‘Het is echt fantastisch om minister te zijn’
De minister van Onderwijs, Ingrid van Engelshoven, heeft Nijmeegse wortels. Vox-columnist Peter van der Heiden begon in 1984 tegelijk met Van Engelshoven in Nijmegen aan de studie politicologie en ging op bezoek bij de D66-minister. 'Met deze minister hoeft de Radboud Universiteit zich geen zorgen te maken of ze op het netvlies van het ministerie staat.'
Is dat nou eigenlijk leuk, minister zijn?
‘Alle dagen groot plezier! Het is echt fantastisch om minister te worden én om minister te zijn. Ik hou van besturen en ben ook een dossiertijger. Waar collega’s als een berg opzien tegen de dossiertassen die je als minister meekrijgt, kan ik niet wachten om erin te duiken. Ik héb ook echt iets met onderwijs, als sociaalliberaal is dat precies waarin je mensen kansen kunt geven. Ook cultuur ligt me na aan het hart, en ook daaraan kunnen we eindelijk weer wat uitgeven.’
‘Toen ik gevraagd werd was het voor mij niet de grootste verrassing aller tijden. Ik denk dat mensen die mij een beetje gevolgd hebben ook niet erg verbaasd waren dat ik op het lijstje van Pechtold stond en minister werd in dit kabinet. Ik was natuurlijk partijvoorzitter geweest en een periode wethouder van onderwijs in Den Haag. Het is de kroon op mijn loopbaan tot nu toe, maar zeker niet het hoogtepunt. Dat was toen D66 in 2014, met mij als gemeentelijk lijsttrekker, de grootste partij van Den Haag werd en de PVV in wat heel lang een nek-aan-nek race leek versloeg. Zo’n moment vergeet ik nooit meer.’
Zouden er kinderen zijn die ervan dromen om politicoloog te worden? Of onderwijsminister? Van Engelshoven in ieder geval niet. Zij wilde psychiater worden, mensen helpen. Probleem was alleen dat ze niet tegen bloed kon (‘je moet mij niet eens naar een wond laten kijken’), en een opleiding geneeskunde er dus niet in zat. Komend vanuit een bèta-nest was het moeilijk om vooral vader ervan te overtuigen dat politicologie heus wel een serieuze studie, met serieuze carrièrekansen was.
Waarom koos u dan toch voor politicologie in Nijmegen?
‘Dat was een combinatie van een flink aantal factoren. Ik heb in België op school gezeten – ons gezin woonde daar – en wilde eigenlijk politieke en sociale wetenschappen studeren in Leuven. Probleem was echter dat je met die studie vooral een baan bij de overheid of semi-overheid kon krijgen, en daar zou ik dan als Nederlander in België niet gemakkelijk aan de bak komen. Ik moest dus kiezen: of de Belgische nationaliteit aannemen, of ergens anders gaan studeren. Mijn nationaliteit opgeven vond ik toch wel een ding, dus besloot ik in Nederland te gaan studeren. En Nijmegen, ach, de stap om boven de rivieren te gaan studeren was wel wat groot, en, nóg belangrijker, mijn zusje studeerde al in Nijmegen. Mijn broer overigens in Eindhoven, en zo konden we eigenlijk in één stroom naar het Noorden.
‘Het fundamenteel onderzoek moet worden versterkt’
Politicologie koos ik omdat ik graag in de diplomatie of in de internationale samenwerking wilde gaan werken. Maar al studerend raakte dat steeds verder op de achtergrond en kreeg ik veel meer belangstelling voor Nederlandse politiek en Nederlands bestuur. De discussies over Nederlandse politieke stromingen, over het boek van Lijphart over de verzuiling, en over bestuurskundige processen, dat greep me toch meer dan de internationale politiek. Maar ik vond het ook wel moeilijk kiezen, wilde eigenlijk in alle stromingen verder. Wat bij mijn keuze hielp was dat ik in mijn tweede jaar actief werd bij D66, dat maakte de band met de Nederlandse politiek sterker.’
Goed, u bent nu minister. Wat kunnen universiteiten van u verwachten?
