‘Het vooroordeel is dat de ondernemingsraad niet zo veel doet’
Vorige week nam hij afscheid als lid van de ondernemingsraad. Vrijdag was het zijn laatste officiële werkdag – hoewel hij zoals het een promovendus betaamt nog bezig is met de laatste loodjes van zijn promotie. Reden om eens met Frank Leoné, alumnus en onderzoeker, voormalig studentenraadslid en later lid van de OR, terug te blikken op twaalf jaar Radboud Universiteit.
Tijdens je laatste medezeggenschapsvergadering sprak OR-voorzitter Peter van Griensven vriendelijke woorden. Hij roemde je als de persoon die de studentmedezeggenschap professionaliseerde. Klopt dat?
‘Ik weet niet zo goed hoe ze dat vóór ons jaar (2007/2008) deden. Maar onze studentenraad was inderdaad proactief en had een hoge output, zeker qua brieven. Die productiviteit is in de jaren daarna alleen maar toegenomen. Het kan zijn dat het bij ons is begonnen.’
Is de studentenraad daar niet een beetje in doorgeslagen? Het zijn bijna slecht betaalde beleidsmedewerkers geworden.
‘Ik weet dat er collega’s zijn die er anders over zullen denken, maar ik vind dat de OR op dat punt wel wat van de studentenraad kan leren. Veel leden van de ondernemingsraad trekken een bepaalde lijn: niet op de bestuursstoel gaan zitten. Ik deel die gedachte niet; mijn beeld van medezeggenschap is net doen alsof je zeggenschap hebt. Als de werkelijke bestuurders daar genoeg van hebben duwen ze je vanzelf van die bestuursstoel af. Ik waardeer het bemoeizuchtige, idealistische, energieke van de studentenraad wel. En zolang je met goede voorstellen komt, lijkt ons college het vooral te waarderen. ‘
Mis je dat bij de ondernemingsraad?
‘Het vooroordeel is dat de ondernemingsraad niet zo veel doet. Daar ben ik het zeker niet mee eens. De ondernemingsraad behandelt onderwerpen die op de raad afkomen heel goed en is daarmee van grote waarde voor de medewerkers (en de studenten) van de universiteit. Maar zoals ik zei: we zouden wat ambitieuzer kunnen zijn. Niet alleen controleren, maar ook agenderen.’
Heb jij dat geprobeerd? Wat is jouw grootste prestatie?
‘Het is in ieder geval iets waar ik me voor heb ingezet. Mijn grootste prestatie? Er is voor mij niet één punt aan te wijzen, het is meer de optelsom van vragen, suggesties en notities, waarvan ik hoop dat ze invloed hebben op het beleid of tenminste in het achterhoofd van het college doorwerken. Ik ben wel blij dat een meer proactieve, gezamenlijke wijze van medezeggenschap nu een vaste plek heeft in de medezeggenschapstrainingen die de OR, universitaire en facultaire studentenraden en opleidingscommissies krijgen. Daar heb ik, met anderen, een rol in gehad.’
Wat is je grootste mislukking?
‘Dat ik lang niet zo veel heb gedaan als ik had willen doen. Als ik op de laatste tweeënhalf jaar terugkijk, dan ben ik proactief geweest, ik heb er veel energie ingestoken, maar het had beter gekund. Neem de personeelsenquête. Die was er niet, dat heeft me altijd verbaasd: studenten worden van alle kanten bedolven onder enquêtes, medewerkers worden zelden bevraagd. En dat beïnvloedt veel onderwerpen waar de OR zich voor inzet, zoals betere bewaking van de werklast en meer en betere jaargesprekken; daar is nu te weinig over bekend. Op een bepaald moment heb ik besloten er een brief over te schrijven. Toen bleek het snel geregeld. Weet je hoeveel tijd dat kostte? Een middag sleutelen aan een brief. En dat is wat ik bedoel: door vooruit te denken, kun je resultaat bereiken. Dat heb ook ik te weinig gedaan. Nu zijn er nog enkele achtergebleven medewerker- en studentenzaken die ik nog graag aan wil kaarten, waarover ik van plan ben na mijn promotie nog brieven te schrijven. Maar eerst promoveren.’
