Grote mot bij opening academisch jaar
Zonder het te weten onderstreepte een grote mot vandaag de woorden die Joost Zwagerman uitsprak bij de opening van het academisch jaar. ‘Kennis maakt gelukkig. Wees alert, kijk goed om je heen, zie de schoonheid, alles is de moeite waard om bekeken te worden.’
De mot, waarschijnlijk een huismoeder, cirkelde lange tijd boven de hoofden van medewerkers en studenten in de bijna geheel gevulde grote zaal in het gymnasion. Vanwege een groot ongeluk op de A 15 was het lang de vraag of Zwagerman zou kunnen spreken, maar na een soepel omgekeerd afgehandeld programma was hij er dan toch. Omgeleid over secundaire wegen had de schrijver zijn eigen motto kunnen oefenen door zich te verheugen over hem onbekende plaatsnamen als Deest en Niftrik.
Overtuigen, niet beledigen
Even bracht Zwagerman de zaal in verlegenheid door te vragen naar wie er had deelgenomen aan de Mars der beschaving, waarmee de kunstwereld dit jaar protesteerde tegen de bezuinigingen. Slechts enkele vingers gingen half omhoog. Al gauw bleek dat hijzelf tegen deze mars was omdat het geen goed idee is mensen die je wilt overtuigen eerst te beledigen als ‘leptosome onbeschaafden’.
Verhalen
Wat je dan wel moet doen om kunst en wetenschap te verweren tegen het idee dat het onnodige hobbies zijn van een handvol gepriviligeerden? ‘Anderen net zo blij maken als uzelf bent met uw kennis. Vertel verhalen. Draag dat enthousiasme over.’
Skippyballen
‘Kunst bevat de kern van iets waars,’ had Niek Janssen, student Griekse en Latijnse Taal en Cultuur kort daarvoor gezegd. ‘Kunst inspireert, brengt ons splinters van inzicht die ons tot grote hoogte zullen brengen, Nobelprijzen voor Nijmegen en die felbegeerde top 100-plaats in de Shanghai ranking .’ De klassiek retorisch begaafde Janssen riep op om geregeld te soggen, studie ontwijkend gedrag te vertonen. Lees Vergilius, ga skippyballen of American Beauty kijken – zo creëer je de momenten van serendipiteit die ons peniciline en Google hebben opgeleverd. ‘De beste ontdekkingen zoek je niet, die vind je.’/ Iris Roggema