Dossier

Het moeizame proefschrift

22 sep 2011

Nijmeegse promovendi doen te lang over hun proefschrift en haken te vaak af. Volgens landelijke cijfers zijn ze trager dan hun collega’s op de andere universiteiten. Artisa, een retraiteoord in Griekenland voor wetenschappers en kunstenaars, moet ze weer op de rit helpen. “Aan de universiteit is te weinig rust voor het schrijven.” In alle rust werken aan je proefschrift, aan de zonovergoten Griekse kust. Ver weg van vergaderingen, rapporten en andere dagelijkse beslommeringen op de Nijmeegse campus. Met ‘s ochtends een meditatie, tussendoor een schrijftraining of een coaching over persoonlijke ontwikkeling, en alle rust om te kunnen werken. Wie wil dat nou niet? Louise Thoonen, nu nog werkzaam op het bureau van sociale wetenschappen, had zoiets heel graag gewild in de tijd dat ze ploeterde om haar promotieproject op tijd af te ronden. “Ik heb zelf heel vaak gedacht: kon ik me nou maar een paar weken ergens opsluiten, me helemaal focussen op mijn onderzoek, dat zou het project zo’n boost kunnen geven.” En Thoonen hoort regelmatig mensen op haar faculteit op dezelfde manier verzuchten: ‘Had ik nou maar een week om deze klus af te ronden’. “Die tijd ontbreekt vaak op de universiteit”, zegt ze. Thoonen, die zelf zeven jaar over haar promotie heeft gedaan, is een van de initiatiefnemers van het retraiteoord Artisa, waar mensen uit wetenschap en kunst in een inspiratievolle omgeving kunnen werken. In dit centrum in de schaduw van Epidavros, op de Peleponnesos, verblijven ze een halve week tot maximaal drie maanden in een appartement. De maaltijden worden verzorgd en als het even kan genoten in de tuin. (zie kader: Retraiteoord in Griekse zon). Laag rendement De doelgroep van Artisa zijn kunstenaars en wetenschappers. De belangrijkste klanten waar Artisa op mikt zijn de promovendi, onder wie het centrum sinds deze zomer landelijk werft. Ook Nijmeegse promovendi kunnen garen spinnen bij een Grieks verblijf, zegt Thoonen. Ze wijst op de lage rendementscijfers in Nijmegen: ongeveer 70 procent van de Nijmeegse promovendi met een vast contract haalt de eindstreep. Overigens gaat het landelijk niet veel beter, al staat Nijmegen er van alle universiteiten het slechtste voor. (zie kader: Laagste rendement in Nijmegen). Volgens Thoonen heeft het lage rendement voor een deel te maken met problemen rondom het schrijven. “Als je kijkt naar de ontwikkelingen binnen de universiteit: er moet steeds meer geproduceerd worden met steeds minder mensen, dan is het niet zo vreemd dat mensen hun plezier in het schrijven verliezen. Ik denk dat het heel belangrijk is dat mensen de passie voor de wetenschap en het plezier in het schrijven terugvinden.” Volgens haar hebben best practices uitgewezen dat deelname aan schrijfweken op locatie in het buitenland mensen weer op de rit kunnen helpen. Zorgwekkend Maar schrijven is niet het enige knelpunt waar promovendi tegenaan lopen. Phd Organisation Nijmegen (PON) enquêteert de Nijmeegse promovendi elke vier jaar over de problemen waar ze tegenaan lopen. Het promotierendement noemt het overleg in zijn jongste rapport (uit 2008) ‘zorgwekkend’. Opvallend genoeg zien vooral de promovendi die al langer bezig zijn het somber in. Het merendeel (58 procent) zegt de promotie niet op tijd af te kunnen ronden. Jonge promovendi zijn optimistischer: het merendeel van hen verwacht nog wel op tijd klaar te zijn, al voorziet ook hier een grote groep dat niet voor elkaar te krijgen. Hoe langer ze bezig zijn, hoe minder vertrouwen promovendi dus hebben in een tijdige afronding van hun promotietraject. Aan de inzet ligt het niet. Promovendi blijken structureel over te werken, gemiddeld met bijna acht uur per week. Tom Schirris (24), voorzitter van PON, is een prototype van de jonge optimistische promovendus. Hij doet onderzoek naar bijwerkingen van geneesmidde-len en is nu een klein jaar bezig. “Het loopt allemaal vlot. Op dit moment zie ik nog nergens tegenop. Ik heb een techniek die ik nodig heb om de dingen te meten die ik wil meten. Ik wil het onderzoek op m’n zevenentwintigste afronden. Dat is mijn doel.” Maar hij begrijpt ook wel waarom