Helft patiënten heeft jaar na ic-opname gezondheidsklachten
Een opname op de intensive care is een fikse aanslag op je gezondheid. Wat mensen aan klachten overhouden, verschilt sterk per patiëntengroep, ontdekte promovenda Wytske Geense. Ze hoopt dat haar inzichten de zorgverlening én patiënten ten goede komen.
15.000, zoveel coronapatiënten hebben sinds het begin van de pandemie al op de intensive care gelegen in Nederlandse ziekenhuizen. Zo’n 70 procent van hen overleeft de ic-opname, maar dat betekent niet dat ze daarna van alle problemen af zijn. In algemene zin heeft de helft van alle patiënten die van een ic-afdeling afkomen na een jaar nieuwe gezondheidsklachten, blijkt uit onderzoek van Wytske Geense, die maandag promoveert. Van mensen die na een spoedoperatie op de ic kwamen, had zelfs bijna twee derde na een jaar nog problemen.
Die cijfers staan allemaal los van corona. De gegevens die de gezondheidswetenschapper voor haar proefschrift analyseerde komen namelijk uit de periode tot augustus 2019, dus voor de COVID-19-pandemie. Geense: ‘Het kan goed zijn dat coronapatiënten nog meer klachten overhouden, omdat zij gemiddeld drie weken op de ic liggen, veel langer dan anderen.’
Jaarlijks worden er – pre-corona althans – zo’n 80.000 mensen opgenomen op de intensive care. Negen op de tien brengt het er levend vanaf, maar wat zij aan gezondheidsklachten overhouden wordt pas sinds relatief kort systematisch onderzocht. ‘De focus lag lang op het verhogen van de overlevingskansen op de ic’, vertelt Geense. ‘Dankzij betere behandelingen en apparatuur zijn die inmiddels relatief hoog. Daardoor komt er langzaamaan meer aandacht voor wat er met patiënten gebeurt ná de ic.’
Duizenden patiënten
De meeste studies op dat vlak waren tot nu toe slechts klein van aard, of richtten zich op specifieke groepen. Geense heeft nu voor het eerst duizenden voormalig ic-patiënten onderzocht, als onderdeel van een groter langlopend onderzoeksproject, MONITOR-IC. Het Radboudumc begon dit project samen met drie andere Nederlandse ziekenhuizen. Dankzij vragenlijsten die werden afgenomen vóór en een jaar na een ic-opname kon Geense goed in kaart brengen of patiënten er op voor- of achteruit waren gegaan, en in welke mate dat afhing van hun gezondheidstoestand vlak voordat ze opgenomen werden.
‘Soms kunnen mensen nooit meer volledig aan het werk’
Ze maakte daarbij onderscheid tussen fysieke, mentale en cognitieve problemen. Waar je bij fysieke klachten aan moet denken? ‘Pijn, vermoeidheid en kortademigheid. Sommigen moeten na een ic-verblijf weer opnieuw leren zitten en lopen’, vertelt Geense. Mentale problemen uiten zich weer in de vorm van bijvoorbeeld angst en depressie. En bij cognitieve klachten die lang aanhouden kun je denken aan concentratiestoornissen. ‘Het revalidatietraject kan heel lang zijn. Soms kunnen mensen nooit meer volledig aan het werk.’
Drie groepen
De ernst van de restklachten bleek af te hangen van het type patiënt, ontdekte Geense. Ze vergeleek drie groepen: patiënten die na een geplande operatie kort op de ic belandden (voornamelijk ter observatie, zoals na een hartoperatie), na een ongeplande, spoedoperatie (denk aan verkeersongelukken), of om niet-operatieve redenen (bijvoorbeeld een longontsteking). De groep die een spoedoperatie had ondergaan ervoer de meeste klachten na een jaar: 64 procent, tegen 43 procent in de ‘geplande ic‘-groep.
