Gaan universiteiten en hogescholen hun opleidingen straks zelf keuren?
Opleidingen accrediteren? Laat dat maar aan onszelf over, zeggen de universiteiten. Ze krijgen steun uit onverwachte hoek: voorzitter Anne Flierman van kwaliteitsbewaker NVAO ziet er wel iets in. Maar er is ook veel weerstand.
Elke zes jaar haalt de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie de opleidingen in het hoger onderwijs door de mangel. Een commissie van onafhankelijke deskundigen komt kijken hoe het staat met de kwaliteit, de faciliteiten, het niveau en meer.
Het roept weleens weerstand op. Het is een heel gedoe, vinden critici, en moeten die commissies echt op alle slakken zout leggen? Schenk liever vertrouwen. Keur in één keer de hele instelling goed, dan zorgen ze daar zelf wel dat de boel op orde blijft.
Met name universiteiten voeren al jaren een lobby voor zo’n ‘instellingsaccreditatie’ en minister Van Engelshoven is er ook niet tegen. Het zou best kunnen dat het ervan gaat komen. NVAO-voorzitter Anne Flierman ziet mogelijkheden, maar waarschuwt ook voor overspannen verwachtingen.
Tijd en geld?
Het is verleidelijk om te denken dat zo’n systeem tot minder werkdruk zal leiden, zegt Flierman, maar dat is volgens hem een illusie. ‘Instellingen blijven verplicht om hun opleidingen periodiek door externe deskundigen te laten beoordelen. Daar zijn Europese afspraken over gemaakt. Je kunt het aan de NVAO overlaten of je kunt het zelf regelen, maar het moet toch gebeuren.’
Om de werkdruk te bestrijden hoeft het systeem niet drastisch te veranderen. ‘Het enige wat echt helpt, is tussentijds de dossiers op orde houden. Als je in maart belastingaangifte moet doen en dan pas de schoenendoos met bonnetjes gaat uitzoeken, dan kost het veel meer werk dan als je het elke maand bijhoudt. Zo is het ook met kwaliteitszorg.’
Zwaarder
Sterker nog, misschien gaat een instellingsaccreditatie méér tijd kosten. Flierman: ‘Je kunt niet lichtvaardig hele onderwijsinstellingen goedkeuren. We willen uiteindelijk drie dingen weten: wat is het beleid, loopt het eigen toezicht goed en wat zien we dan concreet bij opleidingen? Daarvoor heb je nog altijd visitatierapporten nodig, die laten zien hoe er wordt gemonitord en welke verbeteringen er zijn doorgevoerd.’
En daar bovenop zal de NVAO steekproeven blijven doen, verwacht hij. ‘Stel dat een instelling 75 opleidingen heeft. Dan wil je er toch een paar onder de loep nemen: wat hebben jullie hier nou precies gedaan? Misschien wil je alle opleidingen bekijken die tot een erkende beroepstitel leiden, zoals geneeskunde. Snel groeiende of sterk veranderende opleidingen wil je ook meer aandacht geven, enzovoorts.’
Al met al kan de instellingskeuring zeker stimulerend werken, denkt hij. ‘Onderwijsinstellingen en hun bestuurders zullen extra hun best doen, want stel je voor dat ze er niet doorheen komen! Het is belangrijk voor hun reputatie. Als nu een enkele keer een opleiding wordt afgekeurd of een ‘herstelperiode’ in moet, dan denkt men: dat kan gebeuren. Het is veel pijnlijker als wij straks moeten zeggen: jullie letten in het algemeen niet goed op de kwaliteit.’
Slechte voortekenen
Kunnen onderwijsinstellingen de verantwoordelijkheid wel aan? Als een soort voorloper van echte instellingsaccreditatie kunnen de instellingen nu al de ‘instellingstoets kwaliteitszorg’ (ITK) aanvragen. Dat is een algemene keuring op het niveau van de hele instelling: is het toezicht goed, durven medewerkers elkaar aan te spreken op de kwaliteit van het onderwijs? Als hogescholen en universiteiten daar doorheen komen, dan krijgen hun afzonderlijke opleidingen in de jaren erna een lichtere beoordeling.
