In Duitsland heeft de wetenschap nog aanzien
In Duitsland krijgt het fundamenteel onderzoek miljarden en staat de wetenschap in hoog aanzien. Nederland heeft dan weer de collegiale samenwerking en beter onderwijs. Beide landen kijken soms jaloers naar elkaar. Wetenschappers Gerard Meijer en Heino Falcke vertellen over de overeenkomsten en verschillen tussen Nederlandse en Duitse universiteiten.
Collegiaal en familiair, zo beschrijft sterrenkundige Heino Falcke zijn eerste kennismaking met Nederland. Falcke ging in 2003 van een positie bij het Max Planck Instituut voor Radiosterrenkunde in Bonn naar een baan bij Astron in Dwingeloo en een positie als buitengewoon hoogleraar in Nijmegen. ‘Ik wist niet eens dat er een universiteit in Nijmegen zat’, zegt Falcke, die nog steeds in Keulen woont. ‘Ze begonnen net met een sterrenkundeafdeling.’
Dit verhaal staat in de nieuwe Vox, die nu in de bakken op de campus ligt. In deze Vox gaan we op zoek naar verschillen en overeenkomsten tussen Nederlanders en Duitsers. Of bestaat dé Duitser eigenlijk helemaal niet?
De afdeling was klein, maar de sfeer erg goed, vertelt Falcke. In Duitsland kon de sfeer, zeker enkele decennia geleden, juist heel kil zijn. Hij geeft zijn buluitreiking als voorbeeld. ‘Toen ik promoveerde in 1994 moest ik mijn bul ophalen bij een balie waar een heel chagrijnige secretaresse zat. Toen ik in 2000 mijn Habilitation haalde [een graad na de promotie, nodig om in Duitsland hoogleraar te kunnen worden, red.] zat diezelfde secretaresse er nog. Weer was ze chagrijnig en vond ze dat ik op moest schieten: ‘We hebben ook nog andere hoogleraren.’ Nou ja, je leert dan in ieder geval dat je niet het centrum van het heelal bent. Je moet jezelf aanmoedigen, want niemand anders doet het voor je.’
Astronomisch
Gerard Meijer verhuisde in 2002 van Nijmegen naar Berlijn, om als directeur de afdeling Molecuulfysica op te zetten aan het Fritz-Haber-Institut, een van de instituten van de Max-Planck-Gesellschaft. Hij kwam terug om vierenhalfjaar voorzitter te zijn van het college van bestuur van de Radboud Universiteit. Sinds 2017 is hij terug in Berlijn op zijn oude functie.
‘De onderzoeksmogelijkheden in Duitsland zijn groter en meer divers, er is gewoon veel meer geld beschikbaar’, zegt Meijer. ‘Daar staat tegen over dat Nederland efficiënter is. Kijk je naar het aantal publicaties per geïnvesteerde euro, dan staat Nederland bovenaan. Ik geloof wel dat de druk op Nederlandse wetenschappers groter is en dat ze harder moeten werken om voldoende onderzoeksfinanciering binnen te halen. Hier in Duitsland, bij de Max-Planck-Gesellschaft, is er ruim voldoende basisfinanciering en dat is aange naam werken.’
Het geld voor onderzoek lijkt in Duitsland astronomisch ten opzichte van Nederland. Duitsland heeft, naast meer dan honderd universiteiten, vier grote onderzoeksorganisaties. De Helmholtz-Gemeinschaft, de Fraunhofer-Gesellschaft, de Leibniz-Gemeinschaft en de Max-Planck-Gesellschaft hebben samen zo’n 12 miljard euro per jaar te besteden. Ter vergelijking: de totale inkomsten van alle Nederlandse universiteiten samen bedroegen in 2020 nog geen 8 miljard euro.
‘Ik geloof dat de druk op Nederlandse wetenschappers groter is’
Ongeveer een kwart van alle wetenschappelijke artikelen in Duitsland komt van deze organisaties, de rest komt van de universiteiten. De forse financiering voor de onafhankelijke onderzoeksorganisaties zorgt wel voor een tweedeling in Duitsland, stelt Heino Falcke. Aan de universiteiten hebben de onderzoekers het niet zo breed.
