een onderwijsklimaat in de klas dat recht doet aan de eigenaardigheden van de kinderen.” / Martine Zuidweg
Bio
Naam: Rutger Jan van der Gaag (1950)
Groeit op: in Engeland, verhuist als hij negen jaar is naar Frankrijk en na zijn baccalauréat (eindexamen) komt hij in 1968 naar Nederland
Opleiding: geneeskunde aan de Universiteit Utrecht, daarna opleiding tot huisarts en vervolgens psychiater
Oratie: Samen verdiepen… of koppie onder – Kinder- & Jeugdpsychiatrische diagnostiek en classificatie (2002)
Functie: hoogleraar Klinische kinder- en jeugdpsychiatrie
Wilhelmina schreef op 28 januari 2016 om 08:43
Goed artikel! Dat is pas maatwerk,wat zo hard nodig is. Uit ervaring weet ik hoe veel een leerkracht kan betekenen in het proces van de leerling. Mijn dochter heeft haar school niet af kunnen maken daardoor. Speciaal onderwijs. In het vervolgonderwijs begon het fantastisch. Ze kwam toen uit een opname in een kinderkliniek. Als moeder had ik veel zorgen over hoe het zou gaan. Belde vaak,was geen enkel probleem met de toenmalige leerkrachten die ze had. Ze hielpen waar ze konden,namen mijn dochter apart waar nodig. Dat gaf een veilig en prettig gevoel met goede resultaten. Super!! Helaas in de volgende klassen met andere leerkrachten ging het langzaam maar zeker bergafwaarts. Ze moest mee met de meute,wat niet luktte, waardoor ze uiteindelijk overspannen thuis kwam te zitten. Geen certificaat gehaald. Jaren later opnieuw naar school gegaan,volwassen onderwijs. Helaas bleek ook daar haar beperking(ppdnos) haar in de weg te staan. Uiteindelijk met lege handen weer thuis nu op zichzelf begeleid zelfstandig wonend. Ze wilde de zorg in,dat was waar ze goed in was en nog steeds is. Maar wel bij en met mensen waar ze afdeling mee heeft. Haar laatste stageadres van school was bij mensen met dementie,absoluut niet haar doelgroep. Het ging dan ook dáár mis. Wel de theorie gehaald afgewezen door stagebegeleider!! Niets heeft ze nu over,na al het zwoegen wat ze deed,want aan haar inzet lag het niet! Met Wajong thuis nu en het is maar afwachten wat Den Haag daarmee gaat doen. Ze werkt nu weer vrijwillig bij mensen waar ze zich thuis bij voelt 2 dagdelen per week. Heeft wat dat betreft al jarenlange ervaring ook voor meerdere dagen per week toen ze niet naar school ging. Dat tot ieders ruime tevredenheid,maar gewoon betaald!! Nee daar is ze niet goed genoeg voor!! Vind dat in en in Triëst!! Ze is nog geen 30, ze “moet”, nog zo lang!! En ze wil ook!! Maar de kans ontbreekt. En mijn hart breekt hierom.
Dank voor u aandacht.
Kirsten schreef op 28 januari 2016 om 09:12
Mooi artikel en deze dokter heeft wel een sterk punt. Alleen jammer dat er hier in Nederland helaas geen ruimte voor lijkt te zijn… Mijn drie kinderen zitten op het speciaal onderwijs omdat ze op het reguliere onderwijs helaas niet die aanpak kunnen krijgen die ze nodig hebben om zich te ontwikkelen. Zou het graag anders zien maar dan zal er veel moeten veranderen!
Brigitta Scheerder- Bolderman schreef op 28 januari 2016 om 13:07
Is er iets mis met de kinderen in dit land? Het kan bijna niet, met de kinderen is zelden iets mis.Wel met de eisen die worden gesteld.En zijn altijd kinderen en volwassenen geweest die moeite hebben met het verwerken van prikkels, informatie en lastige situaties. Alleen is er voor hen steeds minder plaats. Op alle fronten wordt verwacht dat we opgaan in de gekte van de dag.Overal moet gescoord worden. Dat er mensen zijn die dit tempo niet bij kunnen houden, wordt als lastg ervaren, in het onderwijs en daarbuiten. Daarom moeten ze gelabeld worden met een dagnose van een stoornis. Vervolgens komen er potjes om hen te ondersteunen. De toename van kinderen met een beperking doet denken aan de massale uitstroom naar de WAO, jaren geleden. In het buitenland vroeg men zich af wat er in Nederland aan de hand was. Nu zijn het de kinderen die ongeschikt verklaard worden.Het wordt tijd dat we ons eens ernstig achter de oren krabben!
( moeder van een zoon met de stoornis van Asperger, Adhd, OCD, en een gegeneraliseerde angststoornis. Begonnen op het Atheneum en nu in de wajong.)
Irma Essers schreef op 28 januari 2016 om 13:49
Zolang het uitgangspunt in deze maatschappij productie en prestatie is zullen er steeds meer stempels en medicijnen nodig zijn om de bijzondere, creatieve mensen te beknotten en in de pas te laten lopen. En als je als psychiater het hebben van een bril vergelijkt met het gebruiken van drugs om de eigenheid van een mens te veranderen/onderdrukken dan moet je heel snel stoppen met je werk.
Ellen schreef op 28 januari 2016 om 14:43
De lat ligt hoog. Presteren en afgerekend worden op je kunnen staat met stip op 1 als je niet binnen de lijntjes funtioneerd hoor je er niet bij. Een nare ontwikkeling. Waarom moet mijn kleinknd al engels spreken ..voordrachten houden leren uit de boeken . Alles om hem heen ontgaat hen. Voor spelen is weinig tijd. Leraren hebben meer een administratieve job. Registeren . Wakker worden Nederland. Ook de kinderen in hun waarde laten. Another bick in the wall is zo onnodig en verdovend. Ik hoop dat hij zichzelf mag blijven. Zijn fantasie mag beleven en mag rennen als hij daar zin in heeft. Hij is pas 6
Ineke Elzinga schreef op 30 januari 2016 om 16:50
Wat word ik blij, als ik een foto zie van een klas met 17 leerlingen. Ik ben gestopt , als kleuterjuf, omdat ik zelf vast liep met klassen van 30 leerlingen of meer. Hoe groter de groepen, hoe strakker de organisatie moest; hoe minder ruimte, letterlijk en figuurlijk voor iedere leerling en zijn of haar eigen-aardigheden. Ook het onderwijs, waar steeds meer gemeten en gepresteerd moet worden, beperkt de persoonlijke ruimte, helaas.
(leerkracht groepen 1 en 2 ; en moeder van een zoon met het syndroom van Asperger, 23 jaar, vastgelopen en nu Wajonger).