Pijnlijk genoeg kwam een op de drie instellingen in de eerste ronde (2011-2014) niet in één keer door die ITK heen. En als ze er wél doorheen kwamen, werden sommige van hun opleidingen later toch afgekeurd. Zo goed was hun kwaliteitszorg dus nog niet. Baart dat geen zorgen? Flierman vindt het meevallen. ‘Ze hebben er veel van geleerd’, zegt hij. ‘Het was een nieuwe toets en sommige instellingen moesten eraan wennen. Het gaat nu ook beter. Het lijkt erop dat hooguit één op de tien instellingen deze toets niet in één keer haalt.’
Kwaliteit valt niet mee
Een andere ‘vingeroefening’ voor instellingsaccreditatie zijn de kwaliteitsafspraken over de besteding van de basisbeursmiljoenen. Universiteiten en hogescholen maken plannen hoe ze met het extra geld hun onderwijs gaan verbeteren. De NVAO beoordeelt ze en heeft er voorlopig veel afgekeurd. Moet je dan zeggen: toe maar, ga zelf je kwaliteit bewaken?
‘Wij waren ook enigszins verrast’, erkent Flierman. ‘Veel instellingen doen het goed, maar bij een aantal viel het tegen. Je kunt eruit afleiden dat ze nog niet allemaal toe zijn aan instellingsaccreditatie. Ze moeten hun zaak echt goed op orde hebben.’ Maar hij wil wel laten uitzoeken hoe het komt dat zoveel instellingen er niet doorheen kwamen. ‘Daartoe laten we ook onze eigen rol onderzoeken.’
Kat op het spek
Los hiervan hoor je vaak de klacht dat onderwijs aan de universiteiten een ondergeschoven kindje is. Het heeft geen prioriteit: je kunt er nauwelijks carrière mee maken. Moet je dan de kat op het spek binden en zeggen: u mag voortaan zelf de kwaliteit ervan bewaken?
Of neem de rechtenopleidingen, die in 2012 met de hakken over de sloot door de keuring kwamen. Als de NVAO daar minder zicht op krijgt, hoe moet het dan verder met die opleidingen?
Allemaal terechte zorgen, vindt Flierman. ‘En ik geloof ook niet dat alle universiteiten een-twee-drie een instellingsaccreditatie zouden krijgen. Maar pas op, als die instellingen zelf volledig verantwoordelijk worden voor hun opleidingen, dan stoppen ze meer effort in het bewaken van de kwaliteit, verwacht ik. Ik moet ook zeggen dat er in de vorige ronde meer twijfelgevallen waren dan nu: het gaat aantoonbaar beter met de rechtenopleidingen. Dat zie je ook bij de geesteswetenschappen, waar deze keer echt niet zoveel opleidingen een onvoldoende zullen krijgen als zes jaar geleden. Dat zit hem in reële kwaliteitsverbetering. Deze week melden we in ons jaarbericht dat inmiddels zo’n 95 procent van alle opleidingen zonder problemen een positieve beoordeling krijgt.’
Accreditatie: hoe zit het nu?
Opleidingen in het hoger onderwijs worden eens in de zes jaar op allerlei aspecten gekeurd, zoals eindniveau en faciliteiten. Een commissie van deskundigen komt daartoe langs. De NVAO neemt uiteindelijk het besluit. Is er iets mis? Dan krijgt de opleiding vrijwel altijd de kans om orde op zaken te stellen binnen een of twee jaar.
Universiteiten en hogescholen kunnen ook meedoen aan de ‘instellingstoets kwaliteitszorg’ (ITK). Dan kijkt de NVAO of de randvoorwaarden binnen de hele onderwijsinstelling op orde zijn: is het beleid goed, speelt kwaliteit een rol in het dagelijks werk? Als instellingen deze ITK hebben behaald, dan krijgen hun afzonderlijke opleidingen een lichtere keuring. Dit wordt vaak verward met ‘instellingsaccreditatie’, maar het is iets anders.
En de kwaliteitsafspraken? Om aanspraak te maken op de miljoenen uit het nieuwe leenstelsel, moeten universiteiten en hogescholen kwaliteitsafspraken maken met hun medezeggenschap over de besteding. De NVAO checkt of dit allemaal goed verloopt en of de afspraken zinnig zijn.
Wat is dan een goed argument om toch voor instellingsaccreditatie te kiezen, ondanks alle twijfels? Flierman: ‘De erkenning van bestuurlijke verantwoordelijkheid. Je kunt het probleem niet meer op een ander afschuiven. Dat helpt.’
