Hoe talent (v) weer wegsijpelt
Hoe snel marcheren de vele vrouwelijke studenten naar de top? Bij de promovendi zijn ze nog in de meerderheid, maar dan valt een grote groep af. In de hogere regionen van de wetenschap stoot de vrouwenschare nog steeds tegen het glazen plafond.
Koningin Máxima opende in februari dit jaar Oncode, een virtueel kankerinstituut dat wetenschappelijke organisaties bundelt en aankomende jaren 120 miljoen mag steken in kankeronderzoek. Maar stonden daar nu vijf mannen van gelijke kleur en leeftijd op het podium, die binnen eigen gelederen een zak geld gingen verdelen?
In Nieuwsuur moest initiatiefnemer Hans Clevers, hoogleraar in Utrecht en oud-voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, zich verdedigen tegenover publicist en microbioloog Rosanne Hertzberger, die een old boys network in werking zag. Ja, gaf Clevers toe, ‘de gender balance is bij ons een probleem. Maar het ligt aan de vrouwen. We hebben veel jonge vrouwen met potentie, maar als puntje bij paaltje komt, haken ze af. Daar kunnen wij niets aan doen. Nederlandse vrouwen willen niet beulen.’
Al zolang de genderdiscussie op de universiteit woedt, liggen legio argumenten op tafel om de achterblijvende deelname van vrouwen in de hoogste regionen van de wetenschap te verklaren: rammelende eierstokken die de academische ambities van vrouwen inperken, de onverenigbaarheid van het moederschap met de competitieve academie. En dat terwijl de kweekvijver vol vrouwelijke promovendi zit. Al ruim tien jaar heeft de Radboud Universiteit nipt meer vrouwelijke dan mannelijke promovendi in dienst: de promovendus is met 51 procent dus vaker vrouw.
Ladder
Zo bezien moet de wetenschap intussen wel een vrouwenbastion zijn of daar tenminste op afstevenen. Echter, bij iedere trede omhoog op de academische ladder neemt het percentage vrouwen af. Van de 80 procent van alle gepromoveerden die een baan ambieert in het onderzoek, komt maar 10 procent daadwerkelijk in een onderzoeksbaan op de universiteit terecht. Daar missen vrouwen vaker de boot dan mannen. Is van de universitair docenten ongeveer een derde vrouw, van de universitair hoofddocenten is dat een kwart. Onder hoogleraren is de vrouw-manverdeling minder dan een op vijf.
Op de Radboud Universiteit liggen de percentages vrouwen onder universitair docenten (38 procent), universitair hoofddocenten (33,4 procent) en hoogleraren (27,5 procent) wel iets hoger dan het Nederlandse gemiddelde. In totaal is 42,7 procent van het wetenschappelijk personeel vrouw.
In vergelijking met meeste universiteiten doet Nijmegen het dus goed, maar reden om op onze lauweren te rusten is er niet. Met name de stap van promovendus naar universitair docent is in Nijmegen erg groot, blijkt uit de glazenplafondindex – een simpele berekening om de belemmerde doorstroom van vrouwen aan te tonen. Je deelt het percentage vrouwen in een functie door het aantal vrouwen in een functie één trap daarboven, bijvoorbeeld: het percentage vrouwelijke promovendi gedeeld door het percentage vrouwelijke universitair docenten. Een uitkomst (fors) hoger dan één duidt op een belemmering voor vrouwen om door te stromen naar de hogere regionen.
Injectie
Juist bovenaan de ladder, bij het hoogleraarschap, wenden universiteiten verschillende instrumenten aan om het aandeel vrouwen sneller op peil te krijgen. Want sukkelt Nederland door met het groeicijfer van nu, dan bereiken we pas over ruim dertig jaar, in 2051, een evenredige man-vrouwverdeling op hoogleraarposten. De Westerdijk Talentimpuls is zo’n instrument: een financiële injectie van vijf miljoen om de aanstelling van honderd extra vrouwelijke hoogleraren gedeeltelijk te dekken. De Radboud Universiteit realiseerde met die impuls zeven extra aanstellingen, terwijl zij het op dit vlak toch al goed lijkt te doen: ze ligt op een zelf opgelegd schema om in 2020 30 procent vrouwelijke hoogleraren te halen.
Maar, merkte Liedeke Plate, ‘Westerdijkhoogleraar’ Cultuur en inclusiviteit, op bij haar toekenning: ‘Op de Radboud Universiteit werden afgelopen jaar 21 mannelijke en 18 vrouwelijke hoogleraren benoemd. Trek daar de zeven Westerdijkers af en het loopt weer helemaal scheef.’
De universiteit is overigens niet de enige werkplek waar genderemancipatie te wensen over laat. Op Europees niveau scoort Nederland zelfs over de hele linie ronduit slecht: driekwart van alle vrouwen werkt in deeltijd, minder dan de helft van de vrouwelijke beroepsbevolking is financieel afhankelijk. De loonkloof is met 16,1 procent significant. En terwijl quota het aantal vrouwen in topfuncties bij de rijksoverheid doen stijgen tot 30 procent, komt het bedrijfsleven daar nog lang niet aan.
Zo bezien móéten we onze collegezalen wel laten volstromen met vrouwen. De Radboud Universiteit, maar feitelijk de hele maatschappij, heeft last van een leaking pipeline: vrouwelijk talent sijpelt voortdurend weg.
De landelijke cijfers zijn afkomstig uit de Monitor Vrouwelijke Hoogleraren 2017. Radboudpercentages zijn de standen op 31 december 2017.
Pieter schreef op 23 april 2018 om 11:23
Stel je voor dat we een voetbalwedstrijd hadden, waarbij we 1 van de 2 teams extra stimuleren en we de regels voor specifiek dat team aanpassen, is dat eerlijk?
En wat als dat team wint, en zich realiseert dat dat alleen maar komt omdat ze extra stimulatie hebben gehad? Dan voelt zo’n overwinning ineens niet zo echt meer.
Een gelijk speelveld creëer je niet door verschillende regels te handhaven, want verschillende regels creëren nou juist geen gelijke kansen.
Berend Geurts schreef op 23 april 2018 om 17:33
Beste Pieter,
Ik stel me een voetbalwedstrijd voor.
Het blijkt dat doelpunten van 1 team ten onrechte zijn afgekeurd. Tevens blijkt dat dit gedurende de competitie structureel vaker bij het betreffende team gebeurt.
Het voorstel is om een videoscheids in te schakelen. Daardoor ondervindt het team minder nadeel en wint vaker.
Was de videoscheids dan een extra stimulans? Wint het team dan dankzij de videoscheids en wordt de overwinning dan minder echt?
Als de scheidsrechters, wellicht onbewust, maar wel structureel één team benadelen, lijkt me dat reden om maatregelen te treffen. Dat zie ik niet als het voortrekken of stimuleren van het betreffende team, maar als het corrigeren van een ongewenste ongelijkheid. Dat het team dat er eerder voordeel van had dit jammer vindt kan ik me voorstellen, maar hé, dan voelt een overwinning voortaan wel echt.
Gerard Verschooten schreef op 23 april 2018 om 23:00
Op de originele foto zijn de hoofden bovenin niet afgesneden hoor,
Annemarie Haverkamp schreef op 25 april 2018 om 09:24
Excuus. Aangepast.