Grenzen aan de groei (4): ‘slim organiseren’ in plaats van een extra sporthal
Elk jaar wordt de Radboud Universiteit een beetje groter. Wat betekenen vollere collegezalen voor het onderwijs, het studentenleven en de stad Nijmegen? In de serie Grenzen aan de groei gaat Vox op zoek naar de groeipijnen van de universiteit. Vandaag deel 4: Het sportcentrum dat uit z’n voegen barst.
‘Ik sport het liefst ’s middags na mijn colleges’, vertelt powerlifter Martijn Hendriks. ‘Maar dan heb je precies een piekmoment waardoor die hele fitnessruimte vol zit. Ik ben toen ’s ochtends gaan sporten, maar daarvoor moest ik wel mijn schema omgooien. Tijdens de laatste lockdown was het helemaal niet te doen: je moest dagen van tevoren reserveren voor een plek. Ik heb toen een abonnement bij een andere sportschool ernaast genomen, nu kan ik weer sporten wanneer me dat uitkomt – maar dat kost me wel 30 euro per maand meer.’
Grenzen aan de groei
De komende weken belicht Vox de gestage groei van de universiteit. Dit is het vierde artikel in deze reeks.
1. De groeipijnen van de universiteit
2. Het studentenleven onder druk
3. Vechten om kantoorruimte
4. Het sportcentrum barst uit zijn voegen
5. De explosie van psychologie in 2016
6. Hoe bereikbaar is de campus nog?
7. Collegezalen vol ongelukkige studenten
8. Studentenwerving zonder groeiambitie
Hendriks is niet de enige die ruimteproblemen merkt bij het Radboud Sportcentrum (RSC). Te weinig beschikbare velden of zalen, lange wachtlijsten of zelfs volledige ledenstops bij sportclubs, teams die uitwijken naar accommodaties elders in de stad en een overvolle fitnessruimte. Het sportcentrum zit vol – bomvol.
Het probleem is logisch te verklaren, de Radboud Universiteit heeft een flinke groei doorgemaakt de laatste jaren. Cijfers onderstrepen dat: de studentenaantallen op de universiteit stegen met zo’n 35 procent over de laatste tien jaar.
Ledenstop
Die groei betekent ook méér studenten die willen sporten. Peter Gijsberts, teamleider studentensportverenigingen namens het sportcentrum, bevestigt dat: ‘Verenigingen zijn de laatste jaren gemiddeld zo’n 10 à 15 procent gegroeid qua ledenaantal.’ Volgens een interne notitie uit september 2020 van voormalig sportcentrumdirecteur Rob Cuppen hadden in 2019 iedere maand gemiddeld ruim 20.000 mensen een abonnement. Daarmee was het RSC het drukbezochtste universitaire sportcentrum van het land. Kanttekening daarbij is dat de huidige aantallen volgens het sportcentrum ‘fors lager liggen’ en ‘erg schommelen door de coronacrisis’. Harde cijfers zijn er echter niet, mede door de schommelende aantallen tijdens die crisis.
De populariteit van het sportcentrum levert de nodige problemen op. Uit een enquête van Vox onder verschillende verenigingen bleek dat 60 procent van de sportverenigingen momenteel een ledenstop hanteert – met gebrek aan capaciteit als voornaamste reden.
Wie de huidige ruimteproblemen in het achterhoofd houdt en naar de aanhoudende groei kijkt, zal al snel tot de conclusie komen dat er snel meer sportruimte bijgebouwd moet worden. Maar dat gaat niet gebeuren.
‘Het gaat vooral om ideeën die er waren, de uitbreiding komt er niet’
De laatste jaren passeerden meerdere geruchten over nieuwbouw de revue. Zo zou er een extra hal komen op de plek waar nu de tennisvelden liggen, werd er gesproken over een extra verdieping bovenop het huidige sportcentrum en ook in het nabijgelegen Park Brakkenstein zouden velden of zelfs een nieuwe sporthal worden aangelegd.
‘Die verhalen hebben wij ook gehoord’, zegt Gijsberts met een lach. ‘Hoewel, dat laatste is zelfs voor mij nieuw. Maar het moge duidelijk zijn: het gaat verder vooral om ideeën die er waren. De uitbreiding komt er niet.’
Extra sporthal
Voormalig directeur Cuppen pleitte in zijn tijd bij het sportcentrum inderdaad voor een nieuwe sporthal. ‘Op de plek waar nu de tennisvelden liggen. Het idee was om de hal multifunctioneel te gebruiken: overdag als tentamenlocatie, ’s avonds voor sport. Maar het college van bestuur zag daar weinig in. Uiteindelijk werd besloten het oude bestuursgebouw aan de Comeniuslaan om te bouwen tot tentamenlocatie en werd dit plan van tafel geveegd.’
