Hoe vergaat het deze cogroep, vijftien jaar later?
-
Luella, Daan, Marjolein en Anneleen in 2005. Foto: Bert Beelen
VOX 20 JAAR | Vox viert dit jaar een jubileum. Ter ere daarvan presenteren we de komende weken een aantal verhalen over toen en nu. In dit artikel zoekt journalist Cindy Cloin de cogroep op die zij in 2005, als medewerker van Vox, een tijd lang volgde. Hoe kijken de medici vijftien jaar later terug op hun studietijd en coschappen? Wat is er uitgekomen van hun dromen en hoe is het om arts te zijn in deze coronatijd?
Daar zitten ze dan. Zes hoofden op een beeldscherm; twee kinderartsen, twee huisartsen, een orthopeed en een internist om precies te zijn. Ze hadden uitgekeken naar een gezellige avond met bier en bitterballen in de kroeg met hun voormalig studiegenoten, maar vanwege de coronapandemie kon dat tot twee keer toe niet doorgaan. En dus vond hun reünie met herinneringen van vroeger en verhalen van nu online plaats.

‘Thomas, hoe is het met jou? Ben je echt chirurg geworden?’, lacht Luella. ‘Dat wist je ‘gewoon zeker’, toch?’
Luella, Wim, Thomas, Marjolein, Anneleen en Daan zaten in dezelfde co-groep. Een aantal van hen heeft na de studie contact gehouden, anderen hebben elkaar bijna vijftien jaar niet gezien. Eén voordeel van een digitale afspraak: Daan kan er ook makkelijk bij zijn op deze manier. Hij woont sinds tien jaar in Denemarken en werkt daar als orthopeed.
‘Hoe ben je daar eigenlijk terechtgekomen?’, vraagt Thomas zich af.
‘Nou gewoon, met de auto’, lacht Daan. Alsof ze elkaar gisteren nog spraken en niet op honderden kilometers van elkaar vandaan zitten, vliegen de grappen door de lucht.
Lagere uitgaansambities
‘Oh, doe mij weer een paar maanden coschappen, hoor’, zegt Marjolein. ‘Lijkt me heerlijk, lekker rustig ook.’ Vanuit de collegebanken en de relatieve vrijheid om te gaan en staan waar ze maar wilden, was de overgang naar een strak werkritme en volle dagen voor de co-assistenten behoorlijk pittig. Al moeten ze daar nu hartelijk om lachen. ‘Mijn uitgaansambities liggen tegenwoordig waarschijnlijk een tikkeltje lager dan toen’, concludeert Luella droogjes. Met vier kinderen, man en hond en een drukke baan als kinderarts, zijn de prioriteiten in haar leven aardig verschoven. En dat geldt niet alleen voor Luella.

Wim: ‘Vanwege corona kunnen we nu niet naar de kroeg, maar we missen het helemaal niet zo erg. Nou ja, weer een keertje uit eten of naar de bioscoop zou wel leuk zijn. Maar zo’n lockdown tijdens onze studietijd zou een regelrechte ramp zijn geweest. Ik heb echt te doen met de studenten en co-assistenten van nu. Zij moeten niet alleen op sociaal vlak veel missen, maar ook wat betreft hun opleiding is het een moeilijke tijd. Ze kunnen veel minder ervaring op doen. Ik zou niet willen ruilen.’
Uit de Vox van 2005 | Anneleen rent in het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis in Nijmegen de benen onder haar lijf vandaan. Op de kraamafdeling liggen een paar pasgeboren baby’s die nog nagekeken moeten worden voordat de kersverse en apetrotse ouders hun kindje mee naar huis mogen nemen. ‘Dat doe je helemaal alleen. Alleen de longen en het hart worden nog even gecontroleerd door de arts-assistent. Best lastig hoor. Alleen het aan- en uitkleden al.’

De co-assistenten volgden in 2005 hun coschap kindergeneeskunde. In het Radboudumc is het tijd voor de grote visite. De professor vuurt vragen op hen af, die maar lastig te beantwoorden zijn. Kindergeneeskunde is ook zo divers. ‘Een soort interne geneeskunde, maar dan nog meer’, zeggen Daan en Marjolein. Hoe herken je leukemie bij een meisje van drie jaar?’ Daan kijkt vragend terug en haalt zijn schouders op. ‘Dat lijkt me nu een interessant thema voor jou om eens een exposé over te houden’, zegt de professor. Daan knikt. Dat wordt dus in de boeken duiken vanmiddag, in plaats van een borrel met vrienden. ‘Het is best vermoeiend om zulke lange dagen te maken. Ik wil wel graag weer een paar weken student zijn.’ Luella, Wim en Thomas knikken instemmend. Er wordt veel van hen gevraagd.
Achteraf bekeken waren de co-schappen vooral een tijd waarin je naar hartenlust mag proeven in de snoepwinkel. Van alles wat uitproberen, basale vaardigheden oefenen, meekijken met anderen en ook ‘stoere’ dingen zoals een bevalling of intubatie meemaken.

