In de achttiende eeuw waren zelfs koeien aanwezig bij massale rouwdiensten
Met het hele land een dag per jaar huilen in de kerk om al je zonden. In de achttiende eeuw was dat doodnormaal. Historicus Adriaan Duiveman ontdekte dat zulke bededagen de onderlinge solidariteit bevorderden. 'Grote inzamelingsacties als Giro555 doen er een beetje aan denken.'
Geschiedkundig onderzoek doen naar de achttiende eeuw – het werpt al gauw een beeld op van maandenlang door stoffige archieven struinen. Maar niets is minder waar, zegt historicus Adriaan Duiveman (29), die voor zijn promotie honderden oude boeken analyseerde. ‘De meeste teksten die ik las stonden gewoon gedigitaliseerd online, op Google Books.’ In fysieke archiefgebouwen komt hij maar af en toe, erkent de onderzoeker die tevens Vox-columnist is.
Dinsdag verdedigt Duiveman zijn proefschrift, over de belangrijke plek die religie in de achttiende eeuw innam bij rampspoed. Hij keek onder meer naar de sociale rol die bededagen hierbij hadden, met name binnen de protestantse, gereformeerde kerk.
Bededagen, wat zijn dat?
‘Dat waren dagen waarop iedereen naar de kerk kwam na een ramp, bijvoorbeeld na een grote brand of tijdens voedselschaarste. Het idee was dat mensen dan een hele dag lang gingen treuren en berouw toonden over hun zonden, om God gunstig te stemmen. Zo’n ramp werd immers gezien als een straf van boven. Dominees preekten hel en verdoemenis, om het schuldgevoel er bij de mensen er goed in te wrijven.’
‘De overheid had hierbij een belangrijke rol. Zij riep de kerken op om zulke bijeenkomsten te organiseren. Mensen kregen vrij van werk en mochten ook niet naar de kroeg of spelletjes doen als kaatsen. Vanaf 1713 kwamen er ook landelijke bededagen, eens per jaar op een woensdag in de lente. Dan werden alle rampen van het afgelopen jaar herdacht en dreigende rampspoed aangekondigd.’
Zo’n dag was ook sociaal belangrijk, ontdekte je.
‘Klopt. Traditioneel zien historici religieuze noodrituelen, zoals bededagen, vooral als een manier om de relatie tussen mens en God te versterken. Maar in mijn onderzoek zag ik dat ze ook gemeenschapsvormend waren. Het collectieve zwelgen vergrootte het gevoel van solidariteit, mensen gingen zich meer verbonden voelen met anderen. Dat zorgde ervoor dat ze ook gul doneerden aan de kerkelijke armenkas.’
Hoe droegen bededagen concreet bij aan het solidariteitsgevoel?
‘Enerzijds door de preken die de dominees hielden, zij bouwden de empathie geleidelijk op. Eerst moesten kerkgangers nadenken over hun eigen leed en dat van hun familie, vervolgens over dat van de stad en ten slotte het hele land. Dat deden die voorgangers met ontzettend veel pathos. We hebben tegenwoordig vaak een beeld van het calvinisme als een rationele en gevoelloze tak van het christendom, maar ze draait juist ook om emotie.’
‘Aan de andere kant zie je dat ook terug in hoe mensen zich gedroegen. Ze vastten de hele dag en deden geen sieraden om. Sociale ongelijkheden werden daardoor kleiner. Die instructies stonden heel precies beschreven in zogenoemde bededaggidsen, een soort ‘How to do prayer day’-handleidingen die je bij boekhandels kon kopen. Vóór mijn proefschrift waren die gidsen nog nooit onderzocht door historici. Er stond bijvoorbeeld in hoe je je moest voorbereiden en wat je moest voelen tijdens het bidden. Het was de bedoeling je tranen de vrije loop te laten.’
Kennen we nu nog iets vergelijkbaars?
‘Grote inzamelingsacties als Giro555 doen een beetje denken aan bededagen. Of denk aan het Glazen Huis en Alpe d’Huzes, dat zijn ook combinaties van afzien en geld ophalen. En dat trotse gevoel achteraf bestond vroeger ook: na bededagen werd bijvoorbeeld gepubliceerd hoeveel elke kerk precies had gecollecteerd.’
‘Overigens gaan deze vergelijkingen maar deels op. Inzamelingsacties als Giro555 zijn natuurlijk seculier, en er is geen collectief schuldgevoel voor zonden. Aan de botsing van tektonische platen in Turkije en Syrië konden wij natuurlijk weinig doen. Het lijkt me wel interessant om te zien wat er gebeurt bij een ramp die wel duidelijk onze schuld is, bijvoorbeeld iets dat door klimaatverandering ontstaat. Worden we dan ook massaal op ons schuldgevoel gewezen?’
Wat is het opmerkelijkste dat je bent tegengekomen?
‘Ha, dat is denk ik een tekst over een bedestond in 1784 in de buurt van Zwolle, waaraan ook koeien in de kerk meededen. Een bedestond is een soort lokale, verkorte bededag na een plaatselijke ramp, zoals in dit geval een overstroming. De kerk stond vaak op het hoogste punt in de omgeving, vandaar dat boeren hun vee er naartoe dreven bij watersnood. De dominee maakte daar handig gebruik van in zijn donderpreek. “Hoor hoe deze koeien loeien! Dat doen ze niet alleen omdat ze opgelucht zijn, maar ook als verwijt”, betoogde hij bijvoorbeeld. Zo wakkerde hij het schuldgevoel bij mensen nog verder aan.’
Waarom vond je dit interessant om te onderzoeken?
‘Ik vind het fascinerend dat een fenomeen dat ooit zo’n belangrijke plek innam in ons land nu nagenoeg verdwenen is. Niet alleen protestanten deden namelijk mee aan bededagen, ook remonstranten, doopgezindten, katholieken en joden. Tegenwoordig heb je alleen nog een paar streng-gereformeerde kerken die bedestonden organiseren.’
‘Daarnaast is de achttiende eeuw een bijzondere periode in onze geschiedenis. In die tijd werd het zelfbeeld van Nederland als één volk namelijk steeds manifester. Sterker nog, Nederlanders zagen zich als de nieuwe uitverkorenen van God, een soort nieuw Israël. Hoe die bededagen ingevuld werden, paste naadloos bij dit idee.’