Over hoogbegaafdheid bestaan nog een hoop misverstanden, zegt hoogleraar Lianne Hoogeveen. ‘Het wordt ten onrechte gezien als eliteonderwerp.’ In haar oratie pleit ze voor meer aandacht voor individueel talent. Óók op de Radboud Universiteit.
‘Kan het echt dat een hoogbegaafd kind onvoldoendes haalt?’ Die vraag krijgt orthopedagoog Lianne Hoogeveen nog wel eens als ze leraren spreekt. Het is volgens de begaafdheidsexpert exemplarisch voor hoeveel misvattingen er nog altijd bestaan over leerlingen met veel talent. Deze groep omvat zo’n 2 tot 15 procent van alle kinderen, afhankelijk van de definitie. Die misverstanden moeten de wereld uit, betoogde ze vorige week in haar oratie als bijzonder hoogleraar Identification, Support and Counselling of Talent.
Talent
Allereerst moeten we af van de term hoogbegaafd, zegt ze in haar werkkamer in het Maria Montessorigebouw. Niet als wetenschappelijk begrip, maar als label voor individuen. ‘Ik vind “gifted” een nare term, alsof zoiets door een hogere macht gegeven is. Het leidt bovendien tot een onnodige tweedeling. Andere kinderen zijn dan automatisch niet begaafd of niet ‘speciaal’. Waar het mij om gaat is dat er mensen zijn met capaciteiten die afwijken van de norm. Ik heb het daarom liever over talent.’
Dat talent kan zich overigens op verschillende manieren uiten, benadrukt ze. Vaak wordt simpelweg gedacht aan cognitieve capaciteiten, maar iemand kan juist ook heel creatief zijn. En de een loopt wel tegen problemen aan, de ander niet. Bijvoorbeeld als diegene op een andere manier zijn ei kwijt kan, bijvoorbeeld in een hobby. ‘Het belangrijkste is dat individueel talent herkend wordt en meer aandacht krijgt dan nu het geval is.’
Afglijden
Wat ze nu bijvoorbeeld geregeld nog hoort, zegt Hoogeveen, is dat leerkrachten terughoudend zijn om kinderen een klas over te laten slaan. Dat zou niet goed zijn voor hun sociaal-emotionele ontwikkeling, is vaak de redenering. ‘Maar als er één interventie is waarvan wetenschappelijk onderzoek laat zien dat hij gunstig uitpakt, is het deze wel.’
Als hoogleraar wil Hoogeveen vooral dit soort zogenoemde ‘impliciete theorieën’ helpen ontkrachten. Veel wetenschappelijke kennis bereikt scholen helemaal niet en dat is zonde, zegt ze. Daardoor worden kinderen niet op het juiste niveau uitgedaagd, gaan ze zich vervelen en lopen ze kans zelfs helemaal af te haken en af te glijden naar een lager niveau. Ook kunnen ze een negatief zelfbeeld krijgen, aldus Hoogeveen. ‘Andere kinderen om hen heen zien ze immers wel hard werken in de klas. Dan denk je al snel dat er iets mis is met jou.’
‘Sommige leerkrachten vinden onderpresterende kinderen geen probleem’
‘Sommige leerkrachten vinden onderpresterende kinderen geen probleem. Die zeggen, als een leerling in een jaar van A, het hoogste niveau, naar C is gegaan: “prima toch? C is gemiddeld”.’ Ook onbewuste voordelen kunnen in de weg zitten. Van een slecht scorende leerling met ouders die een laag sociaaleconomische status hebben, denk je niet zo snel dat hij zich verveelt en eigenlijk meer aankan. Zeker als er nog zaken als ADHD of autisme spelen. Ook de ouders trekken dan veel minder snel aan de bel. ‘Zo blijft het onterecht een beetje een eliteonderwerp.’
Hoog tijd dat professionals hier iets aan veranderen, zegt ze. Maar waar te beginnen? De pabo’s spelen een cruciale rol, aldus Hoogeveen. Daar moeten studenten immers leren hoe ze hoogbegaafde leerlingen kunnen herkennen. Dat komt er nu te bekaaid vanaf, zegt de hoogleraar, waardoor nieuwe docenten denken: hoogbegaafdheid is vast niet belangrijk, anders was het tijdens de opleiding wel aan bod gekomen. ‘Pabo’s moeten hier veel meer in investeren.’
Meer eisen stellen
Ook scholen kunnen wat doen. ‘Die kunnen aan pabo’s de eis stellen dat ze alleen stagiaires willen die ook verstand hebben van kinderen die meer uitdaging nodig hebben, op cognitief of creatief vlak. Een sollicitant die op gesprek komt bij, zeg, het Stedelijk Gymnasium hier, zal hier ook op bevraagd worden.’
Meer aandacht bieden, klinkt mooi, maar leerkrachten lopen nu al over door grote klassen. Waar halen ze de tijd vandaan? Kinderen ‘aan de onderkant’ moeten immers ook voldoende aan bod komen. Toch kan het best, denkt Hoogeveen. ‘Het kost niet per se meer tijd, het is vaak ook een kwestie van prioriteiten. Ze kunnen bij het Radboud Centrum Sociale Wetenschappen bijvoorbeeld een nascholingsopleiding volgen.’
Wat ook kan helpen is simpelweg eens bij andere docenten polsen hoe een slecht presterende of verveelde leerling zich in eerdere jaren gedroeg. ‘Als die dan zegt: bij mij in de klas was ze superleergierig, dan is dat een teken dat het probleem niet ligt bij haar cognitieve capaciteiten.’
‘Universiteit moet meer doen’
Ook de Radboud Universiteit moet meer maatwerk bieden voor hoogbegaafde studenten, vindt Hoogeveen. ‘Sommigen van hen komen op de universiteit met het idee “nu gaat het eindelijk gebeuren”, maar hebben vervolgens nog steeds een te gemakkelijk studieprogramma.’ Willen ze echter twee studies tegelijk doen, dan lopen ze nogal eens tegen problemen aan. Voor tentamens die bijvoorbeeld op hetzelfde moment vallen, wordt niet altijd een flexibele oplossing bedacht. En wil je na je afstuderen een tweede bachelor of master doen, dan betaal je opeens fors meer collegegeld.
Ook studieadviseurs hebben te weinig expertise op het vlak van hoogbegaafdheid, valt haar op. ‘De Universiteit Leiden heeft speciale coaches voor deze studenten, en ook Wageningen is hiermee bezig. Zoiets zou in Nijmegen ook een goed idee zijn. Die oproep doe ik bij dezen aan het college van bestuur.’