En je kunt in één moeite door ook de kwaliteitsbewaking van het onderzoek daarin meenemen, merkt hij fijntjes op. ‘Misschien kun je in de universitaire visitaties ook de promotietrajecten meenemen. Dat ligt erg voor de hand.’
Stabiliteit
Bestuurders vinden zoiets misschien een uitdaging, maar onderzoekers en docenten zullen het met lede ogen aanzien. Wéér een nieuw systeem. Kun je niet beter voor stabiliteit kiezen, zodat iedereen weet waar hij aan toe is? ‘Continuïteit heeft ook een grote waarde’, bevestigt Flierman. ‘Misschien moet je juist even helemaal niets veranderen. Maar dit soort systemen verliest altijd zijn scherpte na twee of drie rondes, want dan kent iedereen het kunstje. Je kunt haast niet anders dan af en toe iets aanpassen.’
‘We kunnen dus best discussiëren over de voor- en nadelen van instellingsaccreditatie. Trouwens, misschien hebben we straks geen keus, omdat het onderwijs zelf gaat veranderen. Hoe keuren wij de kwaliteit als er flexibel onderwijs komt en het begrip ‘opleiding’ gaat verwateren?’
In de huidige discussie over instellingsaccreditatie lijkt het erop ‘dat we een nieuwe verdieping gaan bouwen op een bestaand huis’, vindt Flierman. ‘Het is interessant om de vraag te stellen hoe we ons stelsel zouden bouwen als we helemaal opnieuw moesten beginnen. Bij de NVAO doen we zo’n oefening, alleen al omdat we dat als professionals de moeite waard vinden.’
Brandweer
Is hij al met al voorstander van instellingsaccreditatie? ‘Ja, maar je moet het wel goed doordenken en niet zomaar iets roepen. Stel dat een universiteit of hogeschool is goedgekeurd en een paar jaar later blijkt er sprake van wanbestuur of grote problemen. Dan moet de ‘brandweer’ kunnen uitrukken. Vertrouwen is prima. De keerzijde is dat je ook sneller moet kunnen ingrijpen als dat vertrouwen misplaatst blijkt.’
In de gezondheidszorg kan de inspectie op heel korte termijn ingrijpende maatregelen nemen als het misgaat in een ziekenhuis. ‘Misschien moet zoiets in het hoger onderwijs ook kunnen. Nu duurt het soms een paar jaar voordat de minister echt kan handelen.’
En o ja, wat volgens Flierman geen goed argument is voor instellingsaccreditatie is het versterken van ‘eigenaarschap’, zoals je soms hoort. ‘Dat is een modeterm. Van wie is de opleiding eigenlijk? Van docenten, studenten of de samenleving? Dat al heel lastig. Ik spreek liever van verantwoordelijkheid dan van eigenaarschap.’
Wel of niet: wat denkt de politiek?
Instellingsaccreditatie? Het kabinet ziet het zonnig in en werkt aan een voorstel, maar de Tweede Kamer heeft veel vragen en houdt voorlopig de boot af.
Minister Ingrid van Engelshoven (D66) staat ‘op zich positief’ tegenover de komst van instellingsaccreditatie naast de huidige vormen van accreditatie, schreef ze afgelopen zomer. Het zal misschien niet minder werk opleveren voor docenten, erkent ze. ‘Tegelijkertijd zien we wel aanwijzingen dat de ervaren regeldruk kan afnemen, doordat de inspanningen als zinvoller worden ervaren.’
‘Het een en ander zal nog samen met het onderwijsveld nader doordacht en uitgewerkt moeten worden’, voegt ze eraan toe. Daar is ze nu mee bezig. Ergens in de komende maanden stuurt ze haar plannen voor instellingsaccreditatie naar de Tweede Kamer.
In de Tweede Kamer is met name regeringspartij CDA gevoelig voor de mogelijkheden van instellingsaccreditatie. ‘Hoe minder regeldruk, hoe beter’, zegt Tweede Kamerlid Harry van der Molen. ‘Als instellingen telkens weer spic en span worden beoordeeld, dan mogen ze ‘verdiend vertrouwen’ krijgen. Met name de universiteiten vragen daar om en ik kan daar wel achter staan.’