promovendi later in het traject soms de moed verliezen. “In het begin heb je in grote lijnen wel een idee, maar pas later weet je wat je nog allemaal moet doen om het boekje klaar te hebben. Als je aan het einde van het traject zit, heb je als het goed is ook al gepubliceerd en weet je beter hoe dat gaat.” Timemanagement Frank Leoné, die de promovendi vertegenwoordigt in de universitaire medezeggenschap, onderzoekt nu tweeënhalf jaar hoe het brein waarneming omzet in actie. Hij loopt inmiddels achter op zijn eigen schema. Het grootste deel van de data heeft hij verzameld, maar de statistische analyses – veruit het meeste werk – heeft hij nog voor de boeg. Leoné heeft nog geen artikel gepubliceerd, maar verwacht voor het einde van het jaar met het eerste artikel te komen en de rest in zijn laatste jaar te publiceren. De grootste veroorzakers van vertraging zijn volgens het PON-rapport ‘een onrealistische omvang van het promotieproject’ en ‘een tekortschietende planning’. Sinds kort is er daarom op verzoek van het PON een cursus management voor promovendi, waar ze zaken leren als planningstechnieken en project- en timemanagement. De cursussen, die ruim vijf dagen duren, zijn gewild: de meeste zitten vol. Maar je kunt nog zo goed plannen, je hebt niet alles in de hand. Als je onderzoek doet met de MRI-scanner zoals Leoné doet, dan ben je afhankelijk van proefpersonen. “En dan moet je ook nog het geluk hebben dat de scanner vrij is, want daar is een run op. Het is niet uitzonderlijk dat je in de weekeinde scant.” Bèta’s als Schirris zijn weer afhankelijk van technieken die ze moeten ontwikkelen voor hun onderzoek. En als het meetinstrument niet meet wat het moet meten, valt de eerste planning in duigen. Maar dat hoort er gewoon bij, zegt Schirris. “Je maakt aan het begin een planning, je weet dan globaal wat je in die vier jaar gaat doen, maar als je tussentijds het roer om moet gooien omdat bijvoorbeeld het meetinstrument niet voldoet, dan moet je zo flexibel zijn om snel een nieuwe planning te maken.” Mentorbegeleiding Een maatregel die de laatste jaren links en rechts wordt ingevoerd is het aanwijzen van een mentor voor elke promovendus. Bij het onderzoeksinstituut waar Schirris promoveert, het NCMLS, hebben promovendi zo’n mentor, naast de gebruikelijke promotiebegeleider. De mentor kijkt niet zozeer naar de inhoud van het onderzoek – dat is de taak van de begeleider – maar naar het proces van promoveren. Steekt het onderzoeksplan goed in elkaar, is de gemaakte planning realistisch, hoe zit het met de voorgang en worden de publicaties gehaald die nodig zijn om te promoveren. Schirris vindt het ideaal. “Door een mentor stap je zelf ook even uit het project. Hij heeft een objectieve kijk op het onderzoek. De mentor kan je ook wijzen op de tijd die je nog nodig hebt, je bewust maken dat je werk moet maken van je planning.” Schirris heeft met zijn mentor een gesprek gehad toen hij net begon en ziet hem weer in oktober, als hij een jaar bezig is. Tussendoor spreekt Schirris zijn mentor niet. “Maar als er iets is dan kan ik bij hem terecht voor advies.” Maar voor de meeste Nijmeegse promovendi is een mentor nog ver weg. Of hij bestaat vooral op papier, wat volgens Frank Leoné het geval is bij een deel van het Donders Instituut. Twee jaar geleden zijn er mentoren ingevoerd, maar het zijn er onvoldoende, zegt hij. De kritiek dat mentoren nog lang geen gemeengoed zijn, is bekend bij de afdeling personeelszaken van de universiteit. Maar het is lastig om daar een universiteitsbrede maatregel van te maken, vindt personeelsdirecteur Rob Cozzi. “Iedere faculteit heeft zijn eigen manier om de begeleiding te regelen. En dat is ook het beste, want tussen de verschillende onderzoekscholen bestaan nu eenmaal grote cultuurverschillen.” Trial en error Promovendi zouden volgens Leoné ook geholpen zijn als begeleiders zich meer gaan richten op het proces van promoveren en minder op het resultaat. Nu leren promovendi volgens hem vooral door trial en error. “Promovendi zijn veel van hun tijd kwijt aan het oplossen van kleine problemen en het opnieuw uitvinden van het wiel. Dat levert nodeloos vertraging