‘Geesteswetenschappers moeten niet alleen in de media zichtbaar zijn, maar ook in kleine zaaltjes’
OPINIE - Johan Oosterman las op Voxweb dat de decaan van de Letterenfaculteit vindt dat letterkundigen zichtbaar(der) moeten zijn in de landelijke media. De hoogleraar Oudere Nederlandse letterkunde stelt dat het minstens zo belangrijk is op kleinere - en minder zichtbare - schaal in contact te blijven met de samenleving.
Op deze site verscheen eerder deze week een artikel met als kop In de strijd om nieuwe studenten zet de letterenfaculteit alle middelen in. Maar bij het lezen viel me op dat het vooral gaat om het zichtbaar zijn in landelijke media: stukken schrijven in NRC en de Volkskrant, aanwezig zijn op radio en televisie. Het lijkt erom te gaan het grote publiek te bereiken. Letterendecaan Margot van Mulken zegt daarover: ‘Dat is fijn, want zo weten toekomstige studenten – of tenminste hun ouders – dat er interessante mensen in Nijmegen werken.’
Bruggen slaan
Uiteraard is het goed als we zichtbaar zijn op dergelijke platforms. Ik weet uit eigen ervaring maar al te goed wat de impact is van een optreden in het NOS-journaal of Een Vandaag, en hoeveel reacties stukken in alle landelijke kranten opleveren. Maar toch moest ik voortdurend denken aan het mooie verhaal dat Dolly Verhoeven (hoogleraar Gelderse geschiedenis) vorige week donderdag hield in Museum Het Valkhof tijdens het symposium Bruggen slaan waar de samenwerking tussen universiteit en museum werd bezegeld. Zij gaf haar visie op hoe de wetenschap bruggen kan slaan naar de samenleving en bepleitte de aanwezigheid van geesteswetenschappers in alle vezels van de samenleving.
Haar boodschap: werk samen met lokale historische kringen, praat met de mensen die bij kleine musea werken, wees zichtbaar op scholen, draag bij aan wat er aan de basis gebeurt. We moeten een ‘grass roots’ beweging willen zijn (al gebruikte Dolly die woorden niet). Niet alleen zenden via de grootste (landelijke) kanalen, en daar vertellen wat we in onze studeerkamers bedacht hebben, maar al in een vroeg stadium van ons onderzoek in gesprek gaan met de mensen over wie het gaat, die geïnteresseerd zijn in wat we doen, en die graag samen met ons nadenken over de vragen waarmee we ons bezighouden en de verhalen die we vertellen.
Zaaltje in Renkum
Tijdens het project rond Maria van Gelre (restauratie van het gebedenboek van deze vijftiende-eeuwse hertogin met behulp van crowdfunding en later de inrichting van een tentoonstelling in Museum Het Valkhof, red.) hebben uiteraard de grote media een belangrijke rol gespeeld. Toch is juist de betrokkenheid van het publiek vanaf het eerste stadium van doorslaggevend belang geweest. Ik heb de best denkbare herinneringen aan lezingen in Balgoij, Hattem, Issum en in een huiskamer ergens in de heuvels bij Groesbeek, aan workshops met een paar mensen in het archief van Nijmegen en in een zaaltje in Renkum. Daar laten we misschien nog wel meer zien waarvoor we staan, dan in wekelijkse televisieoptredens.
Natuurlijk is brede landelijke zichtbaarheid van belang, maar het maakt ons ook kwetsbaar. De Gouden Eeuw-discussie (over of die term nog gebruikt mag worden gezien de ’te rooskleurige’ associatie met het tijdperk, red.) laat dat wel zien: iedereen heeft een mening en waarom zou die van een wetenschapper beter zijn? Juist in dergelijke debatten hoor je maar al te vaak dat de wetenschap ook maar een mening is. In de betrokkenheid bij wat er op veel kleinere schaal gebeurt, speelt dat eigenlijk niet. Daar kunnen we echt laten zien wat we voor de samenleving willen en kunnen betekenen.
Wijde wereld
In het artikel op Voxweb staat dat wetenschappers de mensen van voorlichting mee moeten laten kijken, en een mediatraining zouden kunnen volgen. De decaan zegt: ‘Geïnteresseerden kunnen leren waar journalisten of redacties van televisieprogramma’s zoal op letten, hoe een voorgesprek verloopt en hoe je je zenuwen onder controle houdt.’ Vast en zeker belangrijk. Maar minstens zo belangrijk is het de wijde wereld in te gaan.
‘Buiten de deuren van de universiteiten groeit en bloeit een wereld van erfgoed en geschiedenis; een wereld met een eigen dynamiek en eigen vragen. We moeten vanuit de universiteit de verbinding met die wereld versterken’ was de boodschap van Dolly Verhoeven. Daar gaat het wat mij betreft in de eerste plaats om. Daar ontstaat draagvlak, daar verdienen we de legitimering voor wat we doen als wetenschappers. En daar bereiken we ook die (ouders van) toekomstige studenten.
Johan Oosterman is hoogleraar Oudere Nederlandse letterkunde aan de Radboud Universiteit.