‘Groter als’: niet elke taaladviseur rekent het fout
‘Groter als’, ‘hun hebben’: dat is geen kwestie van smaak, maar simpelweg fout. Of toch niet? Volgens promovendus en taalkundige Marten van der Meulen zijn taalnormen een stuk genuanceerder dan veel mensen denken. Er zijn altijd wel taaladviseurs te vinden die zo’n ‘fout’ goedkeuren.
De taalfouten vlogen hem tijdens zijn promotieonderzoek om de oren, maar taalkundige Marten van der Meulen kan zich er niet aan ergeren. ‘Als je zo lang grammaticale fouten bestudeert, dan verdwijnt die irritatie,’ zegt hij in de week voorafgaand aan zijn verdediging. Zélfs als het gaat over ‘groter als’, ‘hun hebben’ en ‘een aantal mensen zijn’.
Het zijn drie van de honderden taalkwesties die Van der Meulen bestudeerde voor zijn proefschrift. Hij nam taaladviesboeken uit de 20e en 21e eeuw onder de loep, van Jan Renkema’s Schrijfwijzer tot het stijlboek van de Volkskrant, en onderzocht hoe taalvoorschriften zich ontwikkelden. Ook wilde hij weten hoe taalregels zich verhouden tot taalgebruik. Zorgen regels ervoor dat mensen minder vaak fouten maken? (Soms, zo blijkt.) En, omgekeerd: weten taaladviseurs eigenlijk wel waar ze het over hebben, bijvoorbeeld als ze zeggen dat een bepaalde fout steeds vaker voorkomt?
Het Groot Nederlands Vloekboek
Samen met andere taalwetenschappers schreef Marten van der Meulen tijdens zijn promotie aan de Radboud Universiteit meerdere populairwetenschappelijke boeken over taal, waaronder Het Groot Nederlands Vloekboek en Wat gebeurt er in het Nederlands?! Hij werkt aan een boek voor het grote publiek over zijn promotieonderzoek.
Van der Meulen verdedigt zijn proefschrift op maandag 16 januari om 12.30 uur in de Aula.
En, weten taaladviseurs waar ze het over hebben?
‘Nee (lacht). Het ging al mis bij de eerste hoogleraar Nederlands, Matthijs Siegenbeek. Hij was hoogleraar in Leiden, van 1797 tot 1847, en schreef een boekje waarin hij een aantal woorden veroordeelde. ‘Eigendommelijk’ bijvoorbeeld, een variant van ‘eigenaardig’. Over 27 van die ‘foute’ woorden zei hij dat ze steeds vaker voorkwamen. Samen met een collega uit Leiden heb ik dat onderzocht, en wat blijkt: hij had wel een algemeen gevoel voor de frequentie van taalfouten, maar hij zat er toch vaak naast. En bij taaladviseurs in de 20e en 21e eeuw gaat het nog vaker mis. Een van de redenen is retorisch, denk ik. Als je in je taaladviesboekje óf kunt opschrijven dat je een fout weleens bent tegengekomen óf dat die fout steeds vaker voorkomt en het Nederlands bedreigt, dan kies je het tweede. Urgentie verkoopt boeken.’
Staan de adviezen zelf ook te ver af van de praktijk?
‘Sommige regels wel. Denk aan ‘heel’ en ‘hele’. Volgens veel taaladviezen is ‘een heel grote auto’ goed en ‘een hele grote auto’ fout. Maar kijk je naar het daadwerkelijke taalgebruik, dan zie je dat mensen in 90 procent van de gevallen ‘hele’ gebruiken. ‘Heel’ komt maar in een piepklein aantal gevallen voor. Ik zeg niet dat die regel daarom fout is, maar je kunt in ieder geval vraagtekens zetten bij het feit dat die regel niet strookt met het gebruik.’
Hoeveel nut heeft het om op die regels te blijven hameren? Leidt dat soms niet tot uitsluiting?
‘Absoluut. De sociale functie van taal is niet te overschatten. Op het moment dat ik ‘groter als’ zeg, plaats je me sociaal in een hokje. Dat geldt overigens niet voor alle taalkwesties. Als je kijkt naar taaladviezen in het algemeen, dan is er in de 20e en 21e eeuw juist steeds meer ruimte ontstaan voor variatie. Vaak kun je iets op meerdere manieren verwoorden: ‘in elk geval’ of ‘in ieder geval’, ‘dat hij is gekomen’ of ‘dat hij gekomen is’. Maar in specifieke gevallen accepteren we juist minder variatie, vooral wanneer de fout sterk geassocieerd wordt met mensen met een lager opleidingsniveau of met tweede-taal-sprekers. ‘Groter als’ is daar een voorbeeld van.’
Taal verandert nou eenmaal, en mensen zeggen al heel lang ‘groter als’. Moeten we concluderen dat het niet per se fout is?
‘Dat zou ik nooit zeggen. Mijn rol als taalkundige is niet om de normen op te stellen, maar om ze te bestuderen. Het enige wat ik zeg is dat het niet voor iedereen even fout is. Het hangt er maar net van af aan wie je het vraagt. De Nederlandse standaardtaal bevat allerlei variaties, en er zijn mensen die ‘groter als’ accepteren – ook taaladviseurs. Dat geldt voor bijna iedere taalkwestie die ik heb onderzocht: niet iedereen zal de ‘fout’ goedkeuren, maar er zijn altijd taalgebruikers die hem gebruiken en taaladviseurs die hem accepteren.’
‘Wie maakt jou tot hoeder van de taal?’
Sommige taalliefhebbers zullen ongetwijfeld gaan steigeren bij dat idee. Wat zou je tegen hen willen zeggen?
‘Sta stil bij de vraag waarom je soms wel variatie in taal accepteert, zoals ‘ieder’ en ‘elk’, en soms niet. Wat zijn je argumenten daarvoor? Als je zegt: ‘een hele mooie auto’ is lelijk en dus fout, dan is daar wel wat op af te dingen. Als er iets is waar mensen over van mening kunnen verschillen, dan is het wel schoonheid. Je kunt ook argumenteren dat we altijd al ‘heel’ zeggen, maar de vraag is of dat klopt. In 1900 stond bijvoorbeeld al in het toonaangevende Woordenboek der Nederlandsche Taal dat ‘een hele mooie auto’ in de gesproken taal heel normaal is. Het punt is: mensen kunnen het oneens zijn over standaardtaal, en dat is niet per se erg. Wie maakt jou tot hoeder van de taal?’