Luella: ‘Ik zou elke co-assistent aanraden om de kansen die je krijgt met beide handen aan te grijpen. Hoe meer je ziet, hoe meer je leert en hoe beter je weet wat je later wilt gaan doen.’
Thomas: ‘Weet je nog dat ze dat toen ook over ons zeiden? En het is toch goed gekomen.’
De co-schappen waren een eerste stap richting de toekomst, die verder nog ongewis was.
Uit de Vox van 2005 | Thomas wil graag chirurg worden en solliciteerde voor een plek als agnio (assistent-geneeskunde niet in opleiding) bij Heelkunde in het Rijnstaete Ziekenhuis in Arnhem. Wim gaat als poortarts aan de slag, maar wil waarschijnlijk huisarts worden. Anneleen: ‘Wat ik moeilijk vind, is dat je nu keuzes moet gaan maken. Als je eenmaal kiest voor chirurgie, kun je geen gynaecoloog meer worden. Je legt je vast voor de rest van je leven. Ik ben wel jaloers op mensen die heel goed weten wat ze willen. Voor mij ligt alles nog open.’ Voor Daan ook, maar hij heeft allerminst moeite mee. ‘Ik ga eerst maar eens lekker snowboarden’, zegt Daan: ‘Daarna ga ik op mijn gemak rondkijken, verschillende dingen doen en bedenken wat het gaat worden.’
De artsen van cogroep 54 hebben tegenwoordig bijna allemaal een vaste baan of eigen praktijk. Behalve Anneleen: ‘De banen voor internisten liggen niet voor het oprapen. Ik ben sinds twee jaar klaar met mijn opleiding en vorig jaar ben ik gepromoveerd. Op dit moment heb ik een tijdelijke plek in Apeldoorn. Het komende jaar hoef ik niet te leuren, maar daarna weet ik het nog niet. Een vaste plek zou mooi zijn, je wilt toch ergens wat opbouwen en meer doen dan puur alleen patiëntenzorg. Maar dat kan nog wel een paar jaar duren.’

Daan: ‘Ik heb eerst een tijdje rondgekeken voordat ik wist wat ik wilde. Ik ben naar Denemarken gegaan om in opleiding tot orthopeed te komen. Ik kon meteen blijven en de werkdruk is anders, je hebt hier veel meer vrije tijd.’
Kindergeneeskunde als droom
Wim wilde altijd al huisarts worden en dat is hij ook geworden in een groot eerstelijnszorgcentrum in Tiel. Thomas is sinds zes jaar huisarts in Sint Anthonis, een klein dorp vlakbij Boxmeer. ‘Chirurgie vond ik achteraf niet leuk genoeg en de werkdruk stond me tegen. Uiteindelijk besloot ik de huisartsenopleiding te gaan doen. We hebben een duopraktijk en regelen alles zelf, een klein bedrijfje en veel vrijheid.’
Marjolein en Luella kozen allebei voor kindergeneeskunde. Marjolein: ‘Het duurde een tijd voor ik in opleiding kwam, maar het was het wachten waard, het bleef toch mijn grote droom.’
De periode na hun co-schappen, waarin ze als arts-assistent aan de slag gingen, dat was pas echt hard werken. Je moet je voortdurend bewijzen en krijgt steeds meer verantwoordelijkheden, totdat je uiteindelijk de eindverantwoordelijke bent. Marjolein: ‘Continu inschatten, afwegen, vragen beantwoorden. Als arts ben jij degene die de keuzes maakt. Ik word er soms wel eens keuzemoe van. Dan kom ik thuis en vraagt mijn man wat ik wil eten. Kies jij maar wat, ik ben er helemaal klaar mee voor vandaag.’
Uit de Vox van 2005 | ’Ik heb vandaag op de afdeling iemand gereanimeerd, samen met een collega’, vertelt Thomas in de kroeg tegen zijn studiegenoten. ‘De patiënt heeft het niet gered. Dat lag niet aan mij, soms gaat het gewoon niet. Die man ging dood en daar kan ik mee leven, maar ik vond het wel heel moeilijk toen de familie met twaalf man sterk binnenkwam en iedereen moest huilen. De arts deed het slechtnieuwsgesprek. Dat had ik zelf echt nog niet gekund, ik stond met een brok in mijn keel. Toch denk ik dat je daar op een gegeven moment wel aan gewend raakt. Denken jullie niet?’
‘Je moet de ellende van anderen kunnen relativeren anders kun je dit werk niet blijven doen’, zegt Anneleen vijftien jaar later. ‘Heftige dingen doen me nog altijd wat, maar ik neem het niet standaard mee naar huis. Het houdt het werk tegelijkertijd ook uitdagend.’
Marjolein vindt het nog altijd wel lastig. ‘Ik kan niet zo goed tegen ellende, terwijl het bij kindergeneeskunde ook wel eens fout afloopt. Op het moment dat ik daar sta, ben ik er als dokter en blijf ik professioneel. Maar daarna komt het terug en zit zo’n casus wel een tijdje in mijn hoofd. Zeker nu ik zelf kinderen heb, vind ik het nog moeilijker.’
Thomas is na die eerste reanimatie veel ervaringen rijker. ‘Die eerste keer stond ik naderhand te trillen en lag ik er ’s nachts wakker van. Inmiddels is het een handeling die je doet en daarna ga je over tot de orde van de dag. Hoe gek het ook klinkt, het went. Daarnaast doe ik vrij veel terminale zorg en het kan juist ook heel mooi zijn als iemand overlijdt en je dat goed kunt begeleiden.’

