Gammagolven zijn erfelijk
De hele dag worden wij bestookt met indrukken en in ons brein is geen dirigent of verkeersagent die regelt waar we onze aandacht op moeten richten. Die rol lijkt te zijn weggelegd voor hersengolven. Radboudonderzoekers Stan van Pelt en Saskia Haegens ontdekten nieuwe dingen over de gamma- en alfagolven in ons hoofd.
Hersencellen of neuronen communiceren via elektrische stroompjes. Reeksen van stroompjes worden zichtbaar in golven. Er zijn langzame golven (alfa-, thèta- en deltagolven) en snelle (bèta- en gammagolven). Verwerkingsprocessen in de hersenen zijn nauw verbonden met deze hersenritmes.
Erfelijke gammagolven
Van een aantal hersenritmes was al bekend dat ze erfelijk zijn. Stan van Pelt, onderzoeker bij het Donders Institute for Brain, Cognition and Behaviour, heeft nu voor het eerst aangetoond dat de gammagolven dat ook zijn. Hij publiceert erover in het Journal of Neuroscience.
Tweelingen
Aan zijn onderzoek werkten veertig eeneiige tweelingen en veertig twee-eiige tweelingen mee. Eeneiige tweelingen zijn genetische kopieën van elkaar, ze hebben hetzelfde erfelijke materiaal; twee-eiige tweelingen lijken genetisch gezien net zo veel op elkaar als gewone broers en zussen, zij hebben gemiddeld de helft van hun erfelijke materiaal gemeenschappelijk. Van Pelt stelde vast dat de gammagolven van eeneiige tweelingen zich zo goed als identiek gedragen. Bij twee-eiige tweelingen is dat niet het geval.
Schizofrenie
Van Pelt: ‘We wisten al wel dat een aantal hersenfuncties of -aandoeningen erfelijk is. Bij schizofreniepatiënten zie je een minder sterk gammasignaal. Eerdere studies suggereerden dat schizofrenie een erfelijke component heeft. Studies als de onze kunnen een bijdrage leveren aan het onderzoek naar de neurobiologische oorzaken hiervan.’
Alfagolven
Collega-onderzoeker Saskia Haegens promoveert 30 maart op onderzoek naar de alfagolven in onze hersenen. Die worden ‘actief’ in de hersenen als iemand zich ontspant – hoewel actief voor deze langzame golven een wat paradoxaal woord lijkt.
Omdat ze zo traag zijn, werd lang gedacht dat alfagolven niet echt belangrijk waren. Haegens toont aan dat alfagolven juist van het grootste belang zijn: prestaties van het ene deel van het brein verbeteren als de ‘kalmerende’ alfagolven in andere gebieden toenemen. Proefpersonen die, nadat hen verteld werd dat ze afgeleid zouden worden van hun taak, meer alfagolven gingen produceren, slaagden er beter in om hun aandacht bij die taak te houden. Kortom: een ontspannen brein presteert beter. / Anja van Kessel