Strategisch financieren
Falcke vindt de gestructureerde en strategische manier van financieren in Duitsland aantrekkelijk. Hij zegt zich zelf daarin soms nog te Duits te vinden, omdat hij de Nederlandse manier van subsidie toekennen minder goed begrijpt. Falcke ontving drie grote Europese subsidies (ERC Grants). Bij de Nederlandse subsidies was hij minder succesvol.
‘ERC’s zijn zeer competitieve Europese subsidies, daar kreeg ik er drie van uit drie aanvragen. In Nederland ontving ik maar één subsidie uit zes aanvragen. Dat kan natuurlijk gewoon pech of toeval zijn, maar dat verschil snap ik niet.’
Gerard Meijer benadrukt dat Nederland zeer succesvol is in het aanvragen van Europese subsidies. Hij vindt dat de Radboud Universiteit ook meer mag uitdragen hoe goed ze scoort op ERC Grants. De grotere noodzaak in Nederland om een beroep te doen op Europese subsidies, ziet Meijer als een mogelijke verklaring voor het succes. Daarnaast zijn Nederlandse wetenschappers het al langer gewend om ook bij NWO Engelstalige aanvragen in te dienen die internationaal beoordeeld worden.
Over de nationale onderzoeksaanvragen zegt hij: ‘De slagingskans om een subsidie te krijgen, komt bij de Deutsche Forschungsgemeinschaft (DFG) niet onder de 25 procent. Bij NWO zit de slagingskans vaak onder de 15 procent. Dan zullen de 3 procent beste voorstellen in Nederland zeker subsidie krijgen, de 30 procent slechtste zeker niks en voor alle voorstellen daartussen hangt het vaker van geluk af dan van kwaliteit.’
‘In Nederland gaat de nieuwe regering soms NWO opnieuw uitvinden’
Over het verschil tussen DFG en NWO zijn Meijer en Falcke het eens, daar is Duitsland beter af. Meijer: ‘In Nederland stelt de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de raad van bestuur van NWO aan, in Duitsland gebeurt dat bottom-up, dus wetenschappers kiezen de leiding uit eigen gelederen.’
Doordat de beoordelaars van subsidieaanvragen zo goed op de hoogte zijn van bestaand onderzoek, weten ze wie wat aan financiering heeft en adviseren ze vaak om samen te werken of van elkaars expertise gebruik te maken, aldus Meijer. Falcke zegt dat het voelt alsof er bij DFG minder politieke invloed is, iets wat volgens hem voor de hele Duitse wetenschap geldt. ‘In Duitsland is financiering van de wetenschap geen partijpolitiek. Het is ieder jaar stabiel en wordt verder uitgebouwd. In Nederland gaat een nieuwe regering soms NWO opnieuw uitvinden.’
De invloed van Angela Merkel moet daarbij niet onderschat worden, vindt Meijer. ‘Van de twintig jaar die ik in Duitsand werk, was Merkel zestien jaar bondskanselier. Zij droeg de wetenschap een warm hart toe. Zelfs tijdens de financiele crisis van 2008 wilde ze niet korten, maar extra investeren in de wetenschap. Ze zag het belang van de wetenschap voor de toekomst van Duitsland. Maar ik denk dat Nederland met de aanstelling van Robbert Dijkgraaf ook een goede zet heeft gedaan.’
Taboe
Meijer ziet hoe de Duitse universiteiten worstelen met onderwijs. ‘In Nederland is dat beter georganiseerd en meer gestructureerd. Gebouwen en IT zijn beter. Daar wordt in Duitsland met afgunst naar gekeken. Je kunt zeggen dat Nederlandse universiteiten schoolser zijn, maar dat werkt wel beter. Het aantal studenten per hoogleraar is in Nederland een stuk lager dan in Duitsland. Je krijgt dus als student in Nederland meer aandacht.
In mijn optiek heeft dat onder andere met collegegeld te maken. Dat is er in Duitsland niet. Daardoor staan er veel studenten ingeschreven die helemaal niet studeren, maar alleen gebruik willen maken van bijvoorbeeld een korting in het openbaar vervoer of de mensa. Het is echter taboe om over collegegeld te praten in Duitsland, dat raakt aan de academische vrijheid.’