op.” Gerine Lodder, promovenda bij pedagogiek en net als Leoné lid van de universitaire medezeggenschap, heeft het geluk dat haar begeleiders veel tijd voor haar hebben. Lodder, ze promoveert bij gedragswetenschappen (BSI) op een onderzoek naar eenzaamheid, ziet haar co-promotoren zo vaak – een gesprek van één uur per week is vast ingeroosterd – dat ze alles bij hen kwijt kan. “Bij ons is er ruimte om het niet alleen over de inhoud te hebben, maar ook over zoiets als je toekomstperspectief of over zaken die tegenzitten.” Dan heeft ze ook nog om de twee maanden een bijeenkomst met de andere promovendi van de afdeling, waarin ze elkaar vertellen tegen welke dingen ze aanlopen, hoe ze zaken aanpakken en elkaar zoveel mogelijk steunen. En er is twee keer per jaar een werkweek in het buitenland. “De output is dan meestal erg hoog: als je iets geschreven hebt kun je er namelijk direct naar laten kijken en weer verder. Niet zelden worden volledige papers op zo’n werkweek afgerond.” Lodder vindt het vreemd dat de verschillen tussen faculteiten zo groot zijn als het gaat om de begeleiding van promovendi. Ze zal in de UGV daarom pleiten voor een inventarisatie van de verschillen. “Ik vind het wel belangrijk dat elke promovendus dezelfde kansen krijgt.” Hora est De universiteit zit intussen niet stil om het rendement te verbeteren. Eén van de plannen is het invoeren van Hora est, een systeem om het promotietraject beter in kaart te brengen, dat wordt ontwikkeld met de universiteiten van Groningen en Utrecht. De huidige registratie houdt geen rekening met terechte vertragingsfactoren, zoals het krijgen van kinderen tijdens de promotie of een langdurige ziekte. Phd Organisation Nijmegen heeft een wensenlijstje klaar om tot betere rendementen te komen. Promovendi moeten meer duidelijkheid krijgen over de promotie-eisen en het te verzorgen onderwijs, alle promovendi moeten een vergelijkbare begeleiding krijgen én er moet meer aandacht komen voor het leertraject en de loopbaanontwikkeling. Met het Griekse retraiteoord kan de promovendus vanaf deze maand zelf het heft in handen nemen. Louise Thoonen wijst erop dat een Grieks verblijf ook voor anderen heilzaam kan zijn: medewerkers kunnen een deel van hun sabbatical doorbrengen onder de Griekse zon en studenten kunnen er een tijdje in alle rust aan hun scriptie werken. Maar het moet geen verkapte vakantie worden, waarschuwt Thoonen. / Paul van den Broek en Martine Zuidweg LAAGSTE RENDEMENT IN NIJMEGEN De laatste cijfers over het promotierendement, afkomstig van universiteitsvereniging VSNU, dateren van 2009. De gemiddelde duur van alle dat jaar afgeronde promoties bedraagt in Nijmegen 66 maanden, vier maanden langer dan bij de universiteiten op de één na laatste plaats (UvA, VU en Leiden). Koploper Tilburg noteert een gemiddelde duur van 55 maanden. Het verschil is deels te verklaren aan de hand van de wetenschapsgebieden: natuur, techniek en – vooral – economie kennen relatief snelle promoties, de promovendi bij gezondheid, taal & cultuur en rechten hebben beduidend meer tijd nodig. De rechtenpromoties van 2009 duurden het langst (69 maanden), die van economie gingen dat jaar het snelst (57 maanden). RETRAITEOORD IN GRIEKSE ZON In de schaduw van Epidavros in Griekenland ligt het retraiteoord Artisa, bedoeld voor mensen uit wetenschap en kunst, die er een tijdje in alle rust kunnen werken. Het centrum, opgezet door Louise Thoonen en Celeste Neelen, opent deze maand zijn deuren en vindt voorlopig onderdak in een klein hotel bestaande uit tien appartementen. Op ter-mijn wil Artisa eigen huisvesting. Alle bewo-ners hebben balkon met uitzicht op zee en een klein keukentje. Voor minmaal drie dagen en maximaal drie maanden kunnen ze genieten van alle faciliteiten, waaronder de verzorging van alle maaltijden. Promovendi betalen voor de eerste week 850 euro, exclusief de reis. Hoe langer het verblijf, hoe goedkoper de prijs per week. Het hotel beschikt over printfaciliteiten en een draad-loos netwerk. Voor informatie en prijzen, zie www.artisagreece.org Dit artikel verscheen eerder in Vox 2 jaargang 12.

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!