Wij tegen het water
Overstromingen en watersnoodrampen hebben Nederland, behalve duizenden slachtoffers, ook iets unieks gegeven. De strijd tegen het water, vastgelegd in beeld en taal, gaf de inwoners een bijzonder wij-gevoel. In haar oratie brengt Lotte Jensen in kaart hoe dat is gegaan.
Kan een landschap bepalend zijn voor het karakter van de mensen die er leven? De in Nederland wonende Engelse journalist Ben Coates denkt van wel: ‘The omnipresence of water had (…) a profound effect on the Dutch themselves. Earthy and honest, with nothing to hide, the Dutch people I met were as dependable and unexotic as the landscape in which they lived.’
Dat gaat hoogleraar Nederlandse Taal en Cultuur Lotte Jensen wat ver. Maar dat het water dat Nederlanders omringt invloed heeft op hoe Nederlanders zichzelf zien, staat voor haar wel vast. De gezamenlijke strijd tegen de eindeloze reeks overstromingen en stormvloeden heeft de Nederlanders een sterk wij-gevoel gegeven. In haar oratie laat ze in woord en beeld zien hoe dat in de loop van de eeuwen zo is ontstaan.
Angst
In het verleden telde Nederland veel watersnoodrampen. Je had de Sint-Elisabethvloed van 1421, de Allerheiligenvloed van 1555, de watersnood in Groningen in 1686, de Kerstvloed van 1717, de watersnoodramp van 1799, de watersnood in Gelderland in 1809 en zo nog tientallen andere overstromingen waarbij veel doden vielen. Nederlanders leefden voortdurend met een angst voor water.
De strijd tegen het water is vastgelegd in ooggetuigenverslagen, kronieken, gedenkboeken, verhalen, gedichten, liederen en toneelteksten. Met vaak huiveringwekkende scenes van ronddobberende lijken, wanhopige mensen op daken, baby’s die in wiegjes voorbijdrijven en spartelend vee. Maar ook: wonderbaarlijke reddingsacties. Zoals die van een sergeant die bij Kampen in 1825 een wiegje opvist met daarin twee pasgeboren baby’s.
Zonden
Jensen: ‘De beschrijving van alle ijselijke taferelen en wonderbaarlijke reddingen dienden uiteindelijk maar één hoger doel, namelijk de lezers of toehoorders ervan te doordringen dat Gods hand overal zichtbaar was. Hij strafte de mensheid om haar zonden en het was dus zaak om na de ramp meer godvruchtigheid te tonen.’
Maar intussen verenigde de strijd katholieken en protestanten, orangisten en patriotten, armen en rijken. In tijden van rampspoed doet afkomst er niet toe, tonen de verhalen en gedenkboeken.
De Nederlandse koningen en koninginnen spelen een sleutelrol in de strijd tegen het water, laat Jensen zien. Koningin Wilhelmina voer in een bootje rond om haar medeleven te betuigen aan de getroffenen van de watersnoodrampen van 1916 en 1926. Koningin Juliana bezocht, uitgerust met kaplaarzen, Zeeland na de watersnoodramp in 1953. Honderdvijftig jaar eerder deelde Lodewijk Napoleon eten en drinken uit aan slachtoffers van een watersnoodramp in Gelderland. ‘Hij was de eerste koning die door had dat je rampen kunt gebruiken om je populariteit te vergroten.’
‘Het zijn de terugkerende verhalen en beelden die een wij-gevoel tot stand brengen’
Wat overbleef van al die overstromingen is een gedeelde herinnering aan de strijd tegen het water. Vastgelegd in de vorm van romans, gedichten, liedjes. ‘De geschiedenis is onmiskenbaar door de strijd tegen het water bepaald’, zegt Jensen, ‘maar het zijn de terugkerende verhalen en beelden die het tot een typisch nationale aangelegenheid maken en een wij-gevoel tot stand brengen.’
Een monument in de Ooijpolder herinnert aan de evacuatie tijdens hoog water in de Waal in 1995, in de Amsterdamse wijk Osdorp zijn verschillende straten vernoemd naar verdronken dorpen tijdens de Sint-Elisabethvloed. ‘Weinigen zullen persoonlijke herinneringen hebben aan de watersnoodramp van 1953, maar dankzij de herhaling van beelden in de media kun je je toch een heel duidelijke voorstelling maken van deze ramp.’
DNA
Nederlanders leven niet meer met een voortdurende angst voor het water, maar de beelden en verhalen over de watersnoodrampen uit het verleden zijn gebleven. Ze houden dat wij-gevoel tot op de dag van vandaag in stand, zegt Jensen. ‘We beschouwen de strijd tegen het water nog altijd als een belangrijk onderdeel van de Nederlandse identiteit. Publicaties over watermanagement voor een breed publiek appelleren steevast aan een nationaal gevoel dat met een zekere trots gepaard gaat. De twee grote projecten uit de twintigste eeuw, de Zuiderzeewerken en de Deltawerken, vormen de kroonjuwelen van die strijd. Ze bevestigen het beeld dat waterbouwkundige expertise in het DNA van de Nederlanders zit.’
Jensen en haar team gaan zich de komende jaren verder verdiepen in de manier waarop rampen, ook insectenplagen, hongersnoden, aardbevingen en branden, de Nederlandse identiteit mede hebben vormgegeven.
De oratie van Lotte Jensen is vrijdag 2 november om 15.45 uur in de Aula
Het belang van een Nederlandstalig onderwijsaanbod
Lotte Jensen pleit in haar oratie ook voor het behoud van het Nederlands als volwaardige onderwijs- en onderzoekstaal. Voor haar eigen onderzoek is ‘diepgaande kennis van de Nederlandse taal, cultuur en historische context onontbeerlijk’. Te veel nadruk op het Engels zingt de universiteiten los van de samenleving, waarschuwt ze. ‘Als we nieuwe generaties docenten en specialisten willen kunnen opleiden die met Nederlandstalige bronnen werken, dan is het van cruciaal belang dat er ook voldoende Nederlandstalig onderwijsaanbod op alle niveaus blijft bestaan.’