Bosch terug in de stad waar hij wortel schoot

11 feb 2016

Den Bosch was niet alleen maar een thuis voor Jeroen Bosch. De stad, wars van tradities rondom schilderkunst, is een ideale voedingsbodem geweest voor de schilder, betoogt hoogleraar kunstgeschiedenis Jos Koldeweij. 

Hoogleraar kunstgeschiedenis Jos Kolderweij:  'Als Bosch in Antwerpen of Brugge was opgegroeid, dan had hij zich nooit zo los kunnen maken van de traditie'. Foto: Erik van 't Hullenaar
Hoogleraar kunstgeschiedenis Jos Kolderweij: ‘Als Bosch in Antwerpen of Brugge was opgegroeid, dan had hij zich nooit zo los kunnen maken van de traditie’. Foto: Erik van ’t Hullenaar

Nog niet eerder is zoveel werk van Jheronimus Bosch bijeen gebracht als in de overzichtstentoonstelling Visioenen van een genie, die morgen officieel opent. Normaal hangen de werken in de grote musea van de wereld: het Louvre in Parijs, Prado in Madrid, National Gallery of Art in Washington. Nu hangen ze in de plaats waar de schilder woonde, werkte en 500 jaar geleden stierf. Maar Den Bosch is niet alleen maar de toevallige omgeving van de laat middeleeuwse schilder, betoogt hoogleraar kunstgeschiedenis Jos Koldeweij. Zonder de provinciestad was de schilder niet zo groot geworden, vermoedt hij.

‘Den Bosch was vijfhonderd jaar geleden een bloeiende stad. Er werden boeken gedrukt, er werkten top-edelsmeden, er was duidelijk een cultureel leven. Maar de stad kende geen traditie van schilderkunst, niet vòòr Bosch en niet na Bosch’, vertelt Koldeweij terwijl hij voorafgaand aan de tentoonstelling een privérondleiding geeft in het Noordbrabants Museum. Koldeweij is initiatiefnemer van het Bosch Research and Conservation Project (BRCP), dat aan de wieg staat van de tentoonstelling.

‘Hij komt uit het niks, creëert iets en dat lukt, juist omdat-ie in zo’n isolement zit.’
– Jos Koldeweij

De vader van Jeroen Bosch was schilder, maar wat hij schilderde weet niemand nog. Aan de markt in Den Bosch was een familieatelier en waarschijnlijk heeft Bosch niet alle panelen helemaal zelf geschilderd. ‘Als je zo’n schilderij opzet dan laat je je assistenten meehelpen, je broers en je neven die in het atelier werken. Maar in dit atelier is duidelijk één figuur dominant en dat is Jeroen Bosch zelf.

Wat Koldeweij maar wil zeggen: Bosch werkte in een artistiek isolement. En alle tekenen wijzen erop dat dat voor hem een uitstekende voedingsbodem was. ‘In Den Bosch had hij alle ruimte om zich te ontwikkelen. Als Jeroen Bosch in Antwerpen of in Brugge was opgegroeid, waar de grote ateliers waren, dan had hij zich nooit zo los kunnen maken van de traditie, dan had-ie meer in de pas moeten lopen.’

Hoe uit zich dat in zijn schilderijen?
‘Door zijn originaliteit. Doordat-ie spontaner, sneller schildert, gedurfder, maar ook heel trefzeker. Doordat-ie creaturen schildert die in die tijd nog nooit iemand geschilderd had. Zoals die rare beesten, maar ook: de hooiwagen in het gelijknamige drieluik. Hoe verzin je het? Er was nog nooit een tafereel van een hooiwagen vòòr Bosch geschilderd. Dat thema wordt later wel opgepakt en je ziet het tot in de zeventiende eeuw een eigen leven leiden. Dat zien we wel meer met de onderwerpen die Bosch ineens in de wereld zet. Dus hij komt uit het niks, creëert iets en dat lukt, juist omdat-ie in zo’n isolement zit. Het is zijn individu dat íneens iets neerzet.’

Jos Koldeweij aan het werk in El Escorial. Foto: BRCP
Jos Koldeweij aan het werk in El Escorial, Spanje. Foto: BRCP

Jos Koldeweij heeft de afgelopen zes jaar aan zijn droomproject kunnen werken: met de topapparatuur van nu alle schilderijen en tekeningen van Jeroen Bosch bestuderen. De onderzoekssessies in steden als Venetië, Lissabon, Washington, Parijs, Madrid waren stuk voor stuk hoogtepunten. ‘Dat je dagenlang met je team in een museum volstrekt geconcentreerd bezig bent met dat ene schilderij. Weg van alle sores, gewoon helemaal geconcentreerd op dat ene object. Je kijkt, legt vast, stelt elkaar vragen en zo kom je verder. Dan snap je pas écht hoe het schilderij is opgebouwd, waarom het eruit ziet zoals het eruit ziet. Je komt heel dichtbij de schilder en zijn creatieve proces.’

