Eindejaarsvragen (22): hoogleraar Marc van Oostendorp
Marc van Oostendorp sprak in september zijn oratie uit. Hij wil de strijd aan tegen de teloorgang van het van het Nederlands op de middelbare school en als academische communicatievorm op de campus.
Hoe kijk je terug op je oratie?
‘Met veel plezier. Het was een mooi moment om de twee werelden waaraan ik werk aan elkaar te verbinden: Nederlands en academische communicatie. Ik heb zorgen over het Nederlands, als middelbareschoolvak en als opleiding op de universiteit, maar ook over de teloorgang van academische vaardigheden hier op de campus. Het publiek dat bij mijn oratie was wilde ik graag bij mijn strijd betrekken – ik noemde ze dan ook mijn medestrijders.’
Wat was voor jou het hoogtepunt van 2018?
‘Diezelfde oratie toch ook. Er waren veel collega’s uit den lande, en in de nasleep hebben we met al die afdelingen Nederlands samen de Raad voor de Neerlandistiek opgericht. Daarin willen we ons gezamenlijk inzetten om het middelbareschoolvak te verbeteren, in plaats van dat we met elkaar concurreren om studenten. Alle opleidingen Nederlands in ons land zijn namelijk goed – al moeten studenten uiteindelijk wel naar Nijmegen komen natuurlijk, haha.’
Wat is het beste dat je dit jaar gezien, gehoord, of gelezen hebt?
‘Ik ben eindelijk aan de verzamelde werken van Multatuli begonnen. Ik had die bundel mezelf lang geleden al cadeau gedaan, en was ze een beetje vergeten. Nu komen de 25 delen pas uit het cellofaan, een voor een. De bundel bevat al Multatuli’s bekende boeken, maar bijvoorbeeld ook allerlei brieven – van, aan, en zelfs óver hem. Daardoor komt hij echt tot leven.’
Wat wens je voor 2019 voor jezelf of een ander?
‘Mijn wens voor de universiteit is dat ze in 2019 haar meertalige bestemming vindt. Toen ik hier anderhalf jaar geleden kwam werken vertelde de rector dat ze nadachten over goed taalbeleid. Het bestuur wilde niet naar ‘alles in het Engels’ toe, maar tegelijkertijd ook niet helemaal Nederlandstalig blijven. Ik hoop dat de universiteit haar balans kan vinden, met eventueel zelfs een rol voor het Duits. Dan krijgen we een drietalige campus, dat zou ons toch uniek maken?’