Het raadsel van de gelovige bèta’s
In hun kantoor of lab onderzoeken ze de kosmos en de binnenkant van de mens. Daarbuiten bidden ze, gaan ze naar de kerk, werken ze zelfs als predikant. Ze zijn er nog genoeg: gelovige bèta's. Hoe combineren ze geloof en wetenschap?
Lang geleden waren kerk en universiteit nauw verweven met elkaar. Kerken richtten hun eigen universiteiten op. Anno 2018 is die combinatie minder vanzelfsprekend, nu de samenleving – en daarmee de wetenschap – voor een groot deel is geseculariseerd. Kun je als kwantumfysicus nog wel geloven dat de wereld in zes dagen geschapen is?
‘Genesis is geen wetenschappelijk verhaal’
Natuurlijk niet, zegt hoogleraar Wiskunde Klaas Landsman. ‘Een katholieke universiteit is een contradictio in terminis. De katholieke kerk berust op vier pijlers: traditie, autoriteit, dogma en geloof in wonderen. Elke daarvan is in strijd met het idee van wetenschap. Universiteiten zouden aan waarheidsvinding moeten doen, en dat wordt door religie geblokkeerd.’ De Bijbel staat bol van feitelijk onjuiste beweringen, vindt Landsman. ‘Zowel over het ontstaan van de aarde, als over haar verdere geschiedenis, inclusief het ontstaan van het christelijk geloof zelf. Als wetenschapper moet je twee scenario’s naast elkaar houden: het ontstaan van de aarde is ofwel goddelijk, ofwel een natuurproces. Alles spreekt voor het laatste.’
Diepe gevoelens
Het is niet dat Landsman zich niet bezighoudt met het geloof. Hij heeft tientallen boeken over de historische Jezus en verdiept zich graag in de historiciteit van religie. Zijn digitale nieuwjaarswens bevat vrijwel ieder jaar een Bijbelcitaat. De wiskundige heeft ook niets tegen gelovigen, zegt hij. Wat hem tegenstaat, zijn de mensen die zeggen dat wetenschap en religie te verenigen zijn. ‘Mijn ervaring is dat ze al snel om de feitelijkheden heen draaien en een beroep doen op diepe gevoelens die ik dan kennelijk niet heb.’
Onzin, zegt hoogleraar Heino Falcke. Naast wetenschapper is de sterrenkundige lekenpredikant in het Duitse Frechen, waar hij woont. Zijn dochter studeert bijna af als predikant, thuis gaan ze elke zondag naar de kerk. Dat gaat prima samen met zijn baan als wetenschapper, zegt hij. Bij elke belangrijke carrièrestap erft hij nota bene een Bijbel uit de familie, die vervolgens thuis naast een kruisje op de kast komt te staan.
‘Veel critici, maar ook sommige fundamentalisten, lezen de Bijbel alsof het een natuurkundeboek is – als een plat boek dat alleen maar technische feiten bevat’, zegt Falcke. ‘Dan vooronderstel je dat ik dat ook doe. Maar dat is helemaal niet waar.’ Neem de schepping van de aarde. ‘Volgens mij zijn die zes dagen vooral een literaire keuze, die structuur geeft om over diepe vragen te kunnen praten. Genesis is een verhaal van priesters voor herders en wetenschappers, maar geen wetenschappelijk verhaal. Het is wel interessant dat zo’n oud verhaal zo redelijk over een stapsgewijs ontstaan van de wereld praat. Geen oerknal en geen multiversum verklaart echt onze oorsprong. Waar komt de oerknal vandaan, waar komen die natuurwetten vandaan? Je moet altijd met een hypothese beginnen. Voor mij is deze ‘hypothese’ God, die benaderbaar is en een bedoeling met dit universum heeft – het laatste is inderdaad geloof.’
Fundamentalistische gelovigen
Onlangs was Falcke bij een podiumdiscussie met oud-minister en wetenschapper Ronald Plasterk. ‘Hij maakte niet zozeer de tweedeling tussen ‘religie’ en ‘wetenschap’, maar volgens hem ging het veel meer om de vraag of je – als gelovige én als wetenschapper – een open levenshouding kunt hebben. Of houd je je vast aan radicale waarheden? Natuurlijk zijn er nog steeds fundamentalistische gelovigen. Maar wie kritisch naar zijn religie én de wetenschap durft te kijken, kan die twee prima verenigen.’