‘Maar het gaat niet om blind loslaten’, zegt hij erbij. ‘Ze moeten dan over een langere periode aantonen dat ze het vertrouwen waard zijn. De NVAO hoeft ook niet uit beeld te verdwijnen. Die is er gewoon als er iets misgaat. Lang niet alle instellingen zullen ervoor kiezen. Ik kijk er praktisch naar. Het kan een mogelijkheid zijn, naast andere vormen van accreditatie.’
D66 wil het graag aan het hoger onderwijs zelf overlaten. ‘Wij zijn er niet principieel op tegen’, zegt Tweede Kamerlid Jan Paternotte, ‘al hebben we wel vragen. Wat gebeurt er bijvoorbeeld met de vergelijkbaarheid van opleidingen als de ene heel anders wordt gekeurd dan de andere? Maar belangrijker is dat universiteiten en studenten nu niet op één lijn zitten: de studenten zijn ertegen. Als ze het samen eens worden, kunnen ze een voorstel doen.’
De VVD wacht het voorstel van de minister af, maar was in het verleden fel tegenstander van het idee en is nog steeds sceptisch. Studenten kiezen niet voor een instelling, maar voor een specifieke opleiding, zegt Kamerlid Dennis Wiersma. ‘De kwaliteit van opleidingen moet inzichtelijk blijven.’
Hij betwijfelt toch al of universiteiten allemaal dezelfde opleidingen moeten aanbieden. Ze kunnen zich beter op hun sterke punten richten in plaats van allemaal ‘een lappendeken aan opleidingen’ te bieden. Via de opleidingsaccreditatie zou je kunnen zien wat de sterke en zwakke opleidingen zijn en welke opleidingen misschien wel weg kunnen.
GroenLinks ziet er ook weinig in. ‘De ene faculteit kan heel goede kwaliteit bieden, terwijl er bij de andere problemen zijn’, zegt Tweede Kamerlid Lisa Westerveld. ‘Je kunt niet zomaar zeggen: de hele instelling krijgt een voldoende. Ik begrijp de kritiek op de administratieve lasten en de afrekencultuur, maar daar kunnen we iets aan verbeteren. Daarvoor hoeven we geen instellingsaccreditatie in te voeren.’
Ook de SP vindt keuringen per opleiding zinnig. ‘Iemand moet een keer langskomen om wat scripties uit de kast te trekken en te praten met docenten en studenten. Dat moet gewoon blijven gebeuren’, zegt Tweede Kamerlid Frank Futselaar. ‘Dat valt niet te vervangen door iets centraals op instellingsniveau. Of alle toezichtsystemen helemaal op orde zijn, interesseert me minder. Het gaat om het eindniveau.’
Vlaanderen heeft het al
In Vlaanderen, waar de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie ook de kwaliteit van het onderwijs bewaakt, bestaat instellingsaccreditatie al (onder de naam instellingsreview). Nieuwe opleidingen worden echter nog altijd apart gekeurd, eerst bij de start en vervolgens na zes jaar. Pas daarna vallen ze onder het eigen kwaliteitszorgsysteem van de instelling. Dat systeem wordt elke zes jaar beoordeeld.
In Vlaanderen is het voordeel dat de universiteiten en hogescholen meer eigen regie krijgen van de overheid, vindt Flierman. ‘De beoordeling van opleidingen is meer maatwerk, want ieder mag voor zich bepalen hoe je het aanpakt. Het onderwijs staat er hoger op de agenda dan hier in Nederland. Maar tot vermindering van de lastendruk heeft het niet geleid.’ Wel wordt de ervaren last minder, voegt hij eraan toe.
Hoe denkt het hoger onderwijs erover?
Studentenorganisaties ISO en LSVb zijn allebei tegen de komst van instellingsaccreditatie. Alex Tess Rutten van de Landelijke Studentenvakbond noemt het een gevaarlijke ontwikkeling. ‘Het wordt dan ontzettend belangrijk om goedkeuring te krijgen: het is alles of niets. Waarom zouden bestuurders dan open en eerlijk zijn als het ergens misgaat? Straks wordt er aan een universiteit of hogeschool een enorme poppenkast opgetuigd om door de keuring te komen, die weinig meer met de gang van zaken bij de opleidingen zelf te maken heeft.’
