Frans de Waal over chimps in het Spinoza
Frans de Waal ontmoette zijn allereerste chimpansees op de Nijmeegse universiteit, waar de nu wereldberoemde primatoloog eind jaren zestig biologie studeerde. Dat dieren slimmer zijn dan we denken, wist hij toen al, vertelt hij in de Vox die vandaag verschijnt. Een interview in aanloop naar zijn komst naar Nijmegen.
Zijn eerste kennismaking met chimpansees was in het Spinozagebouw in Nijmegen. Twee jonge apen woonden daar, op de bovenste verdieping. Aan de hand werden ze meegenomen door de gangen als het tijd was voor een onderzoekssessie. ‘Ze ontsnapten af en toe, dan was er een boel heisa’, vertelt Frans de Waal (68). ’s Werelds bekendste primatoloog studeerde eind jaren zestig biologie in Nijmegen. De apen waren van de psychologen, die hun gedrag bestudeerden. De Waal, groot liefhebber van (levende) dieren, hielp mee om een centje bij te verdienen. “Het was liefde op het eerste gezicht”, schrijft hij in zijn laatste boek. “Ik had nog nooit dieren ontmoet die zo duidelijk wisten wat ze wilden.”
‘Het was liefde op het eerste gezicht’
De chimps wilden vooral graag spelen. Ze zaten in kleine hokken zonder buitenruimte. ‘Dat zou nu nooit meer mogen’, zegt De Waal. ‘Waar het kan, moeten apen in een groep gehouden worden. Het zijn sociale dieren.’
Frans de Waal woont al jaren in de Verenigde Staten. Hij is hoogleraar Psychologie aan de Emory University in Atlanta en directeur van het Living Links Center, onderdeel van het Yerkes National Primate Research Center. 3500 primaten worden daar merendeels in riante verblijven gehouden voor biomedisch en gedragsonderzoek. We spreken elkaar telefonisch, met een oceaan vol fascinerende diersoorten tussen ons in. Eind november komt de wetenschapper en schrijver terug naar de oevers van de rivier wiens naam hij draagt, om in een volle Vereeniging te vertellen over beesten, beesten en nog eens beesten.
Zilverrug
Maar nog even over die apen bij psychologie. Op een nacht waren ze ontsnapt. Na hun feestje in het verlaten gebouw waren ze keurig terug in hun kooi gekropen. Deurtje dichtgemaakt, alle sporen uitgewist. Braaf lagen ze de volgende ochtend opgerold in het stro. Alleen de drol op de gang waren ze vergeten op te ruimen. De secretaresse ontdekte de uitwerpselen en verklikte de uitgekookte chimps. “Is het mogelijk dat apen vooruit denken?” vroeg een senior onderzoeker met pijp in de mondhoek aan de jonge De Waal. De dieren hadden immers hun hok weer netjes dichtgedaan, zodat het zou lijken alsof ze niet van hun plek waren geweest.
Die denkrichting was tamelijk revolutionair in die tijd. Beesten werden nog vooral gezien als domme wezens, enkel gedreven door instincten. Wie suggereerde dat ze wellicht emoties hadden of plannen konden maken, was onwetenschappelijk bezig. Een enkeling – onder wie de pijprokende onderzoeker – waagde zich daaraan. Frans de Waal zou later uitgroeien tot de zilverrug van het ‘dieren zijn intelligenter dan je denkt’-denken.
Bij zijn eigen studie biologie werd hij op het spoor gezet van zijn toekomstige vak. Hij hoorde eens een professor uitleg geven over de zigzagdans van het ‘driehoornige stekelbaarsje’, een van zijn lievelingsdieren toen hij een kind was. In zijn boek schrijft hij erover: “Het was de eerste keer dat ik besefte dat wat ik het liefste deed, kijken hoe dieren zich gedragen, een beroep zou kunnen worden.”
De Nijmeegse opleiding classificeert hij terugkijkend als ‘goed en solide’, maar hij miste het werken met levende dieren. ‘Dat deed men nauwelijks. We hadden heel veel practica met dode dieren die in de formaldehyde (sterk water, red.) zaten – dat stonk geweldig.’
Dus verliet De Waal na zijn kandidaatsexamen zijn studentenkamer aan de Mariënburg, zwaaide zijn dispuut Quo Vadis uit en vertrok naar het hoge Noorden. ‘In Groningen hadden ze een heel programma over ethologie (gedragsbiologie, red.).’