Ook wiskundige Henk Don zegt geen moeite te hebben met het combineren van werk en geloof. Hij is gereformeerd opgevoed en nog steeds woonachtig in de Biblebelt. Naast zijn baan als universitair docent gaat hij wekelijks naar de kerk en zit hij voor de SGP in de gemeenteraad. Zijn kantoor in het Huygensgebouw verraadt weinig: de wiskundige formules op het krijtbord trekken als eerste de aandacht, er zijn geen kruisjes aan de muur te vinden. Don dringt het geloof niet graag op. Dat moet iedereen voor zich bepalen, vindt hij. In de wiskunde komt hij geen thema’s tegen die hem in een spagaat brengen.
‘We kunnen niet bewijzen dat Jonas echt in die vis zat’
‘Ik zie dat er wrijving is tussen wetenschap en religie, maar voor mij zijn ze niet in tegenspraak met elkaar. Bij ingewikkelde thema’s, zoals het ontstaan van de aarde, is voor mij niet duidelijk wat waarheid is. Het verhaal uit de Bijbel klinkt onwaarschijnlijk, maar tegelijkertijd is het idee van de big bang ook pas in de laatste eeuw opgekomen. Het zou me niets verbazen als dat over honderd jaar weer is bijgesteld.’
Bijbelverhalen zoals dat van Jonas en de walvis noemt Don onwaarschijnlijk, maar niet meteen onwaar. ‘We kunnen niet bewijzen dat Jonas echt in die vis zat, natuurlijk. Tegelijkertijd kunnen we ook niet bewijzen dat het niet zo was. Volgens mij valt dat buiten de wetenschap.’ Mag dat, twijfelen aan je geloof? Don: ‘Er zijn wel mensen voor wie letterlijke interpretatie boven alle twijfel verheven is, maar zulke definitieve antwoorden zijn voor mij niet weggelegd.’
Lijden en doodsangst
Volgens Klaas Landsman zijn er fundamentelere punten te vinden waarop religie en wetenschap wel degelijk botsen. Neem de plaats van de mens in de kosmos, zegt hij. ‘In de wetenschap is de mens niet veel anders dan een dier, en omgekeerd staan zoogdieren en zelfs octopussen opvallend dicht bij de mens. Beide kunnen sociaal en intelligent zijn, kunnen emoties ervaren en weten wat lijden en doodsangst is. Nederlandse biologen als Radboud-eredoctor Frans de Waal en Nobelprijswinnaar Niko Tinbergen onderschrijven dat idee al langer. In het christendom, daarentegen, krijgt de mens een unieke plaats in de kosmos. De mens, zo luidt het idee, is wezenlijk anders dan de dieren op deze aarde. Zodat we die, zonder enig bezwaar vanuit het christendom, dan ook met honderden miljoenen afslachten. Elke dag.’
Student medische biologie Jet Westerink herkent die tegenstelling. Naast haar studie is ze actief bij de christelijke Nijmeegse studentenvereniging de Navigators (NSN), waarvoor ze vorig jaar deelnam aan een gesprekskring over wetenschap en religie. ‘Vanuit de biologie weet ik dat mens en dier niet essentieel genetisch verschillen. Maar als ik zelf kijk naar een kat en een mens, dan denk ik toch echt dat ze wezenlijk anders zijn. De vraag is natuurlijk: zou dat onderscheid echt terug te vinden moeten zijn in ons DNA? Of heeft God de mens op een andere manier bijzonder gemaakt, zonder de biologische programmering aan te passen?’
Westerink vindt het soms lastig om zich daarover uit te spreken. ‘In het eerste jaar had ik een aantal vakken over de evolutie van planten en dieren. Dan grappen docenten wel eens dat er ‘ook nog mensen zijn die geloven dat de aarde is geschapen door God’ en lacht de hele zaal mee. Dan ga ik niet als enige in een zaal vol 180 mensen opstaan en zeggen ‘nou, dat ben ik dus’.’