Stel dat je één onderwerp op de kaart kon zetten. Wat zou je doen?
‘Dan zou ik me richten op het spanningsveld tussen wat je als universiteit van mensen vraagt en wat ze uit intrinsieke motivatie doen. Het werk van een promovendus bijvoorbeeld vervalt op het moment regelmatig tot een productieproces, gericht op het aan de lopende band zo veel mogelijk artikelen produceren. Daarbij is het makkelijk te vergeten wat het grote doel is; waarom je het doet en waarom je het leuk vindt. Terwijl juist dat soort vragen, gericht op de intrinsieke motivatie, ook aandacht behoeven, naast alle aandacht voor productiecijfers. Bij de wijze waarop we als universiteit studenten benaderen zie je het ook. Ik vind dat we te veel met de stok slaan. Ik snap dat er bepaalde rendementen gehaald moeten worden, ik snap dat je op cijfers stuurt. Maar het één hoeft het ander niet te bijten. Door te motiveren haal je ook een beter rendement.’ / Mark Merks
Anco schreef op 3 februari 2014 om 13:29
Een van de grootste ‘prestaties’ van Frank is zijn manier van werken: onvermoeibaar, kritisch en inspirerend. Daar heb ik, en ik denk velen met mij, veel aan gehad in mijn tijd in de medezeggenschap. Frank jongen, bedankt!
Frank Leone schreef op 3 februari 2014 om 16:25
Insgelijks en graag gedaan! 🙂
Robert Arpots (OR_lid) schreef op 3 februari 2014 om 15:21
Dat personeelsleden zelden bevraagd worden is simpelweg niet waar. Maar ik geef toe dat er geen jaarlijkse personeelsenquête is zoals bij de studenten. Dat zal het bij het personeel overigens ook niet worden, al suggereert Frank dat wel. Een enquête opstellen is verder helemaal niet zo moeilijk. Er zijn twee dingen die veel moeilijker zijn, te weten: er voor zorgen dat de leidinggevenden iets doen met de resultaten van zo’n enquête. Bij de laatste twee enquêtes in het Cluster Facilitair is helemaal niets met de resultaten gedaan. Het gevolg is wantrouwen van het personeel bij een nieuwe enquête. De tweede moeilijke kwestie is dan ook: hoe gaan de bestuurders het wantrouwen bij het personeel wegnemen? Het badinerende toontje van Frank over “een middagje werk” vind ik persoonlijk een klap in het gezicht van de personeelsleden die elke keer de moeite hebben genomen toch maar weer een enquête in te vullen, terwijl met de resultaten helemaal niets gedaan wordt.
Frank Leone schreef op 3 februari 2014 om 15:48
Robert, ik denk dat jij dan een stuk vaker bevraagd bent dan ik en met een stuk vervelendere ervaringen. Het idee van de enquête (die er wel degelijk komt, enkel niet jaarlijks) is dat hij de spaarzame, onregelmatige en gefragmenteerde enquêtes die er nu zijn vervangt, periodiek wordt afgenomen, en dat de OR hem mede opzet, met 4 man sterk (uit verschillende geledingen van de universiteit). Ik heb er het volste vertrouwen in dat zij, samen met de rest van de OR, er voor kunnen zorgen dat er wat met de resultaten gebeurt. Het spijt me dat jij dat vertrouwen niet deelt en ik hoop dan ook van harte dat jouw ervaring niet representatief blijkt.
Wat het middagje werk van de brief te maken heeft met de personeelsleden die enquêtes invullen zie ik niet. Ik heb die brief geschreven ten faveure van de medewerkers, niet ten nadele, en zo is die opmerking ook geenszins bedoeld.