Cuppens roep om extra ruimte wordt door veel verenigingen gedeeld, blijkt uit de enquête van Vox. Onder andere Trajanum (basketbal), FC Kunde (voetbal), Apeliotes (Hockey), Slow (tennis) en Ha-Stu (handbal) geven aan dat ze simpelweg meer ruimte nodig hebben om al hun leden te kunnen laten sporten. FC Kunde en Apeliotes lichtten dat in een eerder artikel al eens uitgebreider toe.
Ook uit het interne document van september 2020 blijkt dat de extra ruimte broodnodig is. ‘Verdere groei van de [binnensport]verenigingen, die gebruik maken van sporthalruimte, is alleen mogelijk door realisatie van een derde sporthal’, valt te lezen. Als het aantal sportkaarthouders ongeveer gelijk blijft in de toekomst, dan is de huidige ruimte voor de verenigingen eveneens onvoldoende.
Gijsberts: ‘Ik snap dat verenigingen roepen dat er meer gebouwd moet worden, maar die oproep is te simpel. Zo’n plan moet aan financiële en ruimtelijke eisen voldoen én er moet een toekomstvisie zijn. En stel dat we dat allemaal binnenkort al rond krijgen, wanneer denk je dan dat die nieuwe hal gebruikt kan worden? Dat duurt nog jaren.’
‘Voor de duidelijkheid: wij hebben in het verleden inderdaad gesprekken gevoerd over nieuwe accommodaties. Maar dat is om verschillende redenen niet doorgegaan. Het is ook niet zo dat we er helemaal geen ruimte bij hebben gekregen: enkele jaren terug hebben we de fitnessruimte flink uit weten te breiden. Maar als je meermaals zonder succes pleit voor een extra hal, dan moet je het over een andere boeg gooien.’
‘Het belangrijkste is te beseffen dat er niet één overkoepelende oplossing is’
Het alternatief werd ‘zoeken naar hybride oplossingen’, aldus Joris Hermans, hoofd sport van het RSC. ‘Ik zie het capaciteitsgebrek niet als een absoluut probleem waarbij er meer gebouwd moet worden, maar als een probleem dat we kunnen tackelen door slim te organiseren. Het gaat om hoe je bestaande ruimtes gebruikt. Het belangrijkste daarbij is te beseffen dat er niet één overkoepelende oplossing is. Het probleem – en dus de oplossing – verschilt per vereniging.’
Spinozagebouw
Een goed voorbeeld van zo’n oplossing is het gebruiken van ruimtes voor iets anders dan waar ze oorspronkelijk voor bedoeld waren. ‘Enkele cultuurverenigingen gebruiken lege lokalen in het Spinozagebouw als repetitieruimte’, vertelt Laura Lensink van de NSSR, de koepelorganisatie van verschillende studentensportverenigingen. ‘Binnenkort gaat paaldansvereniging Lasya daar waarschijnlijk ook trainen. En we zijn achter de schermen al druk in gesprek over vergelijkbare oplossingen.’
Directeur Hermans: ‘Een ander voorbeeld is het aangaan van samenwerkingen met burgerclubs. FC Kunde voetbalt sinds kort bijvoorbeeld op de velden van voetbalclub Union (zie kader, red.). Er zijn in de buurt van de universiteit ook voldoende andere tennis-, hockey- of voetbalvelden, we zijn samen met de gemeente Nijmegen en andere clubs aan het kijken of daar mogelijkheden liggen.’
Gijsberts: ‘Obelix (rugby, red.) heeft in het verleden ook een gecombineerd team gehad met burgerclub The Wasps. Spelers van beide clubs kwamen samen, zodat er een extra competitieteam ingeschreven kon worden.’
FC Kunde traint bij Union
Voetbalvereniging FC Kunde is één van de sportverenigingen die kampt met een tekort aan speelvelden én een wachtlijst voor nieuwe leden heeft. Om beide problemen te tackelen werd er bij Kunde een commissie in het leven geroepen die zich moest beraden op een oplossing. Die werd na de nodige vergaderingen én uitvoerig overleg met het sportcentrum en de Gemeente Nijmegen gevonden bij Sportpark De Kluis, thuishaven van voetbalclub Union.