Toch zou de wetenschap volgens haar kritischer naar zichzelf mogen kijken. ‘Veel wetenschappelijke bevindingen ondersteunen op dit moment een atheïstisch wereldbeeld. Maar dat is ook het denkkader dat de meeste wetenschappers hebben. In Amerika zijn groepen mensen die onderzoek doen vanuit een religieus wereldbeeld. Volgens mij is dat prima. Niet om ons gelijk te halen, maar wel zodat mensen – óók wetenschappers – buiten het atheïstisch kader blijven denken.’
Zin van de mens
Ook Don vindt dat de wetenschap wel wat minder arrogant mag zijn. ‘Het beeld dat alleen religie vol aannames en dogma’s zit, klopt niet. In de wetenschap zijn ze net zo goed aanwezig. Neem alleen al het idee dat iets pas waar is als we het kunnen bewijzen. Dat is óók een aanname. Ik zeg niet dat die verkeerd is – maar in de wetenschap schuilen zo veel aannames en andere ideeën waaraan niet getwijfeld wordt. Religie is heus niet de enige plek waar dat gebeurt.’
Bovendien bestaat de wetenschap pas driehonderd jaar, terwijl religie er al duizenden jaren is, benadrukken Westerink en Falcke. ‘Het feit dat we nu pas de vraag stellen of religie en wetenschap wel samengaan, laat ook zien hoe lang ze juist wél goed samen zijn gegaan’, zegt Falcke. ‘Het is pas iets van de laatste tweehonderd jaar dat we er zo’n probleem van maken. Veel belangrijke wetenschappers waren ook gelovig.’
Religie kan een wetenschappelijk wereldbeeld verrijken en zin geven, zegt Falcke. ‘Als ik puur met een wetenschappelijke blik naar de wereld zou kijken, zie ik alleen maar deeltjes. Vragen als ‘wat is de zin van de mens?’ en ‘wat is goed of slecht?’ blijven dan onbeantwoord. Dat lijkt me gevaarlijk. Juist als wetenschappers hebben we zulke vragen nodig.’
‘Mensen praten makkelijker over seks dan over het geloof’
Kunnen we religie dan beschouwen als een apart domein, dat buiten de wetenschap valt? Nee, zegt Landsman. ‘Wetenschap kan net zo goed de oorsprong van onze moraal of zingeving bestuderen. De conclusie is dan dat deze, net als het idee van God, niet van buiten maar van binnen de mens komen.’
Falcke: ‘Er zijn genoeg gebieden die niet tot de wetenschap behoren. Dat maakt ze niet meteen onwaar. Neem liefde, dat kun je ook niet bewijzen. Of hoop. Als iets niet te bewijzen valt, betekent het nog niet dat het niet bestaat.’
Fanclub van Jezus
In de Russische natuurkundige Misha Katsnelson vindt hij een medestander. Die bekeerde zich, na een verplicht atheïstische tijd in de Sovjet-Unie, op zijn 24ste tot de Russisch-orthodoxe kerk. Inmiddels werkt hij samen met Nobelprijswinnaars, schreef hij twee boeken over geloof en wetenschap (in het Russisch) en leest hij nog steeds de Bijbel.
‘In de wetenschap moeten we heel precies en gecontroleerd onderzoek doen. Maar religie kun je niet bestuderen in een lab. Dat gaat over het leven zelf. Daarin moet je juist betrokken zijn, in plaats van jezelf er zo veel mogelijk buiten houden. Voor mij gaat het ook helemaal niet over bewijzen wat wel of niet waar is in de Bijbel. Het gaat om de manier van leven die ik eruit haal.’
Hoewel alle geïnterviewde bètawetenschappers in het Huygensgebouw rondlopen, is religie bij de koffieautomaat geen onderwerp van gesprek. ‘Mensen praten makkelijker over seks dan over het geloof’, constateert Falcke. ‘Sommige collega’s doen alsof het eigenlijk not done is om te geloven als wetenschapper. Dat vind ik vervelend. Je mist dan heel veel kennis en ook diepgang in de discussie. Als ik dan argumenten hoor, vind ik die vaak plat of polemisch. Laat ons meer over geloof praten!’
Maar het is de vraag of Landsman en de zijnen zich ooit laten overtuigen. ‘Wat blijft er nou van religie over, als je de feitelijke beweringen van de Bijbel niet gelooft? Een soort fanclub van Jezus?’