‘Gelukkig is er in het regeerakkoord extra geld vrijgemaakt om te investeren in onderzoek, zo’n 450 miljoen. Ik vind het heel belangrijk dat in eerste instantie het fundamenteel onderzoek daarvan wordt versterkt. Het is enorm verontrustend dat het aandeel van de private sector in deze vorm van onderzoek terugloopt. Ik hoop dan ook heel erg dat het bedrijfsleven door de overheidsinvesteringen zich uitgedaagd voelt om weer meer hierin te gaan investeren. Ook moet een deel van de 450 miljoen in de uitvoering van de nationale wetenschapsagenda.’
Het Engels in het universitair onderwijs is volgens velen, zoals de KNAW maar ook de Tweede Kamer, doorgeslagen. Wat vindt u daarvan?
‘Ik heb ook zo mijn ideeën bij de internationalisering in het hoger onderwijs. Opleidingen zouden alleen Engels als voertaal moeten nemen als het beroepsperspectief ook internationaal is. En het Engels moet dan op hoog niveau zijn. Daarnaast heb ik moeite met het almaar aantrekken van studenten uit het buitenland louter en alleen om de studentenaantallen op te krikken. Ik snap de belangen, maar dat is niet in het belang van de kwaliteit van het onderwijs, en internationalisering zou juist moeten bijdragen aan een hogere kwaliteit. Nog voor de zomer kom ik met een brief over internationalisering aan de Kamer en ook gaan we de bekostiging van het hoger onderwijs herzien, zoals is aangekondigd in het regeerakkoord.’
Staat Nijmegen voldoende op de kaart als universiteit?
(Lachend) ‘Bij mij wel! Met deze minister hoeft de Radboud Universiteit zich geen zorgen te maken of ze op het netvlies van het ministerie staat.’
Wat mogen studenten van u verwachten en wat zou u de huidige student adviseren?
‘Ik vind het van groot belang dat er aandacht is op universiteiten voor studenten die in de knel komen. Er moet goed gelet worden op het psychische welzijn van studenten, daar moet meer hulp en ondersteuning komen. Ik kan me goed voorstellen dat er studenten zijn die in het ‘snel-snel-snel’-systeem niet goed meekomen. Het rendementsdenken moet echt een stap terug. Er moet meer ruimte komen voor studenten om zich in hun eigen tempo te ontwikkelen. Niet voor iedereen is het nominaal studeren weggelegd, en pas op met dat als hoogste goed neerzetten. Ik denk dat we goed moeten kijken hoe we dit vorm gaan geven in de bekostiging en daarover zijn we in gesprek met de onderwijsinstellingen. Financieel zijn er grenzen, maar daar moet uit te komen zijn, zonder dat we weer teruggaan naar een tijd waarin het heel normaal is dat iedereen twaalf jaar over zijn studie doet.’
‘Ik ben een paar keer flink op mijn bek gegaan, en dat gun ik iedereen’
‘En, wat zou ik ze adviseren? Vooral breder kijken dan alleen je studie. Ook naast je studie kun je jezelf interessant ontwikkelen. Ik heb bijvoorbeeld heel veel gehad aan het feit dat ik politiek actief werd in die tijd. Wat ik erg belangrijk vind is dat studenten niet zozeer al een vastomlijnd idee moeten hebben van een toekomstige loopbaan, dat heb ik zelf ook nooit gehad, maar zich wel bewust zijn dat je soms keuzes maakt die bepaalde paden afsluiten. Wat ik als minister van Emancipatie, dat ben ik ook, bijvoorbeeld zorgelijk vind is dat ik heel veel hoogopgeleide jonge vrouwen zie kiezen – om voor mij onbegrijpelijke redenen – om in deeltijd te werken. Daarmee sluit je kansen in je carrière af. En, ook heel belangrijk, zorg dat je een paar keer flink op je bek gaat. Je leert het best door dingen aan te gaan waar je eigenlijk bang voor bent en die ook mis kunnen gaan. Ik ben ook een paar keer flink op mijn bek gegaan, en dat gun ik iedereen!’