Erasmus: Zij horen bij het interieur

27 dec 2014

Ze zijn er: mensen die al (bijna) net zo lang in de Erasmustoren werken als het gebouw bestaat. ‘Ik ben minstens vier keer verhuisd. Maar als je nu vraagt wat dat heeft opgeleverd, weet niemand het.’

Foto: Erik van 't Hullenaar
Foto: Erik van ’t Hullenaar

Theo Engelen is sinds oktober rector van de Radboud Universiteit. Hij begon in 1974 als student-assistent op kamer 13.07 van het Erasmusgebouw en werkte er veertig jaar.

In 1974 was ik vierdejaars student geschiedenis en student-assistent. Mijn eerste kamer in het Erasmus was 13.07. In de jaren die volgden ben ik het hele gebouw doorgereisd. Toen ik in 2013 decaan werd, kreeg ik kamer 13.06. Ik dacht: de cirkel is rond. Maar er kwam nog een epiloog, daar had ik niet meer op gerekend. Nu ben ik rector en zit ik in het bestuursgebouw.

Foto: Dick van Aalst
Foto: Dick van Aalst

Toen ik werd aangesteld als medewerker bij economische en sociologische geschiedenis, werd een deel van de afdeling bezet. De studenten waren het er niet mee eens. Zij hadden een andere kandidaat in gedachten. Er moest iemand komen die zich bezighield met de geschiedenis van de arbeidersbeweging, terwijl mijn specialiteit demografische geschiedenis was. Ze hebben geen gelijk gekregen.
Er waren altijd problemen met de lucht in het Erasmusgebouw: het sick building syndrom werd dat genoemd. Ik heb er nooit last van gehad. Wat ik wel een probleem vond: de temperatuurregeling. Dat werd pas opgelost toen we dubbele beglazing kregen en er zonwering aan de buitenkant kwam. Vanaf dat moment werd de warmte van buiten tegengehouden. We kregen ook bovenraampjes die open konden. Dat was een grote vooruitgang voor de mensheid.
De afdelingen die deze toren bewonen zijn te verschillend om van een wij-gevoel te spreken. Hier werken ontzettend veel mensen. Veelal kom je elkaar tegen in de lift. Als decaan heb ik me aan heel veel mensen voorgesteld in de lift.
Vanuit mijn woonplaats Cuijk kan ik het gebouw bij helder weer zien liggen. Het woord ‘mooi’ vind ik niet van toepassing. Iemand die er sinds de opening niet meer binnen is geweest, zal van binnen trouwens weinig verandering zien. Maar de omgeving is helemaal veranderd. Vroeger lagen er twee lelijke bulten met klimop aan de voet van het gebouw, dat was toen het hoogtepunt van tuinarchitectuur. Het Erasmusplein zag er niet uit, terwijl ik dat nu echt leuk vind met die fontein en banken.’

Gert Borg is universitair docent Islam en Arabisch en stond al in 1974 als student stiekem op het dak van de Erasmustoren.

Foto: eigen archief Gert Borg
Foto: eigen archief Gert Borg

‘Ik zit niet zo vaak op mijn kamer. Meestal werk ik thuis, want daar staan al mijn boeken. Maar het uitzicht hier is heerlijk weids. Rustgevend.
Als student heb ik in 1974 nog geholpen met de inhuizing van dit gebouw. Daarvóór ben ik eens stiekem gaan kijken met Jan Peters. Er lag nog niet eens vloerbedekking. Ik vond het gebouw foeilelijk, maar het was wel lekker ruim. We zijn een kijkje gaan nemen op het dak, dat was best eng. Het waait daar enorm.
Ik studeerde Semantische taal- en letterkunde. Samen met één andere student specialiseerde ik me in het Ugaritisch. Dat is een taal uit de veertiende eeuw. Alle kleitabletten die er nog zijn in dit schrift heb ik uit. We studeerden in een oude sigarenfabriek, achter het pand op de Burchtstraat waar nu H&M zit. We kregen college in de bieb, als we daar vertrokken lagen alle boeken en tijdschriften opengeslagen op de tafels. Het was fijn om middenin het centrum te zitten, maar ja, het gebouw stond op instorten.

Foto: Erik van 't Hullenaar
Foto: Erik van ’t Hullenaar

Via een studentassistentschap ben ik aan mijn baan op de universiteit gekomen. Af en toe was ik er een tijdje tussenuit. Een jaar naar Egypte of werken op de ambassade in Riad. Ik kwam altijd terug naar het Erasmusgebouw. Vroeger had elk instituut zijn eigen bibliotheek. Heel handig, je kon er snel even naartoe. Nu staan alle boeken in de universiteitsbibliotheek, voor ons een stuk verder lopen. De kantine op de begane grond is ook al lang weg. In de Refter kun je over de koppen lopen, dus die mijd ik liever.
Verder is er in die jaren weinig veranderd. Die gekleurde cirkels op de muren in de gangen staan er nog altijd. Ze zijn beschermd, horen bij de monumentale status van het Erasmusgebouw. De kleuren lopen van de onderste verdieping op van bruin – aarde – naar groen – planten – en blauw – hemel.
Het Erasmusgebouw is voor mij niet meer dan een werkplek. Ik zou best terug willen naar de stad. Kijk naar Groningen en Leiden. Het is leuk daar op de universiteit rond te lopen. Je zit in het centrum, dat geeft het gevoel dat je onderdeel uitmaakt van de gewone wereld.’