‘Het is taboe om over de collegeld te praten in Duitsland, dat raakt aan de academische vrijheid’
Studenten in Nederland hebben een bevoorrechte positie, vindt Meijer. ‘Er is veel aan te merken op de rankings van universiteiten, omdat er bij iedere ranking wel vraagtekens te zetten zijn. Maar het is wel zo dat alle Nederlandse universiteiten bij de meeste rankings in de top 200 staan. Aan de top staan natuurlijk grote Amerikaanse en Engelse universiteiten, maar die zijn niet voor iedereen toegankelijk. Duitsland heeft met München en Heidelberg ook twee topuniversiteiten.
Er zijn zo’n 20.000 universiteiten op de wereld en als jij in Nederland je eindexamen vwo hebt gedaan, dan heb je dus toegang tot de top 1 procent van de beste universiteiten ter wereld. Het is niet voor niks dat Duitsers meer naar Nederland komen om te studeren dan andersom.’
Samenwerkingskansen
Heino Falcke pleit voor meer samenwerking tussen Nederland en afzonderlijke Duitse deelstaten. Optrekken met de deelstaat die aan Nederland grenst, Noordrijn-Westfalen, zou voor allebei voordelen kunnen opleveren.
‘We zijn nu bezig met de Einsteintelescoop. Als je met Jülich, Aken en Maastricht gaat samenwerken, kun je wellicht meer bereiken. Noordrijn-Westfalen wil graag concurreren met andere deelstaten. Pas ging het Deutsches Zentrum für Astrophysik naar de deelstaat Saksen. Daar gaat 100 miljoen euro per jaar naartoe, dat is het hele budget van de Nederlandse sterrenkunde bij elkaar.’
Meijer ziet ook samenwerkingskansen voor kleinere opleidingen. ‘Als opleidingen te klein worden om door te gaan, zoals sommige taalopleidingen, dan kan een samenwerking met Duitsland lonen. Daar zijn de aantallen studenten voor zo’n opleiding ook klein, maar wel substantieel groter. Kijk alleen al hoeveel studenten theologie er nog zijn in Duitsland, dat zijn er echt veel meer dan in Nederland.’
Omgangsvormen
De tijd van Herr of Frau Professor is in Duitsland ook aan het verdwijnen, zeggen Falcke en Meijer over de vermeende formele Duitse omgangsvormen. Falcke: ‘Die omgangsvormen zijn tegenwoordig vergelijkbaar in Nederland en Duitsland. Misschien zijn studenten in Nederland iets informeler. Dat bevalt me goed, ik vind dat superfijn.’
Ook Meijer heeft op zijn afdeling afgesproken om jij te zeggen, te dutzen, maar het is niet vanzelfsprekend, zegt hij. ‘Je moet je aanpasen aan de cultuur en uiteindelijk kan ik ook weer niet tegen iedereen Du zeggen. We hebben het nu veel over de verschillen, maar de overeenkomsten zijn groot. Nederland en Duitsland verschillen lang niet zoveel van elkaar als we van Frankrijk verschillen.’
‘Als HFML-FELIX in Amsterdam had gestaan, dan was er al lang structurele financiering geweest’
De omgang met studenten en de ligging zijn voor Falcke redenen om niet meer weg te gaan uit Nijmegen. ‘Dat je hier veel goede studenten hebt die geregeld ook nog uit een nietacademisch gezin komen, is heel verfrissend. We hebben een fantastische positie hier aan de rand van het land. Het is niet zo elitair, terwijl er toch topinstituten zitten. We hebben te maken met andere problemen dan in het westen. De klachten over de toe stroom van buitenlandse studenten spelen hier veel minder.
Maar er zijn ook nadelen van de minder korte lijntjes tussen Nijmegen en de Randstad. Als het magnetenlab HFML-FELIX in Amsterdam had gestaan, dan was er al lang structurele financiering geweest, daar ben ik van overtuigd.’
Chaotisch
Tijdens vergaderingen kan Gerard Meijer soms terugverlangen naar Nederland. Hij is lid van de Wissenschaftsrat, een adviesraad voor de Duitse regering. ‘Daar zitten we met dertig wetenschappers aan een grote tafel. Als er een onderwerp ter sprake komt, steken de mensen die iets willen zeggen hun hand op. De voorzitter gaat die mensen een voor een langs. De vierde gaat dan nog eens herhalen wat al drie keer gezegd is en de vijfde wacht rustig op zijn of haar beurt. Dat is heel gestructureerd, maar de iets meer chaotische situatie in Nederland, waar iedereen ongevraagd iets zegt en intervenieert, is leuker en efficienter. Duitsers zien dat toch anders.’