‘De eerste keer euthanasie is ook zoiets’, zegt Wim. Zijn alle papieren goed ingevuld, zit het naaldje wel goed? Ik had het nog niet eerder gezien en bij die eerste keer moest ik meteen zelf aan de slag. Ik was verantwoordelijk voor de handeling en dat is heftig.’
Luella: ‘Ik kan me niet voorstellen dat ik dat zou kunnen.’
‘Dat valt meer hoor’, weet Thomas. ‘Je ziet er als een berg tegenop, maar als het achter de rug is kun je er soms zelfs met een goed gevoel op terugkijken. Je helpt iemand die niet meer verder kan leven.’
Dokter in coronatijd
Natuurlijk gaat het gesprek ook over corona en wat dat voor hen betekent. Marjolein werkt in het ziekenhuis in Tilburg, een van de grote brandhaarden tijdens de eerste golf. ‘Kinderen worden niet vaak ziek van corona, maar wij moesten wel artsen leveren voor de covid-afdeling. Ik heb daar zelf niet gewerkt en op de kinderafdeling hadden wij het eigenlijk rustiger dan normaal. Er waren minder infecties door de lockdown.’
Anneleen stond wel in de frontlinie, al was er in Apeldoorn gelukkig een kleiner aantal zieke mensen dan bijvoorbeeld in Brabant. ‘Wel herinner ik me een middag dat ik dienst had en dat het ziekenhuis echt letterlijk vol liep. Toen dacht ik: shit als dit zo doorgaat… Vijf patiënten tegelijk, eentje werd geïntubeerd, eentje was aan het overlijden op de eerste hulp en drie mensen moesten acuut opgenomen worden. Dat was echt op de grens van wat ik aankon. En dan te bedenken dat ik meestal als supervisor op de achtergrond aan het werk was, terwijl de assistenten in hun beschermende kleding op de afdeling mensen zagen overlijden. Alles was in het begin nog onbekend. Dat was erg spannend en gaf een onrustig gevoel.’

‘Ik heb op verschillende plekken gewerkt en heb nog geen vaste baan. Ik ben gepromoveerd en internist geworden. Momenteel werk ik in Apeldoorn.’
Huisartsen Thomas en Wim zagen hun patiëntenstroom verdampen ‘In de gemeente Sint Anthonis waren veel besmettingen, maar die waren geconcentreerd in een aantal verpleeghuizen. Zelf heb ik heel weinig patiënten met een covid-verdenking gezien. Er was een oude man die waarschijnlijk wel covid had maar die niet getest of behandeld wilde worden, omdat hij vond dat het leven wel lang genoeg had geduurd. Hij is overleden.’
Echte reünie
In vijftien jaar tijd zijn de co-assistenten van toen uitgegroeid tot specialisten die hun werk met veel passie en plezier doen. Wim: ‘Je moet een richting kiezen die bij je past, er vallen veel artsen uit met een burn-out en dat wil je toch echt liever voorkomen.’
Ze werken bijna allemaal parttime volgens hun contract, maar dat is relatief. Anneleen: ‘Ik werk 4 dagen, wat neerkomt op 40 uur per week plus nog een aantal nacht- en weekenddiensten. Als je tegen iemand buiten de zorg vertelt dat je 40 uur werkt en diensten draait, dan is dat meer dan een fulltimebaan.’
Ja, het is hard werken als arts beamen ze. Maar tegelijkertijd ook het mooiste vak van de wereld, concluderen ze terwijl ze het glas nog maar eens heffen voor het scherm. Thomas: ‘Na de corona doen we weer een echte reünie toch?’ ‘Misschien in het voorjaar, als Daan dan ook weer Nederland in mag’, zegt Marjolein. De biertjes van de tap en de bitterballen zijn hopelijk geduldig. Na vijftien jaar kunnen die paar maanden er ook nog wel bij.