Peter Rietbergen verhuisde als student in 1974 mee naar het Erasmusgebouw. Op de zestiende verdieping werkt hij er nog altijd als hoogleraar Cultuurgeschiedenis.

‘Mijn grootvader was architect, ik wist dus een beetje waar ik het over had. Een paar studenten mochten iets zeggen over het ontwerp voor het nieuwe Erasmusgebouw. Ik was er een van. Ik herinner me dat ik naar die tekening keek en vroeg waarom de ramen niet open konden. De architect staarde me woedend aan en antwoordde: ‘Dat kan niet bij zo’n hoog gebouw.’ Waarop ik zei: ‘Dat is volstrekte onzin.’
Later bleek het ook onzin. Maar het duurde jaren voor de kozijnen werden aangepast en de ramen wel open konden. Architecten zijn de ijdelste mensen op aarde. Ze bouwen niet voor de mensen, maar voor zichzelf. Mijn grootvader niet hoor, hij was een plattelandsarchitect…

Foto: Bert Beelen
Foto: Bert Beelen

Als geschiedenisstudent was ik in 1968 begonnen in het Historisch Instituut aan de Oranjesingel. Toen moesten we verhuizen naar het Bisschop Hamerhuis – dat voelde als een verbanning. We moesten de stad uit, naar de periferie. In 1974 kwam het Erasmusgebouw, we werden opnieuw verbannen! We waren conservatief, die hele campus vonden we maar niks. Het Erasmus was het eerste zo hoge gebouw in Nijmegen. Veel mensen hebben instinctief al een afkeer van hoogbouw. De psychologie van de hoogbouw is dat het vervreemdend kan werken. Alle verdiepingen zijn hetzelfde, maar er is er maar eentje de jouwe. Je kunt de lift uit stappen zonder door te hebben dat je op de verkeerde etage zit.
Ik ben minstens vier keer verhuisd. Maar als je nu vraagt wat dat heeft opgeleverd, weet niemand het. Je hoort me niet klagen hoor, over het Erasmusgebouw. Ik ben blij dat we hier zitten. De Thomas van Aquinostraat werd pas later gebouwd. Daar zijn de kamers veel kleiner. Hier hebben we altijd de ruimte gehad. Dat is goed voor je welbevinden. Niet alleen fysiek, maar ook mentaal. Het helpt bij het soort werk dat ik doe.’

Lieke de Jong begon in 1976 als student Semantische taal- en letterkunde in de Erasmustoren. Ze reisde het hele gebouw door en werkt nu als docent en studieadviseur bij Arabisch op de vierde.

Nijmegen 0112- Lieke de Jong werkt al 40 jaar in het Erasmusgebouw / VOXHet aanpassen van het liftbedieningssysteem is niet handig geweest. Vroeger stapte je gewoon de lift binnen en drukte je het knopje in van de verdieping waar je moest zijn. Nu moet je die knop al indrukken voor je erin stapt. Wat vaak gebeurt, is dat mensen bij het opengaan van de deuren een propvolle lift zien en dan maar besluiten de trap te nemen of helemaal niet naar beneden te gaan. Maar die lift weet dat niet en stopt overal. Daardoor duurt het ontzettend lang voor je op de plek van bestemming bent. Je moet er dus voor zorgen dat je in de spits niet naar boven of naar beneden hoeft. Ik lunch nooit in de Refter.
In 1976 begon ik aan mijn studie Semantische taal- en letterkunde. Ik realiseerde me toen niet dat ik in een gebouw vertoefde dat net nieuw was, de hele universiteit was immers nieuw voor mij. In de loop der jaren zijn er steeds meer tussenwandjes gekomen. Die eerste jaren hadden we zitjes in de open nissen. Daar stonden luxe stoelen met een klein tafeltje erbij. In de pauzes zaten we daar. Nu zijn die plekken opgeofferd voor onderwijsruimtes.

Foto: Erik van 't Hullenaar
Foto: Erik van ’t Hullenaar

Ik heb op de negende verdieping gewerkt en op de negentiende en op de twintigste. We hebben vast ook nog op andere etages gezeten. Het was altijd veel werk, dat verhuizen. Hier op de vierde zitten we goed. Het kost niet al te veel reistijd om boven te komen.
Het Erasmusgebouw was nogal makkelijk te bezetten. Kwestie van twee deuren dichtdoen en niemand kon meer naar binnen. Het was dan ook telkens raak. Tja, dan ging je gewoon naar huis. Op een gegeven moment werd het vervelend. Ik dacht wel eens: “Pak nu maar een keer het bestuursgebouw.”‘ / Annemarie Haverkamp

Dit artikel verscheen in december in een special over 40 jaar Erasmusgebouw

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!