In vergelijking met hun situatie voorafgaand aan de ic-opname was die laatste groep er bovendien op vooruitgegaan, in mentaal en fysiek opzicht. Met de spoedpatiënten ging het geestelijk en lichamelijk juist slechter, en de toestand van de niet-geopereerde groep bleef onveranderd. Dat gold echter niet voor de cognitieve problemen. Die werden groter in alle drie de groepen.
Die groepsverschillen zijn niet vreemd, zegt Geense. ‘Patiënten die met spoed geopereerd moeten worden, zoals verkeersslachtoffers, waren voorheen vaak nog gezond, dus zij gaan er opeens flink op achteruit. Terwijl mensen die voor een geplande operatie komen juist van een probleem af worden geholpen, zoals met een hartoperatie.’
De Rotterdamse hoogleraar intensive care Diederik Gommers, niet bij het onderzoek betrokken, noemt de studie in een reactie ‘heel knap gedaan.’ De gestructureerde opzet en uitsplitsing naar patiëntgroepen levert ontzettend waardevolle informatie op, zegt hij. ‘We kunnen meestal maar moeilijk inschatten wat er precies gebeurt met een patiënt die op de ic ligt.’
Problemen tijdig herkennen
Ze hoopt dat haar resultaten zorgverleners en patiënten helpen om de problemen te herkennen (en erkennen) die een grote groep mensen ervaart na een ic-opname. Dat biedt bijvoorbeeld handvatten om klachten te minimaliseren, onder andere tijdens behandeling op de ic. ‘Denk aan het tijdig herkennen van een delier (verwardheid, red.), bewegingsoefeningen doen en patiënten zo min mogelijk sederen.’
Dat sluit ook aan bij het fit4surgery-programma van Radboudchirurg Baukje van den Heuvel, dat als doel heeft patiënten zo fit mogelijk te krijgen vóór een (geplande) operatie. En eerder adviseerden onderzoekers en fysiotherapeuten van het Radboudumc ook al dat coronapatiënten na de intensive care zo snel mogelijk fysiotherapie moeten krijgen voor hun fysieke herstel.
‘Een huisarts moet niet meteen aan dementie denken bij een ic-patiënt met geheugenklachten’
Maar ook in de nazorg buiten het ziekenhuis komen de nieuwe inzichten van pas, stelt Geense. In de overdracht naar huisartsen kunnen intensivisten (ic-artsen) gerichter aangeven wat deze kunnen verwachten aan restklachten als iemand weer thuiskomt. ‘Als een patiënt in de periode na de ic geheugenklachten heeft, hoeft een huisarts niet meteen aan dementie te denken. De oorzaak ligt eerder in het ernstig ziek zijn en de behandeling op de ic. Mogelijk nemen de klachten in de loop van de tijd dan weer af.’
Ic-capaciteit
Patiënten zelf hebben ten slotte ook baat bij het onderzoek, verwacht Geense. ‘Een intensivist kan hen in een nagesprek vertellen wat ze precies kunnen verwachten aan problemen. Dat patiënten weten dat anderen vaak klachten overhouden is heel waardevol voor patiënten, heb ik gemerkt. Daardoor voelen ze zich veel minder alleen. Toch heeft momenteel maar de helft van de ziekenhuizen dit soort nazorgpoli’s. Ik hoop heel erg dat dat er nu meer zullen worden.’
Gommers verwacht dat de resultaten ook nuttig zijn voor gesprekken die intensivisten voeren met patiënten of hun familie voordat ze op een ic komen te liggen. ‘We kunnen ze dan nog gerichter adviezen geven, op basis van wat hen mogelijk te wachten staat.’ Ook is het proefschrift nuttig voorbij de discussie over hoeveel ic-capaciteit na corona precies gewenst is in Nederland, zegt hij. ‘Dat hangt onder andere af van hoe streng je moet zijn bij de “ingang”? Deze resultaten kunnen helpen bij die inschatting.’
Conny Setz schreef op 17 januari 2022 om 12:43
Zijn er nav deze onderzoeken ook mogelijkheden voor hulp / v erbetering ?
Kan ik daar literatuur over vinden ?
Vriendelijke groet ,
Conny Setz