In acht dagen van je PTSS-klachten af? Volgens deze onderzoeker kan het
Het klinkt bijna te mooi om waar te zijn, maar uit promotieonderzoek van psycholoog Eline Voorendonk blijkt dat het kan: patiënten met posttraumatische stressklachten in acht dagen van hun klachten afhelpen.
Een ernstig ongeluk meemaken of slachtoffer worden van geweld. Veel mensen maken weleens iets heftigs mee. Bij sommigen blijft de nare herinnering hen achtervolgen. Ze hebben er bijvoorbeeld nachtmerries over, voelen zich gespannen of vermijden bepaalde situaties.
Twee veel gekozen behandelingen bij zo’n Posttraumatische Stressstoornis (PTSS) zijn exposuretherapie en EMDR. Psycholoog Eline Voorendonk, onderzoekscoördinator bij behandelcentrum PSYTREC, onderzocht als buitenpromovendus aan de Radboud Universiteit hoe effectief het is als je die twee therapieën combineert met psycho-educatie (voorlichting over PTSS-klachten) én beweegactiviteiten in één bomvol, intensief behandelprogramma van acht dagen.
Exposuretherapie en EMDR
Bij exposuretherapie draait het om blootstelling aan de herinnering die angst oproept: de patiënt overwint angsten door in detail terug te denken aan de traumatische gebeurtenis in een gecontroleerde omgeving. Bij EMDR (Eye Movement Desensitization and Reprocessing) denken patiënten aan de traumatische ervaring terug terwijl ze een afleidende taak doen, zoals het met de ogen volgen van iemands bewegende vinger. Het idee is dat het werkgeheugen overbelast raakt, waardoor de traumatische herinnering als een afgezwakte versie teruggaat in het langetermijngeheugen.
Deze behandeling is heel effectief, zo concludeert ze na verschillende studies met PSYTREC-patiënten van allerlei pluimage en met diverse soorten trauma’s. Vorige week vrijdag promoveerde ze.
Tachtig procent heeft na behandeling de diagnose PTSS niet meer, is een bevinding in je promotieonderzoek. Dat klinkt bijna te mooi om waar te zijn.
‘Ja, ik was in het begin ook verrast hoe goed het werkt, maar toch is het zo. Ik heb verschillende studies gedaan, waarin de percentages varieerden, maar gemiddeld was tachtig procent na afloop diagnosevrij.
‘Het bleek niet uit te maken of iemand gewone of zogenoemde complexe PTSS had. Bij complexe PTSS heb je drie extra symptomen: problemen met emotieregulatie, problemen met interpersoonlijke relaties en een negatief zelfbeeld. Vaak wordt gedacht dat je deze patiënten eerst voor die extra symptomen moet behandelen, voordat ze een traumagerichte behandeling kunnen krijgen. Maar onze behandeling werkte ook goed voor deze groep. Al moet daarbij gezegd worden dat we ons in die studie naar complexe PTSS baseerden op vragenlijsten die patiënten zelf invulden, we willen dat in de toekomst nog via interviews met de therapeut meten.’
Wat maakt de behandeling zo effectief? Is het één van de onderdelen, de combinatie of het feit dat het zo’n intensief kortdurend traject is?
‘Daar zijn we nog zoekende in. Toen ik in 2018 met dit onderzoek begon, lieten enkele studies al goede resultaten zien bij intensief behandelen, dus in korte tijd. Wij combineerden voor het eerst twee behandelingen in zo’n intensief programma: exposuretherapie en EMDR. Beide zijn mooie behandelingen, bewezen effectief. Maar normaliter vinden sessies plaats over een periode van twee of drie maanden. Uit eerdere studies blijkt dat zo’n twintig procent dan uitvalt, je verliest dus mensen gedurende de tijd.’
Hoe komt dat? Gaan mensen, als ze lang moeten wachten op een volgende sessie, er teveel tegenop zien?
‘Dat zou kunnen. Voor mij is dat ook speculeren, maar ik denk dat een belangrijk voordeel van een intensieve behandeling is dat mensen minder kans krijgen om vermijdingsgedrag te vertonen. Als je over langere tijd sessies hebt, dan kan het leven er tussendoor komen. Je krijgt andere afspraken of dingen die je moet doen, de motivatie daalt. Bij intensieve behandelingen zie je vaak na een of twee dagen al een effect, dat motiveert om door te gaan. In onze studies viel slechts twee tot zes procent uit.’
Een belangrijke vraag in je promotieonderzoek was of je een behandeling kunt versterken door beweging toe te voegen. Hoe zag dat beweegprogramma eruit?
‘Naast de therapiesessies gingen patiënten elke dag wandelen, mountainbiken, voetballen of bijvoorbeeld aan krachttraining doen. Die groep vergeleek ik met een controlegroep die creatieve, zittende activiteiten deed: tekenen, kleien, bordspellen spelen. Beide groepen reageerden heel goed op de behandeling. Dat laat zien dat beweging binnen zo’n intensief programma niet noodzakelijk is.’
Was dat een verrassende bevinding?
‘Ja, want eerdere studies vonden wel effecten van beweging. Die zagen een daling in PTSS-klachten, maar dat was in vergelijking met een behandeling waaraan geen extra activiteiten werden toegevoegd. Dus ik vroeg me al wel af of het aan de beweging zelf ligt, of bijvoorbeeld aan de extra aandacht en sociale steun tijdens zo’n activiteit.’
Misschien is wandelen of tekenen met je therapiegroep gewoon gezellig?
‘Precies. Misschien hoeft je hartslag er niet per se voor omhoog om behandeleffecten te versterken. Het bleek ook niet uit te maken of mensen vooraf al iets hadden met creatieve of fysieke activiteiten. Of ze in de groep van hun voorkeur zaten, had geen effect op de resultaten.’
Heb je die twee groepen ook vergeleken met een groep die naast de therapiesessies niets extra’s deed?
‘Nee, dus we weten nu niet zeker of er geen sprake was van een “plafondeffect”. Misschien werkt de combinatie van exposuretherapie, EMDR en psycho-educatie al zo goed, dat het niet uitmaakt wat je eraan toevoegt. Maar het is handig om te weten dat als je iets wilt toevoegen, het niet per se bewegen hoeft te zijn.’
Blijven patiënten ook op lange termijn klachtenvrij?
‘We zagen weinig terugval na zes maanden, het positieve effect van de behandeling bleef voor de meeste patiënten redelijk gelijk. Maar we hebben niet gecontroleerd of patiënten in die periode nog andere behandelingen hebben gehad, en niet verder gekeken dan zes maanden. Dus daar is wel echt meer onderzoek nodig: hoe lang beklijft het? Hoe dan ook vind ik deze eerste resultaten hoopgevend.’