Wat ze ook hadden in Groningen: kauwen. Ook die dieren behoorden tot de favorieten uit zijn jeugd – hij had ze als huisdier toen hij samen met zijn vijf broers en ouders in Brabant woonde. Op de universiteit bestudeerden ze het gedrag van de vogels. De Waal nam er twee mee naar huis. Overdag liet hij de ramen van zijn studentenkamer open staan, zodat de vogels in en uit konden vliegen. ’s Nachts zaten ze in een hok. Op een dag kwamen ze niet meer terug. Hij gunde ze hun vrijheid. ‘Ik denk dat ze het wel gered hebben’, zegt hij. ‘Ze waren gewend aan een leven in het wild.’
Tienduizend uur
Zelf vloog hij ook uit, naar Utrecht. Daar promoveerde hij bij Jan van Hooff, de grote primatoloog die was opgegroeid tussen de aardvarkens en orang-oetans in Burgers’ Zoo – zijn vader was dierentuindirecteur. En zo maakte De Waal van het kijken naar dieren zijn beroep. Minstens tienduizend uur staarde hij naar chimpansees, schat hij. ‘Beeldschermen hadden we nog niet. Ik zat in Burgers’ Zoo aan de overkant van de gracht, de apen zaten op hun eiland. Er was ook een binnenruimte van waaruit we de dieren konden zien.’
In Arnhem legde De Waal de basis voor zijn loopbaan. Hij ontdekte dat de chimpansees zich met elkaar verzoenden na een conflict. Het leek verdacht veel op het gedrag van mensen na een ruzie. Zijn resultaten werden met gehoon ontvangen. Nu, ruim veertig jaar later, heeft hij daar geen last meer van. De Waal is een gewild spreker, zijn boeken zijn stuk voor stuk bestsellers en in Amerika en Japan is hij een nog grotere bekendheid dan in Nederland.
U komt vaak voorbij in de media. Welke boodschap wilt u verkondigen?
‘Wat ik wil, is dat filosofen, antropologen en psychologen meer rekening houden met het feit dat wij in feite dieren zijn. Er is een neiging om te vinden dat de mens iets anders is, iets aparts. Daar probeer ik als bioloog tegenin te gaan. De mens heeft een aantal bijzondere eigenschappen, maar is niet zo uniek dat je hem niet als dier kunt beschouwen. In mijn boek schrijf ik: “De menselijke cognitie is niets anders dan een variatie op de dierlijke cognitie.”‘
Slurf
In ontelbare onderzoeken toont De Waal aan dat dieren emoties hebben, net als wij. Olifanten troosten elkaar met hun slurf en woelmuizen zijn in staat empathie te tonen. De primatoloog beperkt zich al lang niet meer tot apen. In Zijn we slim genoeg om te weten hoe slim dieren zijn, beschrijft hij de kunst van het goed onderzoek doen naar dieren. Jarenlang dachten onderzoekers dat chimpansees geen gezichten konden herkennen. Mensen zouden daar veel beter in zijn. Totdat een student van De Waal in Atlanta de apen niet onderwierp aan een test waarbij ze mensengezichten moesten herkennen, maar op een computerscherm foto’s van hun eigen soortgenoten voorbij liet komen. Opeens bleken ze net zo goed in het herkennen van gezichten als wij.
Ander voorbeeld: een olifant zou te simpel zijn om zichzelf te herkennen in een spiegel. Tot een student van De Waal op het idee kwam de spiegels die tot dan toe gebruikt werden, te vervangen door veel grotere exemplaren van bijna drie meter in het vierkant. Wat bleek: Aziatische olifant Happy was in een New Yorkse dierentuin prima in staat haar eigen spiegelbeeld te herkennen. Op haar voorhoofd zat een wit kruis, zag ze in de spiegel, en ze begon eroverheen te wrijven.
‘De uitdaging is het vinden van tests die passen bij het temperament, de aandacht, de anatomie en de zintuigelijke vermogens van een dier’, aldus De Waal.
Wat is het antwoord op de vraag in de titel van uw laatste boek? Zijn we slim genoeg om te weten hoe slim dieren zijn?
‘Ik ben optimistisch. Ik denk dat we inderdaad slim genoeg zijn om een heleboel dingen uit te zoeken over dieren. Er is een nieuwe generatie dierenonderzoekers die buiten de ouderwetse hokjes denkt van ‘dieren handelen instinctief’ en ‘wat ze kunnen, is niet meer dan aangeleerd gedrag’. De afgelopen honderd jaar is het denken over de intelligentie van dieren absoluut veranderd.’
Wat is het slimste dier volgens u?
‘Dat is nou juist een vraag die ik heel moeilijk kan beantwoorden, want ieder dier heeft de slimheid die hij nodig heeft om te leven hoe hij leeft en te doen wat hij doet. Een olifant vergelijken met een mensaap en een mensaap met een dolfijn is heel moeilijk. Die dieren zijn zo anders, hoewel het alle drie zoogdieren zijn.’