Kees Gillesse van het Interstedelijk Studenten Overleg valt haar bij. ‘Het idee was ooit het verlagen van de werkdruk voor docenten’, zegt Gillesse. ‘Maar dat gaan we er kennelijk niet mee bereiken. Dan blijven alleen de flexibilisering van het onderwijs en het ‘eigenaarschap’ als argumenten over. Daarvoor heb je geen instellingsaccreditatie nodig, denken wij. Er valt nog genoeg te verbeteren aan de accreditatie zoals die nu is.’
Protestbeweging WOinActie strijdt tegen de hoge werkdruk aan de universiteiten en eist van de overheid ruim een miljard euro erbij om de druk te verlichten. De deelnemers dreigen met allerlei acties, zoals stoppen met nakijken en niet meer meedoen aan accreditaties.
Oprichter Rens Bod hekelt het wantrouwen dat uit de accreditaties spreekt. ‘Het afgelopen half jaar heb ik het zelf weer meegemaakt. Het maakt mensen nerveus. Ze worden speciaal getraind voor het bezoek van de visitatiecommissie en ze moeten allerlei protocollen volgen. Dat is toch raar? Je zou denken: de visitatie is vriendschappelijk, je krijgt wat suggesties om het onderwijs nog beter te maken. Maar het gaat vaak om details, en kleine foutjes kunnen zomaar tot herstelprogramma’s leiden.’
Hij zou het bureaucratische circus graag verminderen, zegt hij. ‘Het is iets Nederlands. In Duitsland en Frankrijk zijn de keuringen veel lichter van aard. Natuurlijk is het goed om bijvoorbeeld de toetsing te professionaliseren, daar niet van. Maar nu krijgen mensen het gevoel dat ze door hoepeltjes moeten springen. Dat kan niet de bedoeling zijn.’
Toch zal zijn actiegroep geen lans breken voor instellingsaccreditatie. ‘Daar wordt het niet per se beter van. Bovendien trekken we graag samen op met de studentenorganisaties en zij zijn tegen.’
De universiteiten zijn al jaren verliefd op het idee van instellingsaccreditatie. Want het huidige stelsel ‘werkt onvoldoende stimulerend, de lasten worden als hoog ervaren en het biedt onvoldoende ruimte voor nieuwe ontwikkelingen’, staat in een notitie van april vorig jaar.
Instellingsaccreditatie biedt meer flexibiliteit, is een van de argumenten, en geeft bovendien ‘meer ruimte om verbeteren en verantwoorden te scheiden’. Met andere woorden, je kunt een open gesprek voeren over verbeteringen van het onderwijs zonder bang te zijn dat je meteen wordt afgekeurd.
Dit alles vergroot het ‘eigenaarschap’ en de ‘stimulerende werking’, menen de universiteiten, en dat zou ook de ‘ervaren werkdruk’ verminderen. En dat is iets anders dan dat het minder uren kost.
Van de meeste hogescholen hoeft het niet zo nodig. De keuring van afzonderlijke opleidingen biedt legitimatie, vindt bijvoorbeeld voorzitter Ron Bormans van de Hogeschool Rotterdam. ‘Neem een opleiding als autotechniek. Het is fijn als een onafhankelijke, door de overheid ingestelde club ernaar kijkt en bevestigt dat hij goed is. En dan moeten de deskundigen niet zozeer de procedures bekijken, maar juist de inhoud en didactiek.’
De procedures, de visie en het beleid mogen van Bormans worden afgehandeld in de instellingstoets kwaliteitszorg (ITK). Die kan nog iets meer druk wegnemen bij de opleidingen zelf, overweegt hij. Maar een nieuw systeem is niet nodig.
Ook Paul Rüpp van Avans Hogeschool hecht aan de accreditaties per opleiding. ‘Vreemde ogen dwingen’, zegt hij. ‘Wij moeten niet als een slager ons eigen vlees keuren. Het is bevorderlijk voor de kwaliteit als zo’n landelijk panel van deskundigen langskomt. Het houdt iedereen scherp.’
Wel mag er van hem iets veranderen aan de gang van zaken. ‘Nu beginnen opleidingen soms al twee jaar van tevoren zenuwachtig te worden. Met man en macht produceren ze allemaal documenten en als de accreditatie voorbij is verdwijnen die in een la en kijkt niemand er meer naar. Ik heb liever dat de NVAO belt en zegt: we komen over twee weken langs. Wij zouden elke dag accreditatie-waardig moeten zijn.’
Dit artikel van HOP is geschreven door Bas Belleman.