Grenzen aan de groei (3): de hoogleraar werkt vanuit de bezemkast
Elk jaar wordt de Radboud Universiteit een beetje groter. Wat betekenen volle collegezalen voor het onderwijs, het studentenleven en de stad Nijmegen? In de serie Grenzen aan de groei gaat Vox op zoek naar de groeipijnen van de universiteit. In deel 3: sommige faculteiten, zoals FNWI, zijn uit hun jas aan het groeien.
Hij merkt zeker dat er grenzen aan de groei zijn, vertelt Eric Cator met een glimlach. Hij is directeur van het wis-, natuur- en sterrenkunde-instituut IMAPP in het Huygensgebouw. ‘Dankzij de sectorplannen, waarmee de overheid extra investeert in bèta en techniek, hebben we de laatste jaren veel extra mensen aangenomen’, zegt hij. ‘Bij wiskunde zijn er 20 procent mensen bij gekomen.’
Grenzen aan de groei
De komende weken belicht Vox de gestage groei van de universiteit. Dit is het derde artikel in deze reeks.
1. De groeipijnen van de universiteit
2. Het studentenleven onder druk
3. Vechten om kantoorruimte
4. Het sportcentrum barst uit zijn voegen
5. De explosie van psychologie in 2016
6. Hoe bereikbaar is de campus nog?
7. Collegezalen vol ongelukkige studenten
8. Studentenwerving zonder groeiambitie
Keerzijde van de medaille: het Huygensgebouw is niet meegegroeid en ruimte om uit te breiden is er momenteel niet. Het aantal vierkante meters in het gebouw is de laatste jaren al teruggegaan van 15 naar 10 per voltijdse medewerker. ‘Het wordt krap’, zegt Cator.
Intekenlijst
Het IMAPP-instituut springt origineel om met het ruimtegebrek. Door onderwijs- en vergaderzalen om te bouwen tot kantoorruimtes, proberen ze zoveel mogelijk medewerkers een eigen kantoor te geven. ‘Het faculteitsbestuur is daar niet heel blij mee’, zegt Cator. ‘Dat kost geld en de aanpassingen aan de kantoren moeten later misschien teruggedraaid worden.’
Toch vindt Cator het belangrijk dat zoveel mogelijk mensen in zijn instituut een eigen plek hebben. ‘Wij doen denkwerk, het is belangrijk dat je in alle rust aan je bureau kunt zitten’, zegt hij. ‘Daarnaast hebben we veel een-op-een-afspraken met studenten. Dat is lastig als er nog iemand anders in je kamer zit.’
Alleen promovendi hebben geen eigen kamer bij het IMAPP. Zij moeten met maximaal zes personen een kantoor delen. In drukke kamers is een systeem met een intekenlijst, zodat er niet te veel mensen tegelijk aanwezig zijn. Dat werkt volgens Cator wel, maar het heeft ook een bijkomend effect: promovendi gaan vaker thuiswerken.
De grootste slachtoffers van het ruimtegebrek zijn gepensioneerde medewerkers. Zij kwamen tot voor de coronacrisis bijna dagelijks naar de campus en gaven af en toe college, maar zijn nu bedankt voor bewezen diensten. Cator: ‘Dat is pijnlijk, want dat waren mensen die al zestig jaar in het instituut rondliepen.’
‘Behoorlijk vol’
Het verhaal van het IMAPP is herkenbaar voor universitair hoofddocent Inge Bleijenbergh, die lid is van de ondernemingsraad. ‘Wij zijn aan alle kanten uit onze jas aan het groeien’, zegt ze in haar kamer in het Elinor Ostromgebouw, gezellig ingericht met heel wat kamerplanten. ‘Ons personeelsbestand groeit hard en het is elke keer ontzettend puzzelen voor de onderwijsadministratie om zalen te vinden die groot genoeg zijn voor grote groepen studenten.’
Bleijenbergh merkt dat nieuwe medewerkers, met name promovendi en postdocs, meestal de krapste werkplekken krijgen toebedeeld. Ook kamers die aanvankelijk bedoeld waren voor gezamenlijk overleg worden ingenomen door werknemers, die ze vaak moeten delen. Volgens het ondernemingsraadslid is het ruimtegebrek – naast het Elinor Ostromgebouw – het grootst in het Huygensgebouw en – saillant – in het gloednieuwe Maria Montessorigebouw.
‘We hebben veel parttimers, op woensdagmiddag en vrijdag is de campus veel leger’
Het college van bestuur is zich bewust van de problemen. Toch kan je volgens rector magnificus Han van Krieken op dit moment nog niet zeggen dat er te weinig werkplekken op de campus zijn. ‘In sommige gebouwen, zoals het Huygensgebouw, is het behoorlijk vol’, zegt hij. ‘Maar het ruimtegebrek op de meeste plekken op de campus valt mee. We hebben veel parttimers en op woensdagmiddag en vrijdag is de campus veel leger.’ Dat is niet wenselijk en duurzaam, aldus de rector. ‘Het is spannend om te zien hoeveel mensen na de coronacrisis blijven thuiswerken.’
Toch weet ook Van Krieken dat er niet veel marge meer is in de gebouwen. ‘We hebben nog behoorlijk wat vacatures die ingevuld moeten worden’, zegt hij. ‘Als dat gebeurd is en iedereen komt na de pandemie weer naar de campus, dan zal het drukker worden.’
Mooie studeerkamer
In ieder geval blijft thuiswerken ook na de coronacrisis een mogelijkheid voor veel medewerkers van de Radboud Universiteit. ‘Ik hoor van veel medewerkers – en dat geldt ook voor mezelf – dat ze het fijn vinden om een deel van het werk vanuit huis te doen’, zegt Van Krieken daarover. ‘Wij willen dat graag faciliteren.’
