Hoe te handelen bij een tussentijds vertrek van een decaan?
-
Het Grotiusgebouw. Foto: Diede van der Vleuten
OPINIE – De facultaire autonomie is er niet voor niets, schrijft Paul Bovend’eert naar aanleiding van de bestuurscrisis bij de rechtenfaculteit. Volgens de emeritus hoogleraar staatsrecht is het zaak zo snel mogelijk de benoeming van de interim-decaan terug te draaien en een reguliere benoemingsprocedure op te starten.
Het college van bestuur van de Radboud Universiteit heeft na het voortijdige vertrek van zittend decaan van de rechtenfaculteit Roel Schutgens afgelopen week onmiddellijk, zonder voorafgaand overleg met de twee overgebleven vicedecanen van het faculteitsbestuur, zonder overleg met de facultaire medezeggenschap en zonder de reglementaire procedures te volgen, een interim-decaan benoemd voor een periode van zeven maanden.
Inmiddels heeft de facultaire medezeggenschap unaniem haar afkeuring uitgesproken over de gang van zaken. Zij weigert samen te werken met de interim-decaan. De bestuurlijke crisis is daarmee compleet, een ongekende situatie in de geschiedenis van de Nijmeegse rechtenfaculteit.
Onverwacht terugtreden
Het college van bestuur stelt zich onder verwijzing naar artikel 3 van de Statuten en artikel 3 van de Structuurregeling van de universiteit op het standpunt dat het college van bestuur belast is met het bestuur van de universiteit. De reglementen van de universiteit voorzien weliswaar in een bijzondere procedure voor de benoeming van een nieuwe decaan, waarin een benoemingsadviescommissie met facultaire vertegenwoordigers een belangrijke rol speelt, evenals het horen van de facultaire medezeggenschap, maar die procedure is volgens het college alleen van toepassing bij reguliere benoemingen van nieuwe decanen als ruim van tevoren vaststaat dat de zittende decaan zal vertrekken.
Bij een onverwacht terugtreden van de decaan kan het college naar eigen zeggen (tijdelijk) zelfstandig voorzien in de vacature, zonder facultaire inspraak of overleg. Daarbij beroept het college zich op artikel 39 van het universitaire Bestuurs-en beheersreglement, dat bepaalt dat het college van bestuur bevoegd is te beslissen in alle gevallen waarin het Reglement niet of niet volledig voorziet. Het college vult deze bepaling kennelijk in dit geval zo in dat bij een niet regulier einde van de ambtstermijn van een decaan het college op eigen houtje in een tijdelijke opvolger kan voorzien.
‘Binnen de universiteit geldt in belangrijke mate een autonomie van de faculteiten’
Wat te zeggen van deze gang van zaken? Het college van bestuur bestuurt inderdaad de universiteit, maar die bestaat uit zelfstandige, in de Structuurregeling genoemde, faculteiten met een eigen faculteitsbestuur, bestaande uit een decaan en vicedecanen. Die faculteiten hebben eigen taken en bevoegdheden op het terrein van onderwijs en onderzoek, taken en bevoegdheden die niet toekomen aan het college van bestuur. Binnen de universiteit geldt in belangrijke mate een autonomie van de faculteiten. De Radboud Universiteit kan zich gelukkig prijzen dat de bestuurders van de universiteit door de jaren heen die facultaire autonomie gekoesterd en bevorderd hebben.
Bij de benoeming van een decaan (of vicedecanen) door het college van bestuur komt die facultaire autonomie ook tot uitdrukking in de benoemingsprocedure. In de benoemingsadviescommissie is zoals gezegd een ruime vertegenwoordiging van de faculteit gewaarborgd en de facultaire medezeggenschap wordt vooraf gehoord. Op deze wijze wordt bij de benoeming van een decaan draagvlak gecreëerd binnen de faculteit, en wordt bevorderd dat de nieuwe decaan met vertrouwen aan de slag kan gaan.
Ondergeschikte diensten
De gang van zaken bij de benoeming van de interim-decaan aan de rechtenfaculteit afgelopen week wijkt scherp af van dit uitgangspunt. De suggestie wordt zo gewekt dat het respecteren van de facultaire zeggenschap bij een tussentijdse decaanwisseling niet van belang is. Het lijkt wel alsof de faculteiten opeens ondergeschikte diensten zijn van de universiteit en de facultaire bestuurders ondergeschikte ambtenaren van het college. Dat is echter niet het geval.
De redenering van het college dat de reguliere benoemingsprocedure met facultaire zeggenschap geen toepassing hoeft te vinden ingeval een decaan tussentijds opstapt, is de uit de lucht gegrepen. Als een decaan tussentijds vertrekt, is er logischerwijze een vacature voor de functie van decaan. En het bestuursreglement schrijft voor dat bij een vacature de benoemingsprocedure wordt gevolgd.
Nu kan men zich voorstellen dat in bepaalde noodsituaties of gevallen van overmacht snel een oplossing moet worden gevonden waarbij in afwijking van de regels in een decaanvacature wordt voorzien. Maar ook in zo’n noodsituatie is het een eerste vereiste dat die oplossing gevonden wordt in goed overleg met de faculteit, de vicedecanen en de medezeggenschap. Dat is in dit geval niet gebeurd, hetgeen bepaald kwalijk is te noemen.
‘Het een en ander maakt duidelijk dat het college van bestuur in deze aangelegenheid bepaald ongelukkig te werk is gegaan’
Het is nog maar de vraag of in dit geval sprake is van een noodsituatie. Het bestuur bestaat immers uit een decaan en twee vicedecanen. Bij een tussentijds wegvallen van een decaan kan een van de vicedecanen tijdelijk optreden als waarnemend decaan. Het faculteitsreglement van Rechtsgeleerdheid biedt hiertoe een voorziening. In de tussentijd kan dan de procedure voor benoeming van een nieuwe decaan worden gevolgd.
Overigens heb ik begrepen dat in goed overleg al vaststond dat de zittende decaan eerder, namelijk per 1 juni aanstaande, zou aftreden. En in dat verband had het college kennelijk al het initiatief genomen om een reguliere benoemingsprocedure voor een nieuwe decaan in gang te zetten. Het een en ander maakt eens te meer duidelijk dat het college van bestuur in deze aangelegenheid bepaald ongelukkig te werk is gegaan.
Het is zaak de ontstane schade snel te herstellen, door het benoemingsbesluit van de interim-decaan terug te draaien, een van de vicedecanen als waarnemend decaan te laten optreden, en als de wiedeweerga de benoemingsprocedure voor een nieuwe decaan conform de reglementen en in goed overleg met faculteit opnieuw op te starten.
Paul Bovend’Eert is em. hoogleraar staatsrecht, oud-decaan van de rechtenfaculteit en voormalig voorzitter van de universitaire Reglementencommissie