Onderzoekers van de Radboud Universiteit ontvangen twee miljoen euro uit een Europese subsidiepot voor de opleiding van jonge onderzoekers. Het Nijmeegse Baby and Child Research Center zet zijn deel van het geld in voor apparatuur om jonge kinderen in een natuurlijke situatie te bestuderen.

Oogbewegingen, hersengolven, bloedsomloop in de hersenen. Dankzij moderne onderzoekstechnieken kunnen medewerkers van het Baby and Child Research Center steeds meer in kaart brengen van de vroege ontwikkeling van kinderen. Alleen: al die technieken hebben ervoor gezorgd dat de kloof met het dagelijks leven van baby’s en peuters groter is geworden. ‘Bij wat we allemaal kunnen meten hebben we de kinderen een beetje in een onnatuurlijke situatie gebracht’, zegt directeur Sabine Hunnius.

Kapje

Zo moet de peuter achter een computerscherm zitten om zijn of haar oogbewegingen te kunnen meten. ‘Terwijl je die oogbewegingen ook zou willen meten in een meer natuurlijke situatie, bijvoorbeeld als het kind blokken bouwt.’ Om de hersenactiviteit te meten draagt de baby of peuter een kapje met sensoren, waar kabels aan hangen. ‘Ook dat zouden we graag anders zien. Het zou heel erg helpen als je dat draadloos zou kunnen maken.’

‘Weg van dat onnatuurlijke stilzitten met een kapje en lange draden aan je hoofd’

Samen met universiteiten in Zweden, Engeland en Italië is Hunnius op zoek naar onderzoekstechnieken die beter aansluiten bij het dagelijks leven van kinderen en die de wetenschappers in nieuwe studies kunnen gaan gebruiken. Vier bedrijven uit Nederland en Zweden gaan de onderzoeksapparatuur ontwikkelen. De Hogeschool van Antwerpen, met een opleiding voor leiders in de kinderopvang, zit ook in het consortium. Het Nijmeegse lab is penvoerder.

Het consortium ontvangt in totaal 3,6 miljoen euro van de Europese Marie Sklodowska Curie Innovative Training Networks (het Nijmeegse lab krijgt daarvan 750.000 euro). Daarmee stelt elke universiteit twee promovendi aan en elk bedrijf één.

Mobiel lab

Het is ook weer niet de bedoeling, zegt Hunnius, om de baby’s en peuters straks in hun natuurlijke habitat te bestuderen. De apparatuur komt dus niet bij ouders thuis te staan. ‘Het is mooi als je helemaal vrij kunt zijn van het lab, maar ik zie het niet gebeuren dat we bij alle ouders een mobiel lab gaan afleveren. Ik denk dat een tussenstap al een enorme stap vooruit kan zijn: weg van dat onnatuurlijke stilzitten voor een monitor met een kapje en lange draden aan je hoofd.’

De andere onderzoekers die subsidie krijgen vanuit het Marie Curie-subsidieprogramma zijn moleculair bioloog Henk Stunnenberg, taaltechnoloog Helmer Strik en Francesco Battaglia van het Donders Instituut – hij gaat ook een consortium leiden.