‘Voor corona was de lijn: iedereen werkt op de campus, tenzij. Maar mensen zullen in goed overleg met hun leidinggevende meer thuis kunnen werken.’ De financiële tegemoetkoming om een thuiswerkplek in te richten, die tijdens de coronacrisis van start ging, zal behouden blijven, zegt Van Krieken.
‘Thuiswerken moet een mogelijkheid zijn, geen voorwaarde om goed te kunnen werken’
Bleijenbergh vindt het een goede zaak dat mensen ook in de toekomst thuis kunnen werken, maar ze waarschuwt dat het ruimtegebrek daarmee niet wordt verholpen. ‘Ik ben er zeer huiverig voor om thuiswerken als oplossing te zien voor ruimtegebrek. Het moet een mogelijkheid zijn, geen voorwaarde om goed te kunnen werken.’
Een vaak gehoord argument voor thuiswerken is dat medewerkers dan makkelijker kamers kunnen delen door afwisselend aanwezig te zijn op de campus. Dat klopt niet, zegt Bleijenbergh. ‘De meeste medewerkers – zeker diegene met kinderen – willen op maandag, dinsdag en donderdag op de campus werken. Dan zijn ook alle vergaderingen. Mensen die kamers delen zijn er vaak allemaal tegelijk. Op de andere dagen is het veel leger.’
Campusplan
Krijgt de letterenfaculteit eindelijk nieuwbouw? Komen er studentenkamers in het Erasmusgebouw? Komt er een vijfde vleugel aan het Huygensgebouw? En wat gebeurt er met het leegstaande deel van het Spinozagebouw? Het nieuwe campusplan, waar het college van bestuur al enkele jaren aan werkt, moet antwoorden geven op deze en andere vragen rondom ruimtegebrek en huisvesting. Naar verwachting is het plan dit voorjaar klaar. ‘We hadden iets eerder willen zijn, maar onder andere door corona hebben we wat vertraging opgelopen’, zegt rector Han Van Krieken.
Van Krieken benadrukt dat het college van bestuur thuiswerken niet als een oplossing ziet voor het ruimtegebrek op de campus. ‘Dat kan ook niet, wegens de eerder geschetste piekbelasting op de campus’, zegt hij. ‘Daarnaast vinden wij dat onderzoek en onderwijs in de toekomst ook samen op de campus moeten kunnen plaatsvinden.’
Bleijenbergh breekt een lans voor het geven van voorrang aan medewerkers onderaan de hiërarchie bij het verdelen van kantoorruimtes. ‘Promovendi en postdocs moeten vaak genoegen nemen met een minder goede werkplek, waardoor ze meer thuiswerken’, zegt ze. ‘Terwijl zij door de woningnood vaak veel geld betalen voor een kleine woning, waar een goede thuiswerkplek ontbreekt. Hoogleraren en UD’s kunnen zich meestal wel een huis met een mooie werkkamer veroorloven. Nu delen promovendi soms een kamer met acht collega’s, maar eigenlijk zouden hoogleraren en UD’s dat moeten doen.’
Van Krieken is het daar mee eens. ‘De activiteit bepaalt de werkplek, niet de hiërarchie.’
Bij IMAPP is dat ook al het geval, zegt Eric Cator. ‘Ik ben zelf hoogleraar wiskunde en ik zit in de bezemkast van de afdeling, in een klein kantoortje zonder raam. Promovendi krijgen de grootste kamers, al moeten zij de kamers delen.’
Geen kantoortuinen
Een voor de hand liggende oplossing voor het ruimtegebrek op de campus is nieuwe gebouwen neerzetten, maar daar wil de rector op dit moment nog niet op ingaan. Daarvoor is het wachten op het campusplan (zie kaderstuk), dat momenteel wordt voorbereid en dit voorjaar af zou moeten zijn. Wat hij wel wil zeggen: áls er nieuwe gebouwen bij zouden komen, dan zullen ze zo flexibel mogelijk worden ingericht. ‘Je ziet dat stap voor stap gebeuren: het Maria Montessorigebouw is al flexibeler dan het Elinor Ostromgebouw en dat is flexibeler dan het Grotiusgebouw.’
Maar echte kantoortuinen – een schrikbeeld van veel academici, die liefst een eigen kamer met bibliotheek hebben en een plek waar studenten hen makkelijk kunnen vinden – komen er volgens de rector niet. Van Krieken heeft een voorbeeld van hoe het wél kan: de afdeling Sport & Bewegen van de HAN, onder het Radboud Sportcentrum. ‘Dat is een mooie combinatie van rustige werkplekken en ruimtes waar je in groep bij elkaar zit, naast meer open plekken. Dat zou ook voor ons een oplossing kunnen zijn.’
Een paar extra kamers
Bij het IMAPP zijn ze daar voorlopig niet mee geholpen. De enige oplossing op termijn lijkt een vijfde vleugel bouwen aan het Huygensgebouw. Zo’n optie ligt op tafel, bevestigde decaan Sijbrand de Jong eerder aan Vox. ‘Voor de hele faculteit is die vijfde vleugel belangrijk, ook al gaat de huur dan omhoog’, zegt ook Cator. ‘Op dit moment zouden we al blij zijn met een paar extra kamers.’
Volgens Cator ligt een oplossing uiteindelijk bij de overheid. ‘Die stelt eisen aan de wetenschap en maakt daar geld voor vrij. Maar dat gaat alleen naar extra mensen, niet naar werkplekken. Hopelijk wordt dit in de toekomst aangepast.’