‘Ik leid nu een soort dubbelleven’
Is een eekhoorn minder intelligent dan een mens omdat hij niet tot tien kan tellen? Het leven van de eekhoorn draait niet om tellen. Het is wel van essentieel belang dat hij de nootjes die hij heeft verstopt, weet terug te vinden als hij honger heeft. De grijze notenkraker, een vogel, is daar nog veel beter in. Die slaat elke herfst meer dan twintigduizend pijnboompitten op, verspreid over honderden locaties in een gebied van een paar vierkante kilometer. En vindt ze bijna allemaal terug. Laat de mens dat maar eens nadoen. ‘Ik vergeet zelfs waar ik mijn auto heb geparkeerd’, schrijft De Waal in zijn laatste bestseller. Ofwel: het rangschikken van cognitie langs één dimensie is een zinloze oefening.
Sinds 2014 bent u behalve prof in Atlanta, ook universiteitshoogleraar in Utrecht. Komt u op een dag terug naar Nederland?
‘Nee, wij blijven in Atlanta. Ik leid nu een soort dubbelleven, want ik heb ook een appartement in Utrecht en geef daar in de zomer colleges. In Atlanta geef ik ook nog les, maar heb ik mijn onderzoeksteam inmiddels verkleind. Ik doe nog een aantal projecten. Eentje in Arnhem, eentje in Afrika en eentje in een ziekenhuis in Atlanta – dat laatste is een studie naar mensen.’
Na een leven lang dieren bestuderen, neemt u nu het gedrag van de soort ‘mens’ onder de loep?
‘Ja. Ik observeer mensen in operatiekamers van Emory Hospital, het grootste ziekenhuis van het zuiden van de VS. Er wordt de hele dag geopereerd en net als in Nederlandse ziekenhuizen zijn er soms conflicten tussen chirurgen, anesthesisten, assistenten en verpleegkundigen. In plaats van de mensen te vragen wat er precies gebeurde en onbetrouwbare antwoorden te krijgen, zitten we met een iPad in de ruimte en maken aantekeningen. Net als we dat bij chimpansees doen.’
En? Wat zijn uw conclusies?
‘Dan kan ik nog niet zeggen. We zijn het onderzoek op dit moment aan het afronden.’
Frans de Waal geeft dinsdag 29 november een lezing in concertgebouw De Vereeniging in Nijmegen. Een kaartje kost tien euro (studenten en medewerkers betalen vijf euro). Reserveren kan hier.
Henk Donkers schreef op 10 november 2016 om 16:05
Leuk interview. Frans en zijn vriendin Catherine Marin waren in Arnhem ooit onze achterburen. Frans was bijna altijd bij zijn chimps in (toen nog) Burgers Dierenpark. Ze leefden heel sober en hadden bijvoorbeeld geen koelkast. In ’83 vertrokken ze naar de VS, naar Madison in Wiscounsin.
Klaas Landsman schreef op 11 november 2016 om 09:34
Zonder twijfel onze grootste alumnus, zo niet de beste Nederlandse wetenschapper van dit moment ueberhaupt. Opmerkelijk dat iemand die Darwins boodschap dat mensen dieren zijn zo sterk en beslissend heeft uitgedragen oorspronkelijk aan een Katholieke Universiteit heeft gestudeerd … al legt hij in een van zijn boeken uit dat het christendom moeilijk op het spoor van de evolutietheorie had kunnen komen, omdat in het Midden-Oosten geen primaten voorkomen en wij een stuk minder op cactussen lijken. A propos: na de blunder uit 2004 om onze universiteit naar de obscure en betekenisloze “Radboud” te noemen, recent nog verergerd door op advies van een reclamebureau ook nog eens “Nijmegen” uit de naam te halen, stel ik alvast aan de nieuwe collegevoorzitter voor om ons voortaan (met prettige dubbelzinnigheid) te noemen:
De Waal Universiteit Nijmegen.
Jo Vossen schreef op 17 november 2016 om 15:33
Onze twee jonge chimpamsees ( Koos en Nozem) verbleven met zijn tweeen in een grote kooi van 4 x 4 meter met een hoogte van 2 meter. Aan twee kanten waren er in de kamer ramen. Iedere dag konden de chimpansees spelen op een terras met een grote boom waarin ze graag klommen. In een onderzoek leerden de dieren een onderscheid te maken tussen objecten die ze niet konden zien maar wel voelen. De inhoud van de rest van het interview kan ik niet beoordelen.
Vakgroep Vergelijkende en Fysiologische Psychologie