‘Het belangrijkste voor ons was dat de voetbalclub binnen vijftien minuten fietsen van het sportcentrum lag’, vertelt Aldwin Ransijn, die namens FC Kunde in de betreffende commissie zat. ‘Na wat rondvragen en gesprekken met meerdere clubs in de buurt kwam Union als beste optie naar voren. We hebben een rouleersysteem waarin teams om de zoveel tijd bij Union trainen. Op die manier hebben we nu na de winterstop twee extra teams in kunnen schrijven. Mochten we in de toekomst nog verder willen groeien en meer teams in willen schrijven, dan is daar eveneens de ruimte voor.’
‘Zulke samenwerkingen zijn helemaal niet zo vreemd’, beredeneert Hermans. ‘We maken ook gebruik van het Erica Terpstra Sportfondsenbad en ijsbaan Triavium. Wij gaan natuurlijk geen eigen zwembad of ijsbaan aanleggen. Watersportverenigingen als Phocas (roeien) of de Loefbijter (zeilen) kunnen ook niet op het sportcentrum trainen.’
Er zijn nog andere verenigingen die op externe locaties sporten. Zo maakten Dance Fever (dans) en Heyendaal (volleybal) gebruik van de Jan Massinkhal voordat deze dienst ging doen als GGD-priklocatie (en nu als vluchtelingenopvang, red.), wijkt KUNST (turnen) uit naar sportcomplex SportQube en traint basketbalclub Trajanum in een zaaltje in Nijmegen-Noord. ‘Het is chill dat er een mogelijkheid is om extra te trainen, maar het zou nóg optimaler zijn als dat gewoon in het sportcentrum zou zijn’, vindt Toon van Tendeloo, voorzitter van Trajanum. ‘Nu heb je toch minder contact met andere teams.’
Elkaar ontmoeten
Oud-sportcentrumdirecteur Cuppen benadrukte altijd dat het sportcentrum meer is dan een sportfaciliteit. Hij meende dat het ook belangrijk is dat studenten van verschillende opleidingen of faculteiten elkaar daar ontmoeten.
Die overtuiging wordt gedeeld door opvolger Hermans, maar hij brengt wel enkele nuances aan. ‘Ons voornaamste doel is om de campus in beweging te krijgen. Dus zo veel mogelijk studenten en medewerkers te laten sporten. Natuurlijk zien we graag dat sporten en elkaar ontmoeten hand in hand gaan. Maar dat hoeft niet alleen op het sportcentrum plaats te vinden, dat kan ook elders. In lijn met die gedachtegang is het alleen maar goed om samen te werken met burgerverenigingen.’
Niet alleen op verenigingsniveau is het ruimteprobleem onderwerp van gesprek, het college van bestuur buigt zich er ook over. Rector magnificus Han van Krieken ziet naast het gebruik van externe locaties ook andere oplossingen die het overwegen waard zijn: ‘We moeten ons afvragen voor wie het sportcentrum eigenlijk is’, denkt hij hardop. ‘Er is een tijd geweest dat sporters die niet verbonden zijn aan de universiteit een hoger bedrag betaalden. Tegenwoordig zijn er meer sportscholen in Nijmegen dan voorheen.’
‘We zijn er als RSC in eerste instantie voor de universitaire gemeenschap’
De rector doelt op het weren van sporters die geen link hebben met de universiteit. Maar die insteek vinden Hermans en Gijsberts te negatief, wél beaamt het tweetal dat er nagedacht wordt over een dergelijke oplossing. Hermans: ‘Wij zijn er als RSC in eerste instantie voor de universitaire gemeenschap. Vandaar dat ik denk dat samenwerken met burgerverenigingen ook voor de doorstroom van sporters een afdoende oplossing is. Studenten kunnen dan na hun studie daar blijven sporten.’
Geen kant-en-klare oplossing
Cuppen ziet helemaal geen heil in een dergelijke oplossing: ‘Het capaciteitsprobleem ligt vooral bij de binnen- en buitensportverenigingen. Het weren van particuliere sporters lost dat probleem niet op, maar zorgt er wel voor dat je inkomsten misloopt.’
Bovendien betalen sporters die niet verbonden zijn aan de campus sowieso al een hoger maand- of jaarbedrag voor hun sportkaart. Of dat bedrag nog verder omhoog gaat, daar willen Hermans en Gijsberts geen uitspraken over doen.
Duidelijk is dat er geen kant-en-klare oplossing bestaat voor het huidige ruimtegebrek in het sportcentrum. ‘Maar dat betekent niet dat we stoppen met zoeken naar oplossingen’, concludeert Hermans.