Grote musea
Het begon allemaal met burgemeester Ton Rombouts van Den Bosch die bedacht dat het 500ste sterfjaar van Jeroen Bosch groots gevierd moest worden. Het is 2006. Rombouts polst hoogleraar kunstgeschiedenis Jos Koldeweij tijdens de jaarlijkse kunst- en antiekbeurs in Den Bosch, waar ze elkaar vaker tegenkomen. Hoe mooi zou het zijn als alle schilderijen van Jeroen Bosch nog een keer bijeen zijn in de geboorteplaats van de schilder? Koldeweij weet dat er maar één mogelijkheid is: een groot onderzoeksproject starten. Want Het Noordbrabants Museum bezit zelf geen schilderijen waar de grote musea om staan te springen. Waarom zouden ze hun kwetsbare stukken dan willen uitlenen aan een provinciaal museum?

‘Ik denk dat het heel verstandig is om De tuin der lusten niet uit te lenen.’
– Jos Koldeweij

‘Vanuit mijn ervaring met eerdere tentoonstellingen weet ik dat politieke druk en financiële tegenprestaties niet werken in de wereld van de musea’, vertelt Koldeweij. ‘Musea stellen het belang van hun objecten altijd voorop.’ En terecht, vindt hij. Het gaat hier om schilderijen die vijfhonderd jaar oud zijn en die moeten nog eens vijfhonderd jaar mee, dus daar moeten we ‘razend zuinig’ op zijn. ‘Het kan natuurlijk niet zo zijn dat een koning of minister-president dicteert dat bepaalde stukken mogen worden uitgeleend voor weet ik veel wat voor spektakel.’

Vandaar het plan om een groot onderzoeks- en restauratietraject te starten. Nu hadden de Bosschenaren wisselgeld: onderzoek en restauratie van de schilderijen. De Nijmeegse inbreng in het Bosch Research and Conservation Project is groot: de meeste leden werken aan de Radboud Universiteit, de restaurator is een alumnus.

En het is gelukt: het grootste deel van het werk van de schilder is minutieus onderzocht en zeventien (van de 24) schilderijen en negentien tekeningen zijn vanaf morgen bijeen in het Noordbrabants Museum.

IMG_0034
Jos Koldeweij tijdens zijn onderzoek in de Gallerie dell ‘Accademia in Venetië. Foto: BRCP

Lusten
Een paar schilderijen ontbreken in de tentoonstelling. Het laatste oordeel, een groot drieluik in Wenen, mochten Koldeweij en zijn collega’s niet bekijken. De museumdirecteur wilde zelf onderzoek doen en erover publiceren. Drie schilderijen uit het Prado hangen in Den Bosch, drie andere ontbreken. ‘We zijn bij elkaar drie weken in het Prado geweest. We hebben de eerste periode heel goed samengewerkt met de mensen daar. Maar De tuin der lusten was een probleem. Het Prado wilde niet dat we op zaal werkten, maar het schilderij mocht ook niet uit de vaste tentoonstelling worden gehaald. Wij hebben nog aangeboden om ’s nachts te gaan werken, maar het mocht niet baten.’

Jammer natuurlijk. Maar dat De tuin der lusten ook niet naar Den Bosch kon komen, vindt Koldeweij wel weer begrijpelijk. ‘Ik denk dat het heel verstandig is om De tuin der lusten niet uit te lenen. Het is een veel te groot drieluik, je loopt risico als je het gaat verslepen en van het ene naar het andere klimaat brengt. Dat stuk is gewoon te kwetsbaar.’ / Martine Zuidweg

2 reacties

  1. Gerda schreef op 12 februari 2016 om 15:07

    Prachtig dat dit voor elkaar is gekomen! Gefeliciteerd!
    Brutale vraag, maar…. hebben wij op vertoon van onze RU-mederwerkerspas gratis toegang ipv de € 25,- per 5 kwartier?

  2. Marianne van den Bosch schreef op 13 februari 2016 om 18:28

    Dag Gerda,

    Als RU-collega en Bosschenaar stel ik je graag gerust. Op de website van het Noordbrabants museum staat het volgende te lezen: “Het time slot is het uur waarbinnen u de tentoonstelling kunt betreden; eenmaal binnen kunt u zo lang in het museum blijven als u wilt.” Veel plezier!

Geef een reactie

Vox Magazine

Het onafhankelijke magazine van de Radboud Universiteit

lees de laatste Vox online!

Vox Update

Een directe, dagelijkse of wekelijkse update met onze artikelen in je mailbox!

Wekelijks
Nederlands
Verzonden!