Het woord ‘vaccin’ komt van de Franse naam voor de ziekte koepokken

14 okt 2020

Quarantaine, vaccin, testen: het zijn woorden die deze dagen in vrijwel elk nieuwsartikel te vinden zijn. Waar komen ze vandaan? Nicoline van der Sijs, hoogleraar Historische taalkunde van het Nederlands, legt het uit.

Wie wil weten waar Nederlandse woorden vandaan komen, kan terecht in de etymologiebank. De Nijmeegse taalkundige Nicoline van der Sijs zette dit archief – erg in trek bij taalliefhebbers en onderzoekers – samen met collega’s op. Zoek naar het woord immuun, en je komt er al snel achter dat dit woord als eerste een juridische betekenis had: iemand was immuun of onschendbaar als diegene vrijstelling kreeg van iets, bijvoorbeeld van belasting.

Leenwoorden

Immuun is een leenwoord, afkomstig uit een andere taal – in dit geval het Engels. De Nederlandse taal staat vol met leenwoorden, zegt Van der Sijs. Door de geschiedenis heen zijn ze in het Nederlands terechtgekomen via bijvoorbeeld de wetenschap of migratie. ‘Eigenlijk is de herkomst van elk woord interessant.’

Wie verder in het archief kijkt, ziet dat quarantaine en vaccin ook leenwoorden zijn. Quarantaine, de naam voor de periode van opsluiting met je huisdieren, komt oorspronkelijk uit het Italiaans. In de zeventiende eeuw werd heel Europa geteisterd door besmettelijke ziekten. Om ziekteverspreiding te voorkomen, werden schepen bij aankomst in Italiaanse havens in isolatie gezet, vaak voor veertig dagen.

De naam voor deze periode, gebaseerd op het Italiaanse woord voor veertig, quaranta, is uiteindelijk waar quarantaine uit is ontstaan. Het aantal van veertig dagen komt waarschijnlijk van de kerkelijke vastenperiode en heeft dus een religieuze achtergrond.

Aardewerken pot

De Franse uitspraak van vaccin in het Nederlands verraadt het al: dit woord komt uit het Frans. In de achttiende eeuw was vaccine de Franse naam voor de ziekte koepokken, afgeleid van het Latijnse vacca, dat koe betekent. Later, in de negentiende eeuw, kreeg vaccine de betekenis van inenting tegen koepokken, en daarna de algemene betekenis van inenting tegen infectieziekten. In deze laatste vorm is het woord in het Nederlands terechtgekomen.

Een woord dat al veel langer in het Nederlands voorkomt, is testen. Uit het archief blijkt dat al zeker sinds de veertiende eeuw het woord test in het Nederlands wordt gebruikt als naam voor een vat of aardewerken pot, ontleend uit het Frans. Ook de Engelsen hadden test met deze betekenis uit het Frans overgenomen. In Engeland werden testen, als meervoud van één test of vat, gebruikt om het gehalte van edele metalen te toetsen. Later kreeg test de betekenis van de toets zelf. In de achttiende eeuw is test als proef of toets in het Nederlands beland.

Romeinse rijk

Dat woorden een Franse, Latijnse en Italiaanse herkomst hebben is logisch, zegt Van der Sijs: ‘Deze talen hebben altijd een belangrijke functie gehad.’ Latijn was op de eerste plaats de taal van het Romeinse rijk. Later, tot de twintigste eeuw, werd het de internationale taal van de wetenschap en de kerk. Nu nog steeds worden nieuwe wetenschappelijke termen vaak gebaseerd op Latijnse woorden of woorddelen.

Vanaf het eind van de middeleeuwen speelden de Fransen en Italianen een grote rol in Europa op cultureel, economisch, wetenschappelijk en politiek vlak. Datzelfde gold voor hun taal. Verder werd het Frans door de elite gesproken en op den duur sijpelden woorden door naar de vocabulaire van de rest van de bevolking.

In relatie tot de coronapandemie is het woord ‘huidhonger’ een van de favorieten van Nicoline van der Sijs. Het betreft een relatief nieuw woord, pas in 1993 dook het voor het eerst op in Nederlandse kranten. Omdat het de geest van de coronacrisis zo treffend beschrijft, zou je haast denken dat het in 2020 is ontstaan.

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!