Hoe sciencefiction de wetenschap helpt

03 nov 2015

Er zijn veel succesvolle films over de wetenschap. Maar hoe zit het andersom? Heeft de wetenschap ook iets aan Hollywood te danken? Wetenschapsjournalist George van Hal beantwoordt de vraag: waar zou de wetenschap zijn zonder de filmindustrie?

Een oerversie van de Google Glass dook al op in Back to the Future II, gemaakt in 1989 - dus ver voor de oprichting van Google.
Een oerversie van de Google Glass dook al op in Back to the Future II, gemaakt in 1989 – dus ver voor de oprichting van Google. Beeld: Universal Pictures

Lang voordat wijlen Apple-CEO Steve Jobs in 2010 de iPad introduceerde en daarmee de aanblik van de moderne computer definitief veranderde, bekeken astronauten in Stanley Kubricks briljante film 2001: A Space Odyssey (1968) het nieuws al op hun tablet. Dat gadget had volgens het tegelijkertijd uitgegeven boek een naam die moderne lezers bekend in de oren zal klinken: de newspad. In de film was dat apparaat overigens nog van IBM. De oprichting van Apple zou namelijk nog acht jaar op zich laten wachten.

Dat de iPad ruim veertig jaar voor verschijning al opduikt in een Hollywoodfilm, is niet iets wat op zichzelf staat. Een vroege, jaren 80-versie van de Google Glass zagen we al in Back to the Future II (1989), een film waarin ook de smartwatch en flatscreentelevisie opvielen. Beide waren destijds nog niet uitgevonden.

Toch zijn het niet alleen hippe gadgets die voor het eerst in sciencefiction opduiken. Lang voordat astronaut Neil Armstrong zijn iconische eerste stap op het maanoppervlak zette, verkende de mensheid onze trouwste kosmische metgezel al in gedachten. Dat gebeurde in de inspirerende verhalen van Jules Verne en in oude films, zoals A Trip to the Moon (1902) en Destination Moon (1950).

Star Trek
Tussen makers van sciencefiction en wetenschappers bestaat een levendige kruisbestuiving, waarmee ze elkaar naar grote hoogten stuwen. Neem nu Miguel Alcubierre, de Mexicaanse theoretisch fysicus die zich in 1994 tijdens het kijken naar een aflevering van de sciencefictionserie Star Trek: The Next Generation ineens afvroeg of mensen ooit, net als in die serie, sneller dan het licht richting de sterren zouden kunnen zoeven.

Alcubierre was op dat moment bezig met promotieonderzoek naar Einsteins algemene relativiteitstheorie en realiseerde zich als eerste dat de zogeheten warp drive uit Star Trek ook in het echt mogelijk was. Deze voortstuwingsmethode van het ruimteschip Enterprise werkt namelijk op basis van het krommen van de ruimte. En dat heeft veel raakvlakken met de concepten uit Einsteins theorie, waarin massa’s in zekere zin niets anders doen dan de ruimte buigen.

Ik was er persoonlijk niet bij, maar ik stel me zo voor dat Alcubierre een kladblok pakte en direct aan het rekenen sloeg. In elk geval publiceerde hij kort daarop in een artikel in het vakblad Classical and Quantum Gravity de uitgewerkte versie van zijn wetenschappelijk verantwoorde warp motor. Hij gaf daarmee het startschot voor een geheel nieuw vakgebiedje binnen de theoretische fysica dat de bizarste, speculatieve krochten van Einsteins theorie verkent met behulp van een voorwerp uit een sciencefictionserie.

The Terminator
Je kunt er nauwelijks omheen dat wetenschap en sciencefiction elkaar beïnvloeden. In Engeland en Amerika, waar sciencefiction veel populairder is dan hier, roemt men het genre vanwege zijn focus op ideeën. En hetzelfde geldt voor de wetenschap. Bij het tijdschrift New Scientist, waar ik redacteur ben, hanteren we als ondertitel ‘ideeën die de wereld veranderen’. Dat is geen gekke ondertitel voor een tijdschrift over wetenschap, want in wetenschap draait het net als in sciencefiction om ideeën. Het enige verschil is dat een tijdschrift over sciencefiction als ondertitel het best ‘ideeën die de wereld hebben veranderd’ zou kunnen kiezen. Want waar wetenschappers nog sleutelen aan robots, zijn ze in films als The Terminator (1984) natuurlijk al lang de gewoonste zaak van de wereld.

Dat de band tussen wetenschap en sciencefiction zo nauw is, is overigens al wat minder gek als je het vanuit het Engels bekijkt. Letterlijk vertaald betekent sciencefiction immers ‘natuurwetenschapsfictie’, wat meteen verklaart waarom wij de Engelse term hanteren.

De vraag dringt zich dan ook al snel op waar de wetenschap zou staan zónder de sciencefiction, maar die vraag is eigenlijk een valse. De twee zijn immers onlosmakelijk met elkaar verbonden. Zolang de inspirerende ideeën waarop wetenschap drijft blijven bestaan, kan het bijna niet anders dan dat deze op verschillende wijzen vruchtbare grond vinden, bijvoorbeeld in het sciencefictionverhaal.

En zolang sciencefictionverhalen blijven bestaan, blijft hun invloed ook de andere kant op werken. Want uiteindelijk zijn wetenschappers en ingenieurs net mensen. Het waren ooit kleine jongetjes of meisjes die keken naar prachtige ruimteschepen, pratende robots, lichtzwaarden of zweefskateboards en dachten: wow… zou het niet geweldig zijn als dat ooit werkelijkheid zou worden? Het zijn zulke kinderdromen die ons de komende jaren gegarandeerd nog prachtige dingen gaan opleveren. / George van Hal

Deze tekst verscheen ook in de special van Vox over het InScience filmfestival (4-8 november in LUX). Deze uitgave is in beperkte oplage op de campus verspreid en